26 043
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (pensioenopbouw, waarde-overdracht en waarde-overname alsmede enige andere onderwerpen)

nr. 11
AMENDEMENT VAN DE LEDEN LUCHTENVELD EN VAN DER HOEVEN

Ontvangen 27 september 2000

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel D, wordt de eerste volzin van het eerste lid van artikel 13a vervangen door: Het pensioen bedraagt voor ieder van de eerste vier dienstjaren als minister 3,5 percent en voor ieder overig dienstjaar als minister 1,75 percent van de daarvoor geldende pensioengrondslag, volgens een of meer van de artikelen 14, 14a en 14aa.

II

In artikel I, onderdeel M, wordt de eerste volzin van het eerste lid van artikel 58a vervangen door: Het pensioen bedraagt voor ieder van de eerste vier jaren als kamerlid 3,5 percent en voor ieder overig jaar als kamerlid 1,75 percent van de daarvoor geldende pensioengrondslag, volgens een of meer van de artikelen 59, 59a en 59aa.

III

In artikel I, onderdeel X, wordt de eerste volzin van het eerste lid van artikel 138a vervangen door: Het pensioen bedraagt voor ieder van de eerste vier jaren als lid van gedeputeerde staten 3,5 percent en voor ieder overig jaar als lid van gedeputeerde staten 1,75 percent van de daarvoor geldende pensioengrondslag, volgens een of meer van de artikelen139, 139a en 139aa.

IV

Artikel II, tweede lid, wordt vervangen door:

2. De bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot het bedrag van een pensioen per jaar zoals die bepalingen luidden vóór de wijziging ervan bij deze wet, blijven gelden voor tijd met recht op uitkering als gewezen minister of kamerlid vóór die wijziging, alsmede voor zodanige tijd na die wijziging ten aanzien van degene die vóór de eerstvolgende zittingsperiode van de Tweede Kamer der Staten-Generaal diensttijd als minister of kamerlidtijd heeft vervuld.

Toelichting

De onzekerheid over de duur van het kunnen uitoefenen van politieke functies maakt deze functies onvergelijkbaar met de meeste andere functies. Dit negatieve aspect rechtvaardigt vormen van compensatie in de rechtspositionele en arbeidsvoorwaardelijke sfeer. De versnelde pensioenopbouw in de eerste 4 jaar, zoals tot heden gebruikelijk, is daarvan een onderdeel.

De in het wetsvoorstel voorgestelde verlaging van de pensioenopbouw in de eerste 4 jaar doet afbreuk aan het bijzondere karakter van politieke functies. Naar het oordeel van de indieners is op dit punt geen grond aanwezig voor wijziging van het bestaande beleid. Voor politieke ambtsdragers ontbreekt bovendien de mogelijkheid voor een extra afvloeiingsregeling buiten de standaard wachtgeldregeling. Daarom kan verlaging van de pensioenopbouw in de eerste 4 jaar een negatief effect hebben op de belangstelling voor het verrichten van politieke functies, hetgeen niet gewenst is.

Luchtenveld

Van der Hoeven

Naar boven