26 129
Alsnog toekennen van rechtskracht aan enkele planologische kernbeslissingen (Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen)

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 30 november 1998

Tijdens de behandeling van bovenvermeld wetsvoorstel op 26 november 1998 heeft mevrouw Van Dok-van Weele (PvdA) een vraag gesteld naar aanleiding van dit wetsvoorstel. Zij vroeg naar de rechtsgeldigheid van bestemmingsplannen en vergunningen in relatie tot dit wetsvoorstel.

Hierbij ontvangt u mijn antwoord op deze vraag.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Vraag: mw. Van Dok-van Weele (PvdA)

Kunt u de rechtsgeldigheid van bestemmingsplannen en vergunningen in relatie tot dit wetsvoorstel aangeven?

Antwoord

In de Nota naar aanleiding van het Verslag heb ik opgemerkt dat, hoewel de pkb's geen formele rechtskracht hebben, in algemene zin niet voor de rechtsgeldigheid van bestemmingsplannen gevreesd hoeft te worden. Niettemin heb ik in de Nota toch melding gemaakt van de mogelijke situatie dat, zolang de betreffende pkb's geen formele rechtskracht hebben, een belanghebbende zich bij de totstandkoming van een bestemmingsplan ingevolge een aanwijzing op basis van het Structuurschema Burgerluchtvaartterreinen zou kunnen beroepen op het gegeven dat de onderliggende aanwijzing niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Een concreet voorbeeld van een dergelijke situatie is mij overigens niet bekend.

Wanneer het wetsvoorstel in werking zal zijn getreden, zal het hiervoor geschetste risico zich niet kunnen voordoen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Naar boven