26 090
Integratie van de Huurprijzenwet woonruimte en de Wet op de huurcommissies in een uitvoeringswet huurprijzen woonruimte onder gelijktijdige overheveling van een deel van de tekst van de Huurprijzenwet woonruimte naar de nieuwe titel 7.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)

nr. 11
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 april 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 12, eerste lid, wordt in de tweede volzin «commissie» vervangen door: huurcommissie.

II

In artikel 47 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister:

a. bepaalt aan welke voorwaarden een verzoek aan de huurcommissie dient te voldoen en welke gegevens daarbij dienen te worden verstrekt of overgelegd;

b. bepaalt in welke gevallen de voorzitter van de huurcommissie van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7, achtste lid, gebruik kan maken, en

c. stelt ter uitvoering van artikel 7:252, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek een formulier vast.

B

In het tweede lid vervallen de onderdelen a en b, en worden de onderdelen c tot en met e geletterd: a tot en met c.

Toelichting:

De nota van wijziging betreft een tweetal technische aanpassingen (onderdelen I en II, onder B), alsmede een inhoudelijke wijziging (onderdeel II, onder A).

De wijziging onder I beoogt een technisch betere aansluiting te verkrijgen bij artikel 1, eerste lid, van het wetsvoorstel.

De wijziging onder II, onder B, is, voor wat betreft het vervallen van onderdeel a, nog een gevolg van de (eerste) nota van wijziging op wetsvoorstel 26 089 (Vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek), stuk nr. 7. Met die nota van wijziging is artikel 7:252 van het Burgerlijk Wetboek aangepast, als gevolg waarvan artikel 47, tweede lid, onderdeel a, van het onderhavige wetsvoorstel overbodig is geworden. Het desbetreffende percentage is bij die nota van wijziging in het wetsvoorstel zelf vastgelegd (het inflatiepercentage) en wordt dus niet langer door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vastgesteld.

Uit de inbreng tijdens het wetgevingsoverleg op 26 maart 2001 is gebleken dat niet meer kan worden volstaan met een bevoegdheid van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer om een huurverhogingsformulier vast te stellen, maar dat een dergelijk formulier altijd dient te worden vastgesteld. De facultatieve delegatiebepaling is daarom gewijzigd in een imperatieve, hetgeen binnen artikel 47 een verplaatsing van het tweede lid, onderdeel b, naar het eerste lid, onderdeel c, betekent (artikel II, onderdeel A en onderdeel B, voorzover daarin onderdeel b vervalt).

De wijzigingen zijn afgestemd met de mede-ondertekenaar van het wetsvoorstel, de Minister van Justitie.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven