26 077
Wijziging van de Wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie, Stb. 650) (uitstel verval artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 13 mei 1997 hebben wij aan beide Kamers een notitie over het beroep tegen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels bij de bestuursrechter aangeboden (kamerstukken II 1996/97, 25 383, nr. 1). In deze notitie wordt aan de beide Kamers het voornemen van de regering kenbaar gemaakt om artikel 8:2 Awb op een later tijdstip te laten vervallen. Dit wetsvoorstel strekt tot uitvoering van dat voornemen.

In artikel 8:2 Awb is beroep tegen besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften (avv's) en beleidsregels, uitgesloten.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Kamerstukken 22 495) is op 22 juni 1993 met ruime meerderheid het amendement-Jurgens/Biesheuvel aanvaard (kamerstukken II 22 495, nr. 19). Als gevolg van dit amendement is in onderdeel 6 van het wetsvoorstel een artikel IVA ingevoegd. Ingevolge dat artikel zal vijf jaar na de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) artikel 8:2 vervallen. Dit zou betekenen dat met ingang van 1 januari 1999 wel beroep mogelijk zou zijn tegen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels. De termijn van vijf jaar was bedoeld om bestuur en rechter niet op hetzelfde moment met vele wijzigingen te confronteren, maar pas nadat enige tijd ervaring met de Awb zou zijn opgedaan.

In mei en juli 1996 heeft het lid van de Eerste Kamer, de heer Jurgens, vragen gesteld over eventuele ongewenste neveneffecten van het invoeren van dit beroep en heeft hij gevraagd of er onderzoek door de regering werd verricht naar die neveneffecten (Aanhangsel I 1995/96, nrs. 32 en 34). Mede in deze vragen zagen wij aanleiding om bovenvermelde notitie over het beroep tegen avv's en beleidsregels bij de bestuursrechter aan beide Kamers der Staten-Generaal te zenden met het voorstel tot uitstel van de inwerkingtreding. Belangrijke reden voor dit uitstel is gelegen in het feit dat rechter en bestuur zich voor wat betreft de toepassing van de Awb nog in een gewenningsfase bevinden. Meer ervaring met de Awb alvorens het beroep tegen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels wordt ingevoerd is van belang. Een andere reden is gelegen in het feit dat inwerkingtreding van deze beroepsmogelijkheid enige procesrechtelijke voorzieningen vergt waarover met rechter en bestuur van gedachten moet worden gewisseld. Tenslotte is overwogen dat de discussie over juridisering in het openbaar bestuur een belangrijk signaal is, waarmee rekening moet worden gehouden alvorens het beroep tegen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels reeds met ingang van 1 januari 1999 wordt ingevoerd. Volstaan wordt met te verwijzen naar de genoemde notitie die uitgebreid ingaat op de gevolgen van inwerkingtreding van het beroep tegen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels.

Overigens heeft de vaste commissie voor Justitie in de Tweede Kamer een eventueel overleg over deze notitie aangehouden ten einde daarbij ook de evaluatie van de Awb te kunnen betrekken. Het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de Awb is in december 1997 aan de Tweede Kamer aangeboden (kamerstukken II .......).

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven