nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 13 juli 1999
Naar aanleiding van recente publiciteit over een tweede fotorolletje
dat bij Defensie verdwenen zou zijn, hecht ik eraan de gang van zaken
rondom dit fotorolletje uiteen te zetten.
Tijdens de uitzending van Dutchbat-2, het bataljon dat in de periode juni
1994 – januari 1995 in de enclave-Srebrenica verbleef, deed zich in
december 1994 een schietincident voor tussen personen in de enclave. Hierbij
waren geen Nederlandse militairen betrokken. Een adjudant van Dutchbat-2 ,
die kennelijk in de buurt was en een fototoestel bij zich had, kreeg het verzoek
van de in de enclave aanwezige functionarissen van een civiele politie-organisatie
van de Verenigde Naties (CIVPOL) foto's te maken van de gevolgen van de schietpartij.
Wat er vervolgens met het fotorolletje gebeurd is, is onduidelijk.
Begin september 1998 is de toenmalige commandant van Dutchbat-2 gemeld
dat de desbetreffende adjudant met andere militairen van de Koninklijke landmacht
over de kwestie van dit fotorolletje had gesproken. De voormalig Dutchbat-commandant
besloot navraag bij betrokkenen te doen over de naar zijn zeggen hem onbekende
kwestie. Tijdens de navraag gaf de adjudant aan dit rolletje op verzoek te
hebben overhandigd aan een hogergeplaatste militair. Deze hogergeplaatste
militair ontkende evenwel dit fotorolletje in ontvangst te hebben genomen.
De Dutchbat-commandant besloot vervolgens zijn bevelhebber in te lichten over
deze onopgehelderde kwestie. Deze lichtte mij op zijn beurt in. Vanwege de
onduidelijke gang van zaken rond dit fotorolletje en de tegenstrijdige verklaringen
die daarover door de twee direct betrokkenen over waren afgelegd, heb ik opdracht
gegeven tot een onderzoek. Ik tastte immers evenals de leiding van de Landmacht
in het duister als het ging om het antwoord op de vraag of, en zo ja bij wie
het fotorolletje is ingeleverd en of het rolletje al dan niet bij de CIVPOL-functionarissen
uiteindelijk terecht is gekomen.
De toenmalige bevelhebber van de Koninklijke marechaussee heeft op 25
september 1998 over het door mij verordonneerde onderzoek contact opgenomen
met het arrondissement Arnhem van het Openbaar Ministerie (OM). Hij heeft
aan het OM de vraag voorgelegd of het onderzoek terzake strafrechtelijk dan
wel huishoudelijk van aard zou moeten zijn. Diezelfde dag nog liet het OM
weten besloten te hebben naar deze kwestie een strafrechtelijk onderzoek in
te stellen. Vervolgens is de Koninklijke marechaussee onmiddellijk in opdracht
van het OM aan het onderzoek begonnen.
Op 1 oktober 1998 is dit onderzoek gesloten en is het proces-verbaal aan
het OM te Arnhem aangeboden. Het OM vroeg op 1 april 1999 aan de Koninklijke
marechaussee een aanvullend onderzoek te doen; dit is op 6 juli 1999 afgesloten
en aangeboden aan het OM. Het is aan het OM nadere besluiten te nemen.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, was er toen deze kwestie aan mij gemeld
werd – begin september 1998 – onduidelijkheid over de feitelijke
gang van zaken rondom dit fotorolletje. Een aspect was wél duidelijk:
deze kwestie rond dit fotorolletje stond en staat geheel los van de val van
de enclave Srebrenica een half jaar later. Er was vanwege het ontbreken van
een koppeling met de val van de enclave en de nasleep ervan, mijns inziens
geen aanleiding deze kwestie te melden aan bijvoorbeeld de parlementaire werkgroep-Blaauw,
noch de door mij ingestelde commissie Van Kemenade. Er was bovendien destijds
geen betrouwbare informatie, gelet op de tegenstrijdige verklaringen, om U
separaat over deze kwestie in informeren. Ik kom ook nu, na nadere afweging,
tot de conclusie dat er in september 1998 alle aanleiding was eerst door een
gedegen onderzoek de ware toedracht van het gebeuren te achterhalen en vervolgens
terstond de Kamer op de hoogte te stellen van de vastgestelde feiten en het
eventuele vervolg. Vanzelfsprekend zal ik, zodra in justitiële zin conclusies
zijn getrokken, U onverwijld nader over deze kwestie informeren.
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave