nr. 347a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 mei
1998 en het nader rapport d.d. 28 mei 1998, aangeboden aan de Koningin door
de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 8 april 1998, no. 98.001828, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
de Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie
van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel, met bijlage; Florence,
21 juni 1996 (Trb. 1996, 291), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 april 1998,
nr. 98.001828, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 11 mei 1998, nr. W02.98.0130, bied ik U hierbij aan.
1. Ingevolge artikel 40 van de op 21 juni 1996 te Florence totstandgekomen
Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van
politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel, met bijlage; Florence,
21 juni 1996 (Trb.1996, 291) kunnen de Partijen deze overeenkomst met wederzijdse
instemming uitbreiden teneinde overeenkomstig hun respectievelijke wetgevingen
zijn toepassingsgebieden te verdiepen en aan te vullen door het sluiten van
akkoorden met betrekking tot specifieke sectoren of activiteiten, rekening
houdend met de bij de uitvoering ervan opgedane ervaring. In de toelichting
op dit artikel wordt gesteld dat het verdrag voorziet in de mogelijkheid om
de samenwerking naar nieuwe terreinen uit te breiden, zonder dat hiervoor
een verdragswijziging nodig is. Naar het oordeel van de Raad van State laat
artikel 40 van het verdrag onverlet dat «akkoorden» die de samenwerking
naar nieuwe terreinen uitbreiden – voorzover deze terreinen niet tot
de exclusieve competentie van de Europese Unie behoren – op de gebruikelijke
wijze aan de Staten-Generaal ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. De
toelichting dient in deze zin te worden genuanceerd.
1. Naar aanleiding van 's Raads advies is de toelichtende nota met een
passage uitgebreid.
2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het
advies behorende bijlage.
2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven, met
uitzondering van de laatste kanttekening, aangezien de bepaling voor zichzelf
spreekt en derhalve geen toelichting behoeft.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Overeenkomst
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te
leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 mei 1998, no. W02.98.0130,
met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.
Toelichtende nota
– Aanwijzing 93 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) nauwgezet
in acht nemen.
– Aanwijzing 340a Ar nauwgezet in acht nemen.
– Gelet op aanwijzing 60 Ar de afkortingen EU, EG en ALA bij het
eerste gebruik verklaren.
– In het opschrift het verdrag aanhalen overeenkomstig aanwijzing
88, eerste lid, Ar.
– In de inleidende paragraaf ook het verschil aangeven tussen de
interregionale kaderovereenkomsten en de partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden.
– In de inleidende paragraaf duidelijk maken of met «Raadsbesluit»
een besluit van de Raad van de Europese Unie of van de Gezamenlijke Raad,
bedoeld in artikel 33 van het verdrag, wordt bedoeld.
– Gelet op aanwijzing 88, tweede lid, Ar in de inleidende paragraaf
de aanduiding «EG-verdrag» vervangen door: Verdrag tot oprichting
van de Europese Gemeenschap.
– In de toelichting op artikel 2 het meest-begunstigde-land-beginsel
toelichten, nu dit beginsel niet in het artikel wordt genoemd.
– Een toelichting opnemen op artikel 8.