26 139
Wijziging van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 alsmede wijziging van de Algemene militaire pensioenwet in verband met de overgang naar een geheel uit vrijwilligers bestaande krijgsmacht

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

– In het wetsvoorstel, Artikel I, onderdeel B luidde het voorgestelde tweede lid van artikel 4:

«2. Onze Minister kan op aanvraag aan personeel vergunnen om in werkelijke dienst te komen of te blijven buiten de tijd, welke het in werkelijke dienst moet doorbrengen.»

Memorie van toelichting

– in de memorie van toelichting, artikelsgewijs, was onderdeel B als volgt geformuleerd:

«De redactie van artikel 4 is aangepast. Het derde lid en het vierde lid zijn komen te vervallen, omdat deze leden betrekking hadden op verplichtingen, die gezien moesten worden tegen de achtergrond van het deels uit dienstplichtig en reserve-personeel bestaan van de krijgsmacht. Nu de krijgsmacht geheel uit beroepspersoneel bestaat en onder normale vredesomstandigheden in beginsel geen reservepersoneel meer verplicht in werkelijke dienst is, bestaat aan deze bepalingen geen behoefte meer.»

– In de memorie van toelichting , artikelsgewijs, onderdeel D, ontbrak in de eénnalaatste volzin de zinsnede: «om operationele redenen» en luidde de laatste volzin: «Hiervan zal sprake kunnen zijn indien de militair om operationele redenen niet gemist kan worden».

Naar boven