nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart alsmede, in verband daarmee,
het treffen van enkele overgangsmaatregelen.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Tavarnelle
27 juli 1998
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet stimulering
zeescheepvaart in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet stimulering zeescheepvaart wordt ingetrokken.
ARTIKEL II
Het bepaalde bij en krachtens de Wet stimulering zeescheepvaart blijft
van toepassing met betrekking tot:
a. de rechten en verplichtingen die samenhangen met structuurverklaringen
en correctieverklaringen, welke voor de intrekking van de Wet stimulering
zeescheepvaart zijn afgegeven op grond van die wet;
b. de aanvragen tot afgifte van een structuurverklaring welke voor de
intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart zijn ingediend op grond van
die wet, alsmede met betrekking tot de rechten en verplichtingen die samenhangen
met de eventuele op grond van deze aanvragen af te geven structuurverklaringen;
c. de afgifte van correctieverklaringen, af te geven naar aanleiding van
structuurverklaringen als bedoeld in de onderdelen a en b, en de met deze
correctieverklaringen samenhangende verplichtingen;
d. de instelling van beroep tegen een besluit op grond van de Wet stimulering
zeescheepvaart.
ARTIKEL III
Het bepaalde bij en krachtens artikel 26 van de Wet stimulering zeescheepvaart
blijft van toepassing ten behoeve van het toezicht op de naleving van de op
grond van artikel II van toepassing blijvende bepalingen, met dien verstande
dat de toezichthouders niet beschikken over de bevoegdheden, genoemd in de
artikelen 5:15 en 5:17 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Financiën,