26 129
Alsnog toekennen van rechtskracht aan enkele planologische kernbeslissingen (Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot het alsnog toekennen van rechtskracht aan enkele planologische kernbeslissingen (Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

26 augustus 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de rechtskracht van diverse planologische kernbeslissingen is vervallen en dus ook de rechtsbasis voor bepaalde daaraan verbonden rechtsgevolgen, en dat het noodzakelijk is aan die planologische kernbeslissingen alsnog rechtskracht te verlenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1. De volgende planologische kernbeslissingen worden aangemerkt als geldend plan als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

a. het Structuurschema Burgerluchtvaartterreinen (kamerstukken I, 1987/88, 15 880, nr. 28), met uitzondering van de daarin opgenomen onderdelen die betrekking hebben op het luchtvaartterrein Schiphol;

b. het Structuurschema Militaire Terreinen:

1°. (kamerstukken II, 1985/86, 16 666, nrs. 34–35) met uitzondering van die onderdelen die in 1996 zijn herzien (kamerstukken II, 1995/96, 23 707, nr. 3);

2°. (kamerstukken II, 1985/86, 16 666, nrs. 34–35) voor zover het betrekking heeft op die onderdelen die in 1996 zijn herzien (kamerstukken II, 1995/96, 23 707, nr. 3);

3°. voor zover het in 1996 partieel is herzien (kamerstukken II, 1995/96, 23 707, nr. 3);

c. de Planologische Kernbeslissing Waddenzee (kamerstukken I, 1993/94, 22 605, nr. 114), zoals die luidt na de partiële herziening (kamerstukken I 1994/95 23 546, nrs. 11–12);

d. het Structuurschema Buisleidingen (kamerstukken II, 1984/85, 17 375, nrs. 37–38).

2. Artikel 24 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is met betrekking tot het in het eerste lid, onder c, bedoelde plan niet van toepassing.

Artikel 2

Een plan als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

a. onder a, geldt van 6 september 1993 tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het niet eerder wordt herzien of ingetrokken;

b. onder b, onder 1°, geldt van 1 maart 1991 tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het niet eerder wordt herzien of ingetrokken;

c. onder b, onder 2°, geldt van 1 maart 1991 tot 23 augustus 1996;

d. onder b, onder 3°, geldt tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het niet eerder wordt herzien of ingetrokken;

e. onder c, geldt van 9 december 1998 tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het niet eerder wordt herzien of ingetrokken;

f. onder d, geldt van 12 juli 1985 tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het niet eerder wordt herzien of ingetrokken.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven