26 078
Bepalingen inzake redenominatie van schuldtitels in verband met de deelname door Nederland aan de Economische en Monetaire Unie (Wet schuldredenominatie)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 oktober 1998

1. Ronde-euromethode in Nederland

De leden van de VVD-fractie vroegen waarom het kabinet heeft gekozen voor de «ronde-euromethode». Doen de omstandigheden die aan de keuze ten grondslag liggen, zich niet ook voor in de meeste andere lidstaten? Zijn er lidstaten die niet de juiste systemen (om transacties in eurocenten te verwerken) hebben, maar die niettemin hebben gekozen voor de eurocent-methode? Kan worden ingeschat wat de (eenmalige) kosten zijn van de Nederlandse banken, emittenten of anderen als gevolg van de redenominatie van Nederlandse schuldtitels met afronding op ronde euro's? Hoe wegen de afrondingskosten op tegen de kosten van omzetting van systemen?

De keuze voor de «ronde-euromethode» is vooral ingegeven door technische beperkingen van handels- en afwikkelingssystemen. Het gaat hier met name om de mogelijkheid van verwerking van posities «achter de komma». In de meeste andere landen zijn systemen ingericht op decimaalposities. Voorzover bekend zullen alleen België en Spanje hun clearing- en settlementsystemen aanpassen en posities achter de komma introduceren. Overigens past deze inspanning in een groter kader, waarbij ook de betalingssystemen met het oog op de euro geschikt zullen worden gemaakt voor decimalen. In Nederland zijn betalingssystemen nu reeds ingericht op het gebruik van centen.

Het kabinet heeft het advies van de financiële sector gevolgd, juist ook omdat de voorgestelde methode voldoet aan eisen van eenvoud en efficiency. Het aanpassen van geautomatiseerde systemen alleen met het oog op redenominatie heeft – gelet op de schaarste van IT-personeel en op de overige voorbereidingen en inspanningen die de EMU vraagt in de sector zelf geen prioriteit. Daarbij moet bedacht worden dat het bij redenominatie gaat om een eenmalige operatie, hoe omvangrijk die op zichzelf ook is. Nieuwe schuld zal immers per 1 januari 1999 meteen in euro's worden uitgegeven.

De verwachting is ook dat handel (en afwikkeling) van transacties zich spoedig na 1 januari 1999 in veelvouden van gehele euro's zal afspelen, ook al zal in een aantal landen de eurocent-methode worden gehanteerd. Tenslotte wordt er nog op gewezen dat de beleggers op geen enkele wijze financieel worden benadeeld; zelfs zullen de meeste banken bij de omzetting van posities in de euro het resulterende euro-bedrag naar boven afronden en een deel aan de belegger schenken. Deze benadering kan ook worden gehanteerd ten aanzien van buitenlandse fondsen die in eerste instantie in eurocenten worden geredenomineerd. Zoals uiteengezet in de Memorie van Toelichting is deze schenkingsvariant kostenefficiënter dan de variant waarbij naar beneden wordt afgerond en het verschil met de belegger moet worden verrekend.

Hoewel dit niet goed te kwantificeren is, kan al met al worden aangenomen dat de ronde-euromethode in de Nederlandse situatie veel minder kostbaar is dan de eurocent-methode, terwijl overigens de verschillen tussen beide methodes niet substantieel zijn.

2. De omvang en reikwijdte van feitelijke redenominatie in 1999

De leden van de VVD-fractie vroegen, mede gelet op het verzoek van de AEX om uiterlijk per 1 juli 1998 voornemens voor redenominatie van een of meerdere fondsen bij de AEX te melden, hoe groot de behoefte aan redenominatie gebleken is.

Tot nu toe is de behoefte aan redenominatie van schuldtitels, althans in Nederland, zeer gering gebleken. Per 1 juli 1998 waren bij de AEX nog geen particuliere fondsen aangemeld voor redenominatie. Overigens is redenominatie mogelijk in de gehele overgangsperiode 1999–2002; de genoemde datum van 1 juli 1998 is alleen gekozen om een ordelijk verloop van redenominatieactiviteiten in het begin van 1999 te bevorderen.

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat redenominatie steeds een kosten-batenafweging vraagt. Met redenominatie van particuliere fondsen waarin veelal zogenoemde klassieke stukken zijn uitgegeven zijn immers kosten gemoeid. Steeds moet bezien worden of deze (soms hoge) kosten opwegen tegen het voorkómen van mogelijk liquiditeitsnadeel van de guldenslening in een euro-markt. Daarbij moet bedacht worden dat liquiditeit (verhandelbaarheid) bij veel particuliere leningen ook in de huidige (guldens)situatie geen grote rol speelt. Het gaat immers veelal om leningen die relatief klein van omvang zijn.

Daar komt bij dat emittenten nog andere mogelijkheden hebben om hun schuld voldoende liquide te houden of te maken. Zo kan uitstaande guldensschuld door de emittent worden ingekocht (tegen marktprijzen en met medewerking van de belegger) en kan de emittent tegelijkertijd in euro's luidende schuld uitgeven. De verwachting is dat emittenten deze en andere mogelijkheden nog bestuderen en derhalve, in elk geval vooralsnog, terughoudend zijn met redenominatie van eigen fondsen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven