26 036
Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 27 mei 1986, zoals gewijzigd bij het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol; 's-Gravenhage, 25 augustus 1997

nr. 336a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 24 december 1997 en het nader rapport d.d. 13 maart 1998, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 september 1997, no.97.004435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 27 mei 1986, zoals gewijzigd bij het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol; 's-Gravenhage, 25 augustus 1997, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 september 1997, nr. 97.004435, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 december 1997, nr. WO6.97.0613 bied ik U hierbij aan.

1. Artikel VII van het wijzigingsprotocol bevat een nieuw artikel 26A van het Belastingverdrag tussen Canada en Nederland. Dit nieuwe artikel is gericht op het verlenen van wederzijdse bijstand tussen de verdragsstaten bij de invordering van de belastingen waarop het Belastingverdrag van toepassing is. Het Belastingverdrag is van toepassing op de belastingen die zijn genoemd in artikel 2 van het Belastingverdrag dat geen melding maakt van de premieheffing volksverzekeringen.

De Nederlandse heffings- en inningssystematiek brengt mee dat de premieheffing gecombineerd met de loonheffing door inhoudingsplichtige ondernemers op aangifte wordt afgedragen en als aanslagheffing sinds 1990 met de inkomstenbelasting op één aanslag wordt vastgelegd, geheven en ingevorderd.

Volgens de Raad van State roept het nieuwe artikel 26A van het Belastingverdrag de vraag op of de beoogde wederzijdse bijstand toereikend is om aanslagen waarop een in artikel 2 van het Belastingverdrag vermelde heffing is vermeld ook wat betreft de met die heffing gecombineerde premieheffing en de op die premieheffing betrekking hebbende kosten en renten in Canada te laten invorderen. Bij een ontkennend antwoord kan zich de noodzaak voordoen om op de betrokken aanslagen achteraf een administratieve splitsing toe te passen zodat de premieheffing en de daarbijbehorende kosten en rentebestanddelen van de aanslag worden afgezonderd en buiten de aanvraag van invorderingsbijstand worden gebracht.

De Raad adviseert op deze vraag en op de daarmee samenhangende, hiervoor bedoelde administratieve gezichtspunten in te gaan in de toelichtende nota. Het college beveelt aan om bij de beantwoording van die vraag de voorgestelde mogelijkheid van nota-uitwisseling te betrekken die is opgenomen in het nieuwe artikel 26A, achtste lid, van het Belastingverdrag.

1. Aan het advies van de Raad van State is gevolg gegeven; de toelichting is terzake aangevuld.

2. Met de hiervoor reeds vermelde mogelijkheid van nota-uitwisseling, die is opgenomen in het nieuwe artikel 26A, achtste lid, van het Belastingverdrag, kan de materiële reikwijdte van het Belastingverdrag worden gewijzigd.

Ter verduidelijking van de officiële status van deze nota-uitwisseling beveelt de Raad aan, in de toelichtende nota uitsluitsel te geven op de vraag of deze nota-uitwisseling al dan niet moet worden aangemerkt als een uitvoeringsverdrag in de zin van artikel 7, onder b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.

2. De status van de notawisseling is in de toelichting verduidelijkt. Het is niet mogelijk nu reeds aan te geven of deze als een uitvoeringsverdrag kan worden aangemerkt.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

W. Kok

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 24 december 1997, no.W06.97.0613, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Toelichtende nota.

– Voor de aanduiding van hoofdstukken van de toelichtende nota het apostrofe-teken «'» steeds vervangen door: hoofdstuk.

– In de tweede alinea bij de vermelding van kamerstukken aanwijzing 219 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) in acht nemen.

– In paragraaf 4.1, aan het slot van de eerste alinea, «iets facielere vaststelling», mede gelet op de aanwijzingen 54 en 218 Ar vervangen door: iets gemakkelijker vaststelling.

– In de slotzin «alsnog in de gelegenheid worden gesteld om de aan Nederland verschuldigde belasting te betalen», daar de betrokken belastingschuldigen reeds lang in die gelegenheid zijn gesteld en het hier om dwanginvordering gaat, vervangen door: alsnog ertoe worden gebracht om de aan Nederland verschuldigde belasting te betalen.

Naar boven