nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 24 juni 1999
Naar aanleiding van de vragen van de afgevaardigde de heer Rosenmöller
(GroenLinks) tijdens de regeling van werkzaamheden op 23 juni jl., deel ik
u, mede namens de minister van Justitie, het volgende mee.
De heer Rosenmöller heeft gevraagd om volstrekte helderheid over
de vraag of de MID naar aanleiding van de debriefing Srebrenica een eigen
rapport heeft opgesteld. Ik kan u meedelen dat dit niet het geval is.
Wat het feitenrelaas betreft het volgende. Het feitenrelaas is geen rapport,
maar een intern werkdocument van het debriefingsteam, dat in 1995 is gebruikt
tijdens de debriefing Srebrenica. Om tot het debriefingsrapport te komen,
moesten immers grote aantallen, vaak uitvoerige vertrouwelijke verklaringen
worden samengevat. Het feitenrelaas, dat is gedepersonaliseerd en per thema
geordend, was een noodzakelijk hulpmiddel bij de opstelling van het debriefingsrapport.
Het is bewaard bij de vertrouwelijke verklaringen van de leden van Dutchbat.
Het debriefingsrapport, dat op 4 oktober 1995 is aangeboden aan de minister
van Defensie, maakt op blz. 7 melding van het feit dat «met behulp van
trefwoorden en coderingen alle verslagen in een algemeen relaas zijn opgetekend».
De twee onafhankelijke adviseurs, mr. J. de Ruiter en generaal b.d. G.L.J.
Huyser, hebben vastgesteld dat het debriefingsrapport een representatief beeld
geeft van wat is verklaard.
In augustus 1998 heb ik, zoals u weet, besloten tot een onafhankelijk
onderzoek naar de waarheidsvinding inzake Srebrenica, dat is verricht door
dr. J.A. van Kemenade. Tijdens diens onderzoek zijn de totstandkoming en de
functie van het feitenrelaas meermalen ter sprake gekomen (zie bijvoorbeeld
blz. 14, 31 en 32 van het rapport «Omtrent Srebrenica»). De heer
Van Kemenade kwam in zijn bevindingen tot de slotsom dat «in het algemeen
naar behoren is gestreefd naar een zo adequaat en volledig mogelijke verzameling
en verwerking van informatie». Vervolgens is het feitenrelaas ter beschikking
gesteld van het Openbaar Ministerie om te bezien of er aanleiding
was voor een strafrechtelijk onderzoek. Ook is het aangeboden aan het Niod.
Bij brief van 26 oktober 1998 heb ik een groot aantal door de heer Van
Kemenade geraadpleegde documenten aan de voorzitter van de parlementaire werkgroep-Srebrenica
aangeboden. Bij brief van 28 oktober 1998 heeft mijn collega van Justitie
documenten over Srebrenica aan de parlementaire werkgroep aangeboden. Niet
aangeboden aan de werkgroep-Srebrenica zijn de documenten die vallen onder
het thans lopende strafrechtelijke onderzoek bij het Openbaar Ministerie.
Eén van deze documenten is het feitenrelaas. In mijn brief van 13 augustus
1998 heb ik u al toegezegd dat alle relevante, op Srebrenica betrekking hebbende
documenten u worden aangeboden zodra het justitiële onderzoek is beëindigd.
Zodra het Openbaar Ministerie tot de conclusie is gekomen dat zulks met het
feitenrelaas het geval is, wordt het u terstond aangeboden en openbaar gemaakt.
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave