26 049
Indonesië

nr. 18
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 september 1999

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 7 september 1999 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken over de situatie in Oost-Timor.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hillen (CDA) vond de situatie in Indonesië niet alleen zorgelijk vanwege de onlusten op Oost-Timor, Ambon en Atjeh, maar ook vanwege de onduidelijkheid in de machtsverhoudingen. De onderhandelaars weten daardoor niet met wie zij zaken moeten doen. Daarnaast bestaan er ook verschillen in opvatting over de te nemen maatregelen. Die verschillen zijn er zelfs binnen het Indonesische leger.

Nederland verkeert in een bijzondere positie, aangezien het het voorzitterschap van de Veiligheidsraad bekleedt. Bij het aanvaarden van dat voorzitterschap heeft Nederland zich ambitieus opgesteld. Evenwel blijkt nu het erop aankomt sprake van machteloosheid. De woordvoeder van de minister noemt mensen die hierop kritiek hebben leunstoeldeskundigen en spreekt verder van zeepbellendiplomatie. Het is duidelijk dat Nederland alleen niet orde op zaken kan stellen, maar het zou wel het voortouw moeten nemen. Landen in de regio lijken dat nu te doen. Australië heeft zich bijvoorbeeld bereid verklaard troepen te sturen. Daarmee oefent het druk uit op Indonesië en lijkt het zich te bekommeren om het lot van Oost-Timor. Wordt het niet tijd dat Nederland zich in het vervolg krachtiger opstelt en meer druk uitoefent?

De heer Koenders (PvdA) stipuleerde dat de zorgelijke ontwikkelingen op Oost-Timor naar het zich laat aanzien het gevolg zijn van een geplande actie van paramilitaire eenheden die door een deel van het Indonesische leger, in het bijzonder door de Rode baretten, worden gesteund. Met die geplande actie wordt getracht de uitslag van het referendum te saboteren. Niet duidelijk is of Nederland onderkent dat de huidige terreur georganiseerd is.

Indonesië heeft de internationale gemeenschap beloofd de uitslag van het referendum te zullen respecteren. Nu pro-Indonesische milities op Oost-Timor hun gang kunnen gaan, is in feite sprake van contractbreuk.

Daarmee zijn de ongeregeldheden op Oost-Timor een internationale aangelegenheid geworden. Gelet op het feit dat Nederland voorzitter is van de Veiligheidsraad, rust op Nederland de plicht zich krachtig op te stellen bij de poging de breuk in de internationale rechtsorde te herstellen.

Achteraf is het onbegrijpelijk dat de Veiligheidsraad geen voorbereidingen heeft getroffen voor de periode na het referendum. Immers, het was te voorzien dat de uitslag ervan tot ongeregeldheden zou leiden. Daarvoor is gewaarschuwd door onder anderen minister Guterres met de woorden dat bij de keus voor onafhankelijkheid Dili zou veranderen in een zee van geweld. Is het postreferendumscenario überhaupt in de Veiligheidsraad aan de orde geweest?

De oplossing van het conflict wordt bemoeilijkt door verdeeldheid in het Indonesische leger, verdeeldheid in het regime en door de verzwakking van de positie van president Habibie. Daarom is niet duidelijk welk drukmiddel effect heeft, maar men zou in ieder geval de generaals erop kunnen wijzen dat zij moeilijkheden zullen ondervinden in hun contacten met het Westen als zij medewerking verlenen aan misdaden op Oost-Timor. Misschien zijn er andere vormen van druk mogelijk die niet direct isolatie van Indonesië betekenen. Gedacht kan worden aan het niet herfinancieren van leningen van het IMF en de Wereldbank. Met welke boodschap gaat de VN-missie naar Jakarta? Wordt overwogen UNAMET in de overgangsperiode een rol te laten spelen? Onderkent Nederland het huidige gebrek aan urgentie, gelet op de situatie op Oost-Timor?

De heer Van Middelkoop (GPV) wees erop dat de regering in Jakarta het bewust kan doen voorkomen dat zij door het bestaan van een machtsvacuüm niet adequaat kan optreden. Er mag evenwel op geen enkele manier aan getwijfeld worden dat de Indonesische regering volledig verantwoordelijk is voor het handhaven van de orde op Oost-Timor. Op die verantwoordelijkheid moet zij ook aangesproken worden.

De beelden van de situatie op Oost-Timor doen sterk denken aan die welke destijds uit Kosovo en Rwanda kwamen. Gevreesd moet worden dat ook op Oost-Timor ernstige misdrijven tegen de menselijkheid worden gepleegd. In de media is zelfs melding gemaakt van de uitvoering van een plan dat is opgesteld voor het geval het referendum tot onafhankelijkheid van Oost-Timor zou leiden. Ook de manier waarop de terreurdaden worden begaan, doet denken aan die in andere landen: aan het leger gelieerde milities oefenen terreur uit, zodat het leger zelf niet hoeft op te treden. Zijn er bewijzen dat nu een plan wordt uitgevoerd dat voor het houden van het referendum is opgesteld? Aangezien thans weer sprake lijkt te zijn van misdrijven tegen de menselijkheid, moet de gedachte aan het houden van een internationaal tribunaal levend blijven. Daarmee kunnen verantwoordelijken onder druk worden gezet, ook al is het dagvaarden van leiders nog niet aan de orde. Met welke opdracht vertrekt de missie van de Veiligheidsraad naar Jakarta? Hoe is die missie samengesteld? Levert Nederland een inbreng?

De heer Van Middelkoop wees voorts op de aparte positie van Oost-Timor. Sinds de jaren zeventig wordt dat land door Indonesië bezet. Het referendum was dan ook in feite overbodig. Nu Indonesië meldt dat het referendum toch nog door het volkscongres moet worden bekrachtigd, zijn vragen te stellen over de volkenrechtelijke juistheid daarvan. Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat bij de overdracht van de archipel door Nederland aan Indonesië, Oost-Timor geen deel uitmaakte van het rijk dat werd overgedragen.

Op de internationale gemeenschap rust dan ook een bijzondere verantwoordelijkheid, vooral omdat het referendum met medewerking van de VN tot stand is gekomen. Toch is de Veiligheidsraad verdeeld over het zenden van troepen. Welke argumenten voeren de landen aan die wel een vredesmacht willen sturen? Steunt Nederland het zenden van een vredesmacht? Kan Nederland zijn medewerking aan schuldsanering wel blijven leveren zolang de bevolking van Oost-Timor niet geholpen wordt?

De heer Hessing (VVD) sloot zich aan bij de opmerkingen van andere woordvoerders over de zorgelijkheid van de situatie op Oost-Timor. De regering van Indonesië toont zich ernstig nalatig en is kennelijk niet in staat de veiligheid van haar burgers te garanderen en de openbare orde te handhaven. Terecht kiest Nederland voor het uitoefenen van druk op de Indonesische regering, ook via de EU en de Veiligheidsraad.

Buitengewoon zorgwekkend is dat de veiligheid van de leden van UNAMET en van internationale waarnemers niet kan worden gegarandeerd. In aanmerking moet worden genomen dat het waarborgen van de veiligheid van internationale waarnemers en onderhandelaars verplicht is. Door haar verplichtingen op dit punt niet na te komen, zou Indonesië feitelijk niet meer een volwaardig lid zijn van de internationale gemeenschap. Een harde resolutie op dit punt zou nodig zijn, mede gelet op de 5-meiafspraken.

Ook de heer Hessing wees ook op de bijzondere verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Zij hebben 23 jaar gedoogd dat Oost-Timor onwettig werd bezet. Vervolgens hebben zij het houden van een referendum georganiseerd en de bevolking opgeroepen om te gaan stemmen. Zo nodig moet nu een VN-vredesmacht ingezet wordt om die bevolking te beschermen. Op welke manier denkt Nederland de druk op Indonesië te kunnen maximaliseren? Welk standpunt heeft de Europese Unie ingenomen?

Ten slotte vroeg de heer Hessing het dreigen met een oorlogstribunaal niet op voorhand uit te sluiten in het geval hoge officieren direct of indirect betrokken blijken te zijn bij moordpartijen.

De heer Hoekema (D66) wees erop dat de VN wellicht onvoldoende rekening heeft gehouden met het ontstaan van een onrustige periode na de uitslag van het referendum. Toen duidelijk werd dat Indonesië het referendum niet adequaat zou implementeren, had de VN alerter op de ontwikkelingen kunnen inspelen. Op die organisatie rust namelijk de plicht het contract dat onder haar verantwoordelijkheid in feite met de bevolking van Oost-Timor is gesloten, na te komen. Portugal, Indonesië en met name de VN zijn immers politiek en moreel verantwoordelijk voor het houden van het referendum. Het is dan ook jammer dat de uitlatingen van de permanente vertegenwoordiger van Nederland in de Veiligheidsraad jegens de pers op moedeloosheid wijzen. Sprak de heer Van Walsum op persoonlijke titel?

Thans moet zo snel mogelijk een besluit genomen worden over het zenden van een vredesmacht naar Oost-Timor. In dat licht is het zenden van een VN-missie naar Jakarta belangrijk. Zij kan proberen van Indonesië de benodigde toestemming voor het zenden van die vredesmacht te krijgen en daartoe druk uit te oefenen. Evenwel is niet duidelijk met welk mandaat de missie naar Jakarta vertrekt. Dat is vooral jammer, daar tegenwerking mogelijk is, zeker nu sprake lijkt te zijn van orkestratie en organisatie door Indonesië van het geweld. Wat zijn de plannen van de secretaris-generaal van de VN? Wil hij, gelet op eerdere uitlatingen, UNAMET militair versterken? Gaat de minister ook naar Dili?

Een oplossing van de situatie moet gezocht worden in dialoog, druk en overtuiging. Indonesië moet beseffen dat zijn reputatie op het spel staat als het voortgaat met het frustreren van het referendum en dat hem zware sancties kunnen treffen als het land niet meewerkt.

De heer Marijnissen (SP) vond dat de VN een compliment verdienen voor de wijze waarop het referendum is georganiseerd. Dat referendum gaf de Oost-Timorezen na 23 jaar bezetting hoop op onafhankelijkheid. Zij besloten daarom om ondanks alle intimidaties naar de stembus te gaan. De overgrote meerderheid koos voor afscheiding, maar de pro-Indonesische milities besloten de prijs voor de keuze van de Oost-Timorezen zeer hoog te maken. Voor de druk die daardoor ontstaat, mag de internationale gemeenschap niet bezwijken. Zij mag niet opnieuw gedogen dat Oost-Timor wordt beschouwd als een provincie van Indonesië.

De schuld voor deze situatie ligt bij de Indonesische regering. Het contract voorzag immers in ordehandhaving door de regering in Jakarta. Daarom moeten de leiders, waaronder Habibie en Wiranto, verantwoordelijk worden gehouden voor de ongeregeldheden die nu ontstaan. Ten onrechte wordt het excuus van het bestaan van een machtsvacuüm aangevoerd.

Aangezien het contract dat met het houden van het referendum werd gesloten ook met medewerking van de VN tot stand is gekomen rust er ook op die organisatie een verantwoordelijkheid. Nu blijkt dat zij ten onrechte vertrouwen in de regering-Habibie heeft gehad, past haar het nemen van sancties. Zij zou op haar beurt voor Indonesië de prijs voor het toestaan van geweld zeer hoog kunnen maken.

Nederland kan in dit verband ook maatregelen nemen. De Nederlandse regering kan minister Alatas en de Indonesische ambassadeur in Nederland wijzen op de verplichtingen van Indonesië, zij kan de, weliswaar verkapte, ontwikkelingshulp opschorten, pleiten voor stopzetting van de multilaterale hulp aan Indonesië via de EU, het IMF, de Aziatische ontwikkelingsbank, de Wereldbank en VN-instellingen. Verder dient in dit verband gedacht te worden aan de handelsmissie van minister Jorritsma. Van het afreizen van die missie kan geen sprake zijn zolang de situatie op Oost-Timor niet is genormaliseerd. Voorts valt te denken aan het opschorten van de wapenhandel met Indonesië en aan internationale economische sancties.

Mevrouw Vos (GroenLinks) vond dat de brief van de minister een te rooskleurig beeld schetst van de situatie op Oost-Timor. Er worden honderden mensen vermoord en tienduizenden worden gedeporteerd, onder andere naar West-Timor. In de brief wordt echter nergens het woord «deportaties» gebruikt.

Duidelijk is dat de huidige acties zijn gepland en het is onbegrijpelijk dat de Veiligheidsraad met het ontstaan van deze acties niet heeft rekeninggehouden. Het zogenaamde plan B moet bij de regering van Indonesië en bij de Veiligheidsraad bekend zijn geweest. Wist de Nederlandse regering van het bestaan van plan B? Is het wel juist te spreken van anarchie als de huidige acties waren gepland? En is het niet naïef te denken dat de regering in Jakarta de orde zal herstellen gelet op wat er in de afgelopen dagen is gebeurd?

Het optreden van de regering-Habibie, waarvan de positie overigens niet duidelijk is schiet te kort. Kon Wiranto bij zijn bezoek aan Oost-Timor niet verder komen dan het vliegveld of wilde hij niet verder komen? Ook het optreden van de VN, inclusief dat van de heer Van Walsum, schiet te kort. Het ontbreekt deze instelling aan daadkracht. Inmiddels is duidelijk dat een internationale vredesmacht nodig is alsmede een scherpe resolutie van de VN met een veroordeling van de houding van de Indonesische regering. Die resolutie zou tevens de basis kunnen vormen voor het zenden van een vredesmacht. Daarvoor dient ook Nederland zich krachtig uit te spreken.

De VN-missie zal de regering-Habibie ondubbelzinnig moeten duidelijk maken wat het standpunt van de internationale gemeenschap is: onmiddellijk stoppen met het geweld en een internationale vredesmacht toelaten. Daarbij zal moeten worden aangegeven dat het niet toelaten van een vredesmacht gevolgd zal worden door sancties. Die sancties kunnen bestaan uit het niet meer verstrekken van leningen via het IMF en de Wereldbank. Welk mandaat heeft de VN-missie? Wat zal men doen als de VN-missie van de Indonesische regering geen toestemming krijgt voor het zenden van een vredesmacht?

Is het mogelijk de buitenlandse tegoeden van familie Soeharto te bevriezen? Zijn hierover met banken afspraken gemaakt? Kan Nederland met zijn fiscaal beleid druk uitoefenen? Is de regering bereid het bezoek van minister Jorritsma aan Indonesië af te gelasten? Is zij ook niet van mening dat onder de huidige omstandigheden een dergelijk bezoek ongepast zou zijn? Nederland zou ook de wapenleveranties aan Indonesië moeten stoppen. Zal de generaals in Indonesië duidelijk gemaakt worden dat in de toekomst een internationaal strafhof hen kan veroordelen voor misdaden tegen de menselijkheid?

Het antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken wees erop dat de Indonesische regering het referendum mogelijk heeft gemaakt en dat dat referendum zelf goed is verlopen. Daarvoor mag de Indonesische regering geprezen worden. De uitslag van het referendum is de uiting van een rechtvaardige strijd. Nu het op implementatie aankomt, zal de Nederlandse regering voortdurend aangeven dat de Indonesische regering deze implementatie goed dient te laten verlopen. De daadkracht van de Indonesische regering wordt echter verminderd door een gezagscrisis. Daarom is de Nederlandse regering ook niet gerust op een goede afloop, maar zij heeft wel hoop.

Dat het Nederlandse voorzitterschap zich niet passief opstelt, moge blijken uit de inspanningen van de permanente vertegenwoordiger bij de VN, de heer Van Walsum. Hij heeft ervoor gezorgd dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties er bij de Indonesische regering in heldere bewoordingen op heeft aangedrongen dat Indonesië de orde op Oost-Timor dient te herstellen. De Indonesische regering heeft dan ook de noodtoestand afgekondigd en troepen naar Oost-Timor gestuurd.

Ook de VN-missie is het resultaat van de inspanningen van de Nederlandse vertegenwoordiger bij de Veiligheidsraad. Hij heeft in de afgelopen maanden bij veel gelegenheden geïntervenieerd. Op 24 augustus heeft hij al aandacht gevraagd voor de problemen die zich voor zouden kunnen doen na afloop van het referendum. Op dat moment was hij de enige in de Veiligheidsraad die daarvoor oog had. Op 1 september is op verzoek van het Nederlandse voorzitterschap de Veiligheidsraad in spoedzitting bijeengekomen. Dat gebeurde naar aanleiding van de gewelddadigheden op Oost-Timor. Op dat moment was in de Veiligheidsraad geen overeenstemming te bereiken over het sturen van een vredesmacht.

Op 2 september heeft de Nederlandse vertegenwoordiger met de Indonesische permanente vertegenwoordiger gesproken. Bij die gelegenheid heeft de heer Van Walsum de Indonesische vertegenwoordiger gewezen op de verantwoordelijkheden van de Indonesische regering en gezegd dat haar prestige op het spel stond. Daarvan is in de Veiligheidsraad verslag gedaan.

Op 3 september heeft Nederland na het bekend worden van de uitslag van het referendum de Veiligheidsraad in een spoedzitting bijeen geroepen. Dat heeft geleid tot een presidentiële verklaring waarbij is gezegd dat men het succesvol verlopen referendum verwelkomde, maar dat er grote zorg was vanwege de escalatie van het geweld.

Omstreeks die tijd was de Nederlandse vertegenwoordiger zeer actief in zijn pogingen om de gedachte van een VR-missie bij de andere leden van de Veiligheidsraad te promoten. Evenwel was tot de spoedzitting op zondag 5 september geen van de leden bereid om een VR-missie naar Jakarta te zenden. Het voorgaande geeft aan dat de heer Van Walsum in zijn pogingen zeer vasthoudend is geweest. Op 5 september is na aanhoudend geweld en na het vele voorwerk door de heer Van Walsum besloten een VR-missie naar Jakarta te sturen.

De missie naar Jakarta heeft tot doel met de Indonesische regering te overleggen over toestemming voor het sturen van een VN-troepenmacht. Het voorzitterschap van de missie wordt bekleed door Namibië. Verder maken daarvan deel uit vertegenwoordigers van Maleisië, Slovenië, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Gelet op het bestaan van de gezagscrisis in Jakarta doet de vraag zich voor of de legereenheden thans de bevelen van president Habibie zullen uitvoeren. Minister Alatas heeft verklaard dat dit het geval zal zijn. De Indonesische regering lijkt in te zien dat ook zij verantwoordelijkheid dient te nemen voor de uitvoering van het 5-meiakkoord. Toch is de internationale gemeenschap niet gerust en zij dringt daarom aan op het spoedig stationeren van een internationale troepenmacht op Oost-Timor. Die troepenmacht moet actief kunnen opereren en kunnen reageren op aanvallen. Het zal hierbij dus om gewapende militairen moeten gaan. De toestemming van Indonesië is essentieel om dat anders sprake zou zijn van aantasting van de soevereiniteit van Indonesië. Ook de landen die hebben gezegd troepen naar Oost-Timor te willen sturen zullen dat alleen doen met het mandaat van de Veiligheidsraad. Dat mandaat zal evenwel pas gegeven worden als Jakarta met de stationering van troepen instemt.

Ondanks de inspanningen van de VN zou evenwel toch de stationering van een VN-troepenmacht kunnen worden afgewezen. In de fase die vervolgens optreedt, kunnen geen maatregelen uitgesloten worden. Voortdurend zal men zoeken naar het juiste drukmiddel op de juiste tijd. In dit verband moet in aanmerking worden genomen dat de Wereldbank de middelen die voor Indonesië waren geoormerkt niet heeft uitbetaald vanwege corruptie. Daarmee wordt het drukmiddel van het niet-uitbetalen van leningen tenietgedaan.

Voorzover bekend worden de acties van de milities op Oost-Timor niet door de regering in Jakarta gepland. Niet uitgesloten is dat bij de lokale militairen en bij het civiele bestuur op Oost-Timor plannen hebben bestaan. Gelet op het feit dat de huidige acties niet door Jakarta gepland zijn, zou de regering-Habibie ook geen volkerenmoord kunnen worden verweten. Een rechtstreekse lijn van verantwoordelijken naar de plegers van de misdaden moet er bestaan wil sprake kunnen zijn van een arrestatie of beschuldiging.

De minister wees er ten slotte op dat de zorgelijke situatie op Oost-Timor ertoe heeft geleid dat de buitenlandse waarnemers in staat worden gesteld het land te verlaten. Thans zijn op Oost-Timor nog drie Nederlandse journalisten. Het aantal ontheemden, dat volgens de schatting van de UNHCR voor het referendum 40 000 bedroeg, neemt sterk toe, terwijl hulpverleners nog niet worden toegelaten. Voor een antwoord op de vragen over de kapitaaltegoeden van de familie Soeharto verwees de minister naar zijn collega van Financiën.

Nadere gedachtewisseling

De heer Hillen (CDA) vond het antwoord van de minister verre van geruststellend. Aangezien het stationeren van een internationale vredesmacht afhankelijk is van de toestemming van de Indonesische regering, is het zeer de vraag of die macht ooit op Oost-Timor gestationeerd kan worden. Tegelijk moet geconstateerd worden dat de regering-Habibie zelf niet bij machte is om in voldoende mate in te grijpen. Bovendien is, gelet op de onduidelijke machtsverhoudingen, niet zeker of de toestemming van de regering-Habibie om een internationale troepenmacht te zenden, van betekenis is. Op welke manieren kan druk op de Indonesische regering uitgeoefend worden als zij zich weigerachtig zou blijven opstellen?

De heer Koenders (PvdA) constateerde een gebrek aan urgentie bij de internationale gemeenschap. Hij vond voorts dat op korte termijn de Kamer ingelicht moet worden over de Nederlandse inzet bij het uitblijven van succes van de VN-missie. Welke druk op Indonesië zal de minister via de EU of anderszins voorstellen?

De heer Van Middelkoop (GPV) concludeerde dat de internationale gemeenschap Oost-Timor niet in de steek wil laten. Hij herhaalde evenwel dat Indonesië aangesproken moet worden op haar verantwoordelijkheid en het nodige moet doen om de rust en orde te herstellen.

Hoewel de Indonesische regering thans nog niet beschuldigd kan worden van oorlogsmisdaden, moet wel in aanmerking worden genomen dat de chaos, het moorden en de deportaties op Oost-Timor verschijnselen zijn die genoemd worden in de delictomschrijving bij misdrijven tegen de menselijkheid. De Indonesische regering zou daarop gewezen moeten worden.

De heer Hoekema (D66) vroeg of er richtlijnen zijn voor de woordvoerder van de minister in zijn contacten met de pers. Voorts vroeg hij naar de opstelling van de VS inzake de mogelijkheid van het zenden van een troepenmacht naar Oost-Timor en of het opleggen van een wapenembargo voor Indonesië niet moet worden overwogen als het land zich weigerachtig blijft opstellen.

Tot slot wees hij op een bericht in de Washington Post van 2 september jl. Daarin wordt melding gemaakt van corruptie op Oost-Timor. Een lening van 700 000 dollar van de Wereldbank zou door de gouverneur van Timor zijn gebruikt voor het steunen van de antionafhankelijkheidsmilities. Is dat bericht juist?

De heer Marijnissen (SP) vroeg zich af hoe zal worden gehandeld als de Indonesische regering niet instemt met de stationering van een internationale vredesmacht. Zal de VN zich dan opnieuw, zoals eerder is gebeurd, neerleggen bij een ontstane situatie? Wil de Nederlandse regering toezeggen daaraan niet mee te zullen werken en zal zij niet rusten voordat de Indonesische regering heeft ingestemd met het respecteren van de onafhankelijkheid van Oost-Timor? Als de Indonesische regering de internationale troepenmacht wel toelaat, zal dan de milities op Oost-Timor het zwijgen worden opgelegd?

De heer Marijnissen had waardering voor de inspanningen van de heer Van Walsum, maar vond het naïef te veronderstellen dat Nederland, nu het het voorzitterschap van de VR bekleedt, zich plotseling kan opwerpen als leider van de wereldgemeenschap. Voorts achtte hij het in de huidige situatie onwenselijk om de handelsmissie van minister Jorritsma te laten doorgaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks) bleef van mening dat de Veiligheidsraad te laat heeft gereageerd. Nu wordt de Indonesische regering nog 48 uur de tijd gegeven om de orde en rust op Oost-Timor te herstellen, maar gevreesd moet worden dat de regering in Jakarta daartoe niet in staat is, waardoor de pro-Indonesische milities weer 48 uur de tijd krijgen hun gewelddadigheden voort te zetten. De Indonesische regering zou er evenwel op gewezen moeten worden dat zij ook nu verantwoordelijk is voor de situatie op Oost-Timor. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een onderdeel van het Indonesische leger een duidelijke rol bij de gebeurtenissen speelt.

De VN-missie zou van de regering in Jakarta toestemming moeten krijgen voor het zenden van een internationale troepenmacht. Daarom zou die missie over alle mogelijkheden moeten beschikken om economische druk op de Indonesische regering uit te oefenen. Waarom heeft de VN-missie evenwel niet het mandaat gekregen om zoveel mogelijk druk op de regering-Habibie uit te oefenen? Welk scenario gaat gelden als de regering-Habibie niet instemt met het zenden van een internationale troepenmacht? Heeft de Nederlandse regering al een standpunt over het afreizen van de handelsmissie van mevrouw Jorritsma?

De minister van Buitenlandse Zaken wees erop dat er vrij intensief overleg is met de andere leden van de Veiligheidsraad over eventueel te nemen vervolgstappen. De VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben laten merken zich te kunnen vinden in de inspanningen van het Nederlandse voorzitterschap. In dit verband moet in aanmerking worden genomen dat president Habibie heeft laten weten dat de regering van Indonesië de uitslag van het referendum respecteert. Dat betekent dat de Indonesische regering de juiste opstelling kiest. Het dreigen met een internationaal tribunaal is thans dan ook niet aan de orde.

De heer Van Walsum is de permanente vertegenwoordiger van Nederland bij de Veiligheidsraad, maar hij treedt als voorzitter van de Veiligheidsraad ook op als woordvoerder namens die Veiligheidsraad. Het is dan ook zeer moeilijk en ook niet wenselijk hem richtlijnen voor contacten met de pers te geven.

Op de aanstaande vergadering van de APEC zal de minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië aanwezig zijn. In die vergadering zal van de zijde van de VS en het Verenigd Koninkrijk de druk op Indonesië worden opgevoerd en dat is overeenkomstig de lijn die de komende dagen zal worden gevolgd. Sancties worden bij het uitblijven van medewerking van de Indonesische regering niet uitgesloten. Evenwel moet het resultaat van de VR-missie afgewacht worden.

De minister wees er voorts op dat de Indonesische regering het civiele bestuur op Oost-Timor wil uitschakelen. In dat licht heeft het bericht in de Washington Post over mogelijke corruptie door dat civiele bestuur weinig betekenis. Alle inspanningen moeten thans zijn gericht op het mogelijk maken van een internationale presentie door de Indonesische regering.

De voorzitter van de commissie,

De Boer

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Apostolou (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Voorhoeve (VVD), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Van der Knaap (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Wilders (VVD).

Plv. leden: Dijkstal (VVD), De Graaf (D66), Van 't Riet (D66), Rouvoet (RPF), Belinfante (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Patijn (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Zijlstra (PvdA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Remak (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Van den Akker (CDA), Leers (CDA), Vendrik (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Balemans (VVD).

Naar boven