26 064
Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel; Florence, 21 juni 1996

nr. 347a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 mei 1998 en het nader rapport d.d. 28 mei 1998, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 8 april 1998, no. 98.001828, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel, met bijlage; Florence, 21 juni 1996 (Trb. 1996, 291), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 april 1998, nr. 98.001828, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 mei 1998, nr. W02.98.0130, bied ik U hierbij aan.

1. Ingevolge artikel 40 van de op 21 juni 1996 te Florence totstandgekomen Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel, met bijlage; Florence, 21 juni 1996 (Trb.1996, 291) kunnen de Partijen deze overeenkomst met wederzijdse instemming uitbreiden teneinde overeenkomstig hun respectievelijke wetgevingen zijn toepassingsgebieden te verdiepen en aan te vullen door het sluiten van akkoorden met betrekking tot specifieke sectoren of activiteiten, rekening houdend met de bij de uitvoering ervan opgedane ervaring. In de toelichting op dit artikel wordt gesteld dat het verdrag voorziet in de mogelijkheid om de samenwerking naar nieuwe terreinen uit te breiden, zonder dat hiervoor een verdragswijziging nodig is. Naar het oordeel van de Raad van State laat artikel 40 van het verdrag onverlet dat «akkoorden» die de samenwerking naar nieuwe terreinen uitbreiden – voorzover deze terreinen niet tot de exclusieve competentie van de Europese Unie behoren – op de gebruikelijke wijze aan de Staten-Generaal ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. De toelichting dient in deze zin te worden genuanceerd.

1. Naar aanleiding van 's Raads advies is de toelichtende nota met een passage uitgebreid.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven, met uitzondering van de laatste kanttekening, aangezien de bepaling voor zichzelf spreekt en derhalve geen toelichting behoeft.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Overeenkomst wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 mei 1998, no. W02.98.0130, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Toelichtende nota

– Aanwijzing 93 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) nauwgezet in acht nemen.

– Aanwijzing 340a Ar nauwgezet in acht nemen.

– Gelet op aanwijzing 60 Ar de afkortingen EU, EG en ALA bij het eerste gebruik verklaren.

– In het opschrift het verdrag aanhalen overeenkomstig aanwijzing 88, eerste lid, Ar.

– In de inleidende paragraaf ook het verschil aangeven tussen de interregionale kaderovereenkomsten en de partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden.

– In de inleidende paragraaf duidelijk maken of met «Raadsbesluit» een besluit van de Raad van de Europese Unie of van de Gezamenlijke Raad, bedoeld in artikel 33 van het verdrag, wordt bedoeld.

– Gelet op aanwijzing 88, tweede lid, Ar in de inleidende paragraaf de aanduiding «EG-verdrag» vervangen door: Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

– In de toelichting op artikel 2 het meest-begunstigde-land-beginsel toelichten, nu dit beginsel niet in het artikel wordt genoemd.

– Een toelichting opnemen op artikel 8.

Naar boven