nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 22 september 2000
Hierbij bied ik u de evaluatie van Twinning aan die door de bureaus's
Booz Allen & Hamilton en KPMG Nolan Norton is uitgevoerd.1 Met deze brief informeer ik tevens over de conclusies die ik daaruit
heb getrokken.
Twinning is eind 1998 als private onderneming opgericht om de dynamiek
in de ICT starters markt een impuls te geven en het aantal kwalitatief hoogwaardige
ICT starters in Nederland te vergroten. Twinning kent een marktconforme opzet
en omvat twee fondsen voor ondersteuning van start-ups in respectievelijk
de start- en de groeifase, een netwerk van coaches om de starters te begeleiden
en Twinning centra voor huisvesting en faciliteiten. Daarbij is gekozen voor
een tijdelijke aanjaagfunctie, die initieel was voorzien voor een periode
van 8–10 jaar.
De ontwikkelingen in de markt zijn sinds 1998 zeer snel gegaan wat voor
mij aanleiding vormde om Twinning een jaar eerder dan gepland te evalueren.
De evaluatie bestond uit twee onderdelen, een strategisch onderzoek naar de
beleidsdoelstellingen van Twinning en een algemene interne, operationele evaluatie.
Booz Allen & Hamilton heeft in de strategische studie onderzocht in
hoeverre de beleidsdoelstellingen van Twinning zijn gerealiseerd. Tevens is
onderzocht op welke wijze de overheid in het licht van de marktontwikkelingen
en de mate van realisatie van de beleidsdoelstellingen met haar belang in
Twinning om kan gaan.
De belangrijkste conclusies van Booz Allen zijn:
– sinds 1997 heeft de ICT-starters markt in Nederland zich snel
ontwikkeld, wat blijkt uit de sterke toename in aantallen starters en in beschikbaar
risicokapitaal.
– Twinning heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Twinning
heeft een sterk kwaliteitsimago, een vooraanstaande positie in de markt en
heeft daarmee een sleutelfunctie vervuld in het aanjagen van de ICT-startersmarkt.
– In de markt komen sinds kort steeds meer incubators op met min
of meer vergelijkbare businessmodellen
– Twinning moet thans concurreren met deze partijen, waarbij het
feit dat de overheid de enige aandeelhouder is soms belemmerend kan werken.
– De kwaliteit van de ICT start-ups in Nederland voldoet nog niet
aan de verwachtingen en het ontbreekt aan effectieve innovatieclusters. Twinning
doet het in dit segment weliswaar beter dan anderen, maar het totaalbeeld
is niet voldoende.
Booz Allen adviseert vervolgens twee mogelijke toekomstscenario's, waarin
de overheid geheel of gedeeltelijk terugtreedt.
1 Verkoop als «state of the art incubator», waarbij Twinning
in feite wordt verkocht zoals het nu is.
2 «Market-mover» scenario, waarin strategische investeerders
het aandeel van de overheid overnemen. Twinning gaat zich richten op innovatieclusters
en corporate venturing.
In het kader van de evaluatie is tevens een operationele audit bij Twinning
uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door KPMG Nolan Norton en was zowel
gericht op de operationele prestaties als op de interne bedrijfsvoering en
processen binnen Twinning.
KPMG constateert dat Twinning de operationele doelstellingen grosso modo
heeft gerealiseerd hoewel operationeel gezien niet alle aannames uit 1998
zijn uitgekomen. Zo is de dealflow minder groot dan aangenomen en zijn start-ups,
gedreven door de snelheid in de markt, vaak eerder door een eerste ronde financiering
heen. In het licht van de turbulente markt waarin Twinning opereert zijn dit
soort afwijkingen niet verbazingwekkend en zijn voortdurende aanpassingen
ook noodzakelijk.
In de interne audit constateert KPMG ook tekortkomingen. Deze zijn niet
ongebruikelijk bij jonge startende ondernemingen en zijn ook door de RvC en
het bestuur van Twinning zelf gesignaleerd. Hierop is door KPMG een aantal
aanbevelingen gedaan en is tevens bezien welke acties door de directie en
RvC in gang zijn gezet. KPMG zegt hierover dat deze acties naar verwachting
binnen redelijke termijn ook effect zullen hebben. Ik heb de RvC gevraagd
mij uiterlijk 1 november over de effectiviteit te informeren. Voorts heb ik
op voorstel van de RvC besloten de RvC uit te breiden naar 5 personen. Tevens
heb ik een nieuwe commissaris, de heer ir. C. M. Vermeulen, benoemd ter
opvolging van de teruggetreden heer dr. M. J. L. Jonkhart. Benoemingen
op de nieuwe plaatsen zullen later volgen.
Samenvattend concludeer ik dat Twinning inmiddels er de afgelopen periode
in is geslaagd een succesvolle bijdrage te leveren aan de ontstane marktdynamiek.
Daarmee is de belangrijkste doelstelling bereikt. De overheid heeft een belangrijk
vliegwiel in gang gezet en kan deze rol nu aan marktpartijen overlaten. Bovendien
zal een overheidsbelang in Twinning steeds meer spanning opleveren met de
doelstellingen van Twinning in het licht van de huidige marktverhoudingen.
Daarom is mijn conclusie dat de overheid Twinning eerder dan aanvankelijk
werd aangenomen dient te vervreemden. Ik wil dat doen op een wijze die recht
doet aan de strategische aanbevelingen van Booz Allen & Hamilton, de huidige
marktdynamiek en uiteraard de financiële belangen van de Staat als aandeelhouder.
Beide toekomstscenario's die BoozAllen schetst, acht ik aantrekkelijk.
De zogenaamde «market mover» vergt evenwel nog uitwerking waarmee
Twinning nu bezig is. Omdat lang uitstel van een keuze niet wenselijk is heb
ik Twinning gevraagd om over de haalbaarheid van deze variant binnen
afzienbare termijn duidelijkheid te geven. Op basis daarvan kunnen de voor-
en nadelen van de varianten worden afgewogen en is een definitieve keuze mogelijk.
Ik wil in ieder geval, dus onafhankelijk van het strategische scenario, streven
naar volledige vervreemding van Twinning voor eind 2001. Ik beraad me in overleg
met de Minister van Financiën op de wijze van vervreemding. De snelheid
die daarvoor nodig is wordt ingegeven door de snelle marktontwikkelingen en
de ruimte die Twinning nodig heeft om zijn succesvolle groei voort te zetten.
Ik verwacht u hierover nog dit jaar te kunnen informeren.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink