nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is wettelijke regels
te stellen ter bevordering van het overleg tussen huurders van woongelegenheden
en de verhuurder daarvan;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Indien het bij geleidende brief van 8 februari 1995 door het lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Duivesteijn aanhangig gemaakte voorstel van
wet houdende regels ter bevordering van het overleg tussen huurders en verhuurder
van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder) (kamerstukken
I 1996/97, 24 080, nr. 289) tot wet wordt verheven, wordt die wet als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.
1. In onderdeel a vervalt «eerste en».
2. Onderdeel b wordt vervangen door:
b. inzake het beleid tot vervreemden en bezwaren van woongelegenheden.
B
In artikel 5, eerste lid, vervalt «dan wel een voornemen als bedoeld
in artikel 4, eerste lid, onderdeel b,».
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op het tijdstip dat het in artikel I bedoelde
voorstel van wet tot wet wordt verheven en in werking treedt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,