26 135
Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking (Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking (Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

1 september 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de totstandkoming van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht het nodig maakt wettelijke regels op te stellen voor de verstrekking van subsidies door Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Buitenlandse Zaken of Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

b. Onze Ministers: Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking gezamenlijk.

Artikel 2

Onze Minister kan dan wel Onze Ministers kunnen subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het beleid ten aanzien van:

a. het bevorderen van de internationale rechtsorde;

b. het bevorderen van vrede en veiligheid;

c. het behartigen van politieke belangen in het buitenland;

d. het bevorderen van ontwikkelings- en transitieprocessen in andere landen;

e. het behartigen van sociale en culturele belangen in het buitenland;

f. het voorlichten op het terrein van het buitenlands beleid en het bevorderen van mondiale bewustwording in Nederland;

g. het bevorderen van onderzoek en advisering ter ondersteuning van het buitenlands beleid;

h. het lenigen van menselijke noden ten gevolge van crises en

i. het bevorderen van het welzijn van het personeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 3

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor die verstrekking vastgesteld.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voorts regels worden vastgesteld met betrekking tot:

a. de vaststelling van een subsidieplafond;

b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

c. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

d. de bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieverlening;

e. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

f. de verplichtingen voor de subsidieontvanger, waaronder de rapportage over toepassing van de subsidie;

g. de vaststelling van de subsidie;

h. de betaling van de subsidie en de eventuele verlening van voorschotten;

i. de rapportage over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidies in de praktijk en

j. overige onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering van deze wet.

Artikel 4

1. Deze wet is niet van toepassing op subsidies waarvan de verstrekking bij afzonderlijke wet is geregeld.

2. Deze wet en afdeling 3.3 tot en met 3.7 en de hoofdstukken 4, 5, 6, 7, 8 en 10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de verstrekking van financiële middelen aan natuurlijke personen en rechtspersonen buiten de Europese Unie door een Nederlandse vertegenwoordiging buiten de Europese Unie namens Onze Minister dan wel namens Onze Ministers.

Artikel 5

1. Een aanvraag voor een subsidie kan worden afgewezen en een beschikking inhoudende de verstrekking van een subsidie kan door Onze Minister dan wel Onze Ministers worden ingetrokken of gewijzigd voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn met volkenrechtelijke verplichtingen rustend op de staat.

2. Bij de intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

3. De artikelen 4:49, derde lid, en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de intrekking of wijziging, bedoeld in het eerste lid.

4. Onze Minister kan dan wel Onze Ministers kunnen in een beschikking tot subsidieverlening bepalen dat het instellen van bezwaar en beroep tegen een verleende subsidie schorsende werking heeft.

Artikel 6

1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister dan wel Onze Ministers aangewezen personen.

2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

4. De subsidieontvanger is aan een toezichthouder alle medewerking verschuldigd die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden conform artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 8

Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Naar boven