26 032
Goedkeuring van de op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantische Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Hongarije, de Republiek Polen en de Tsjechische Republiek

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 26 juni 1998

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen door de regering tijdig beantwoord zullen zijn, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met zeer veel instemming kennis genomen van de totstandkoming van onderhavige protocollen. Het besluit van de Navo om nieuwe leden toe te laten vormt naar de mening van deze leden een duidelijke stap voorwaarts in het proces van modernisering en aanpassing van het bondgenootschap aan de nieuwe veiligheidssituatie in Europa. In dat licht wensen deze leden te benadrukken dat dit proces, indien het zorgvuldig en zonder limieten vooraf wordt voortgezet, de veiligheid en stabiliteit in Europa zal versterken. Het feit dat het bondgenootschap open staat voor landen die de democratische grondbeginselen respecteren en uitdragen heeft nu al, zo constateren deze leden, een positieve uitwerking. Om dat te bestendigen zal na de toetreding van Hongarije, Polen en Tsjechië in het jaar 1999 de Navo haar deur open moeten houden voor eventuele nieuwe leden. Parallel daaraan zal de politieke en militaire samenwerking met derde landen, o.a. de Russische Federatie en Oekraïne, verder ontwikkeld moeten worden. Op welke wijze, zo vragen deze leden, wordt in de komende jaren door de Navo c.q. Nederland hieraan een bijdrage geleverd?

Toetreding van nieuwe leden en intensivering van de samenwerking met landen die op korte termijn niet als toetredings-kandidaten kunnen worden beschouwd zijn met elkaar verbonden. Het voorkomen van nieuwe scheidslijnen in Europa moet het grondbeginsel zijn van het Navo-veiligheidsbeleid. Anderzijds, zo menen deze leden, dient duidelijk te zijn dat voortzetting van het uitbreidingsproces niet volledig afhankelijk wordt gesteld van de keuzes van derde landen. Welke gevolgen voorziet men van de toenemende samenwerking met de Russische Federatie voor de bewegingsvrijheid van de Navo?

Van groot belang voor de consolidatie van een politiek klimaat van wederzijds vertrouwen en militaire stabiliteit is de voortzetting van het proces van reducties van militaire arsenalen in Europa. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie moet te allen tijde worden voorkomen dat landen die tot de Navo toetreden disproportionele investeringen plegen voor de opbouw van militaire apparaten. De veiligheid en stabiliteit in de nieuwe democratieën in Midden- en Oost-Europa zijn het best gebaat bij investeringen in sociaal-economische structuren.

Tegelijkertijd moeten de nieuwe Navo-leden in de komende jaren in staat te worden gesteld de bondgenootschappelijke verplichtingen adequaat na te komen en volwaardig te participeren in de militaire structuur. De leden van de PvdA-fractie vragen daarom of de modernisering van de strijdkrachten van de nieuwe Navo-lidstaten, in plaats van door verhoging van hun defensie-uitgaven, niet mogelijk kan worden gemaakt door de overdracht van bestaande middelen uit de militaire apparaten van de huidige Navo-lidstaten. Kan, met andere woorden, niet in het kader van een integrale evaluatie van de huidige Navo-militaire middelen geen verschuiving van middelen naar de nieuwe leden plaatsvinden?

De leden van de PvdA-fractie wensen tot slot te benadrukken dat tijdens de Navo-top van Madrid in juli 1997 een historisch besluit is genomen. Het bondgenootschap heeft principieel gekozen voor modernisering via uitbreidings- en aanpassingsprocessen. Het doel moet zijn naar de mening van deze leden de ontwikkeling van een organisatie die primair gericht is op het leveren van een actieve bijdrage aan het voorkomen van conflicten en humanitaire nood.

De leden van de VVD-fractie nemen met belangstelling kennis van het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 16 december 1997 tot stand gekomen Protocollen bij het Noordatlantische verdrag betreffende de toetreding van de republiek Hongarije, de republiek Polen en de Tsjechische Republiek.

Deze leden zijn van oordeel dat uitbreiding van de Navo alleen mag plaatshebben indien zij de stabiliteit in Midden- en Oost-Europa bevordert, de samenwerking met Rusland er niet onnodig door wordt beschadigd en Europa niet door een nieuwe scheidslijn wordt gedeeld.

In dit verband maken deze leden een aantal opmerkingen en stellen zij de regering de volgende vragen. De Doema heeft nog steeds het Start II Verdrag niet geratificeerd. Voorziet de regering dat de Doema het Start II Verdrag binnen afzienbare tijd zal ratificeren? Hoe verlopen de onderhandelingen over het Start III Verdrag?

De minister van Buitenlandse Zaken stelde onlangs dat hij zich grote zorgen maakt over het gebrek aan steun in een aantal Navo-lidstaten om de Navo met andere dan in dit wetsvoorstel genoemde landen uit te breiden. De Minister van Buitenlandse Zaken stelde ook dat indien de uitbreiding beperkt blijft tot Polen, Hongarije en Tsjechië «we ons af moeten vragen of we er wel aan hadden moeten beginnen». Acht de regering het waarschijnlijk dat de Navo uitgebreid zal worden met andere dan de genoemde Midden- en Oost-Europese landen waaronder de Baltische staten? Zo ja, wanneer? Is de regering van oordeel dat indien de uitbreiding beperkt zal blijven tot Polen, Hongarije en Tsjechië, uitbreiding geen goede zaak is?

In de memorie van toelichting stelt de regering dat de kosten van de uitbreiding ongeveer 1,5 miljard gulden bedragen, te spreiden over tien jaar. Het Nederlandse aandeel in de kosten bedraagt ongeveer 13 miljoen gulden per jaar. In een interne evaluatie van militaire experts van de Navo zou volgens de pers staan dat de Navo de militaire capaciteiten van de beoogde nieuwe lidstaten heeft overschat. Heeft dit gevolgen voor de beoogde kosten van uitbreiding? Met hoeveel zullen de beoogde nieuwe leden hun defensiebudgetten moeten verhogen om de modernisering van hun strijdkrachten mogelijk te maken?

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel met betrekking tot ratificatie van de Protocollen. Zij zijn verheugd dat de uitbreiding van de Navo voortvarend ter hand wordt genomen. Voor de genoemde landen is het van groot belang dat zij op korte termijn kunnen toetreden tot het Atlantisch Bondgenootschap. De leden van de CDA-fractie stellen daarom de vraag op welke termijn toetreding een feit kan zijn. Worden er nog problemen verwacht met ratificatie in andere Navo-landen?

De financiële verdeelsleutel schijnt naar tevredenheid te zijn geregeld. Hongarije, Polen en Tsjechië zullen respectievelijk 0,65%, 2,48% en 0,9% bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-budgetten. Hoe is deze sleutel tot stand gekomen? De vraag rijst welke kosten hier precies onder vallen. Gaat het hier ook om de investeringen die deze landen zullen moeten plegen om hun defensie op Navo-peil te brengen, of gaat het hier alleen om bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-budgetten (zoals bijv. het Infrastructuurfonds)? Heeft de Navo nog (aanvullende) eisen gesteld over de omvang en kwaliteit van de krijgsmachten van deze landen? Zo ja, welke?

Is nader gedefinieerd welke bijdrage aan materieel en personeel (gevechtskracht) deze landen moeten kunnen bijdragen aan de Navo? Welke taken krijgen zij toebedeeld? Op welke wijze wordt het strategische en tactische concept van de Navo bijgesteld, om toetreding van deze landen volwaardig te laten zijn?

Indertijd zijn meerdere (Amerikaanse) doorrekeningen geweest van de kosten die gepaard gaan met Navo uitbreiding (rapporten van Pentagon, Rand). Deze rapporten hadden verschillende uitgangspunten en scenario's. Welk scenario is uiteindelijk gekozen? Welke uitgangspunten zijn gekozen voor de nu vastgestelde kostenberekening? Waarom waren de eerste berekeningen zo hoog terwijl de kosten nu beperkt lijken? Wordt eventueel nog later nog een bijstelling c.q. naheffing verwacht of kunnen we ervan uitgaan dat dit de definitieve kosten zijn?

De leden van de CDA-fractie hebben in de diverse debatten gesteld dat het van groot belang is dat er een substantieel Veiligheids Arrangement komt voor landen van het voormalige Oostblok. Uitbreiding van de Navo maakt hier onderdeel van uit. De uitbreiding van de Navo is voortgaand proces; de voorliggende Protocollen betreffen de eerste uitbreiding. Inmiddels een individuele dialoog begonnen met twaalf andere landen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het juist is om een parallel proces te laten plaatsvinden van uitbreiding en individuele dialoog. Wel rijst de vraag waar en hoe deze processen in elkaar overvloeien. De dialoog is met 12 verschillende landen aangegaan, waarbij het echter de vraag is of al deze landen uiteindelijk in aanmerking kunnen komen voor lidmaatschap. Hoe ziet de Nederlandse regering dit proces? In welk tempo en welke mate kan de Navo nieuwe leden opnemen, zonder dat dit ten koste gaat van de geïntegreerde militaire structuur? Welke uitgangspunten worden gehanteerd bij deze gesprekken? Met welk doel zijn deze landen de dialoog aangegaan? Welke landen zullen op de volgende Navo-top in Washington, in de eerste helft van 1999, wellicht in aanmerking kunnen komen voor toetredingsbesprekingen? Op basis van welke criteria, behalve de reeds vastgelegde zoals stabiliteit en democratisch gehalte?

Gezien het feit dat het niet waarschijnlijk is dat alle twaalf landen uiteindelijk in aanmerking kunnen komen voor lidmaatschap, moet verder nagedacht worden over een uitgebreid Veiligheids Arrangement. Kan de regering haar visie op zo'n Arrangement geven? Hoe ziet zij de toekomst van samenwerking op gebied van vrede en veiligheid in Europa? Op welke wijze kan de Navo hier een bijdrage aan leveren, ook voor landen die eventueel geen lid zullen kunnen worden? Kan het Partnership for Peace-programma verder uitgebouwd worden? Hoe ziet de regering de relatie met Rusland, als het gaat om een Veiligheids Arrangement voor Europa?

De leden van de fractie van D66 hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van de Protocollen bij het Navo-verdrag betreffende de toetreding van Hongarije, Polen en Tsjechië.

De leden van deze fractie onderschrijven dat dit wetsvoorstel van zeer groot belang is voor de algehele politieke en strategische ontwikkeling van de Navo en haar lidstaten, zowel waar het gaat om de ontwikkeling van de betrekkingen met landen in Midden- en Oost-Europa als om de verdere vormgeving van de nieuwe Europese veiligheidsarchitectuur. Zeker met de nieuwe overeenkomst tussen de Navo en Rusland (de «Founding Act») resp. Navo en Oekraïne (in de akkoorden over een versterkt Partnerschap voor de Vrede) is naar het oordeel van deze leden een gezonde potentiële basis gelegd voor een verdieping van de betrekkingen tussen «West» en «Oost»-Europa. De leden van de D66-fractie zouden graag van de regering vernemen hoe zij in dit verband de diverse – veelal aanhouden negatieve – geluiden uit Moskou inschat: tactiek c.q. strategie om verder «quid pro quo» te verkrijgen of een werkelijk verzet tegen de uitbreiding. Hoe is, in dit verband, het feitelijk verloop te waarderen van de inhoudelijke gesprekken tussen Navo (à 16) en Rusland in het daarvoor bestemde gremium? Is daar sprake van een vrije inhoudsvolle gedachtenwisseling over veiligheidskwesties in ruime zin? Hoe schat de regering die situatie in wanneer straks Polen, Tsjechië en Hongarije als volwaardig Navo-lid aan het overleg met Moskou meedoen?

In de tweede plaats zouden de leden van de D66-fractie graag nader inzicht krijgen in hoe de regering het verdere verloop van het uitbreidingsproces inschat. Met instemming hebben zij kennis genomen van de stelling van de Minister van Buitenlandse Zaken dat nieuwe scheidslijnen (tussen de toetreders) en te lang uitstel van een tweede uitbreidingsronde moeten worden voorkomen. Is dat een breder gedeeld gevoelen in het bondgenootschap? Hoe zal een nieuwe toetredingsronde procedureel verlopen? Zullen waar de top van Madrid vooral een politiek compromis was ten gevolge van de eerste drie toetreders, de volgende uitbreidingsronde(s) eerder aan de hand van geobjectiveerde criteria verlopen? Is een uitbreiding per land of paars-/groepsgewijs te verwachten?

De leden van de fractie van D66 vernemen met instemming dat Hongarije, Polen en Tsjechië volledig zullen willen deelnemen aan de militaire structuur. De noodzakelijke geleidelijke verhoging van het defensie-budget van die landen kan daartoe leiden. De leden van deze fractie vernemen graag van de regering hoe, naar het zich nu laat inzien, die geleidelijke verhoging precies zal verlopen. Welk tijdpad is daarvoor uitgestippeld? Wanneer verwacht de regering dat deze drie landen volledig aan alle bondgenootschappelijke taken, inclusief conflictpreventie en vredeshandhaving, zullen kunnen deelnemen? Hoe zullen de militair-technische aanpassingen (Hoofdkwartieren etcetera) verlopen? Kan worden aangegeven welke andere Navo-lidstaten hebben geratificeerd en op welke punten de discussie daarbij zich concentreerde? Zijn de onderhandelingen over de toetredingsprotocollen nog op moeilijkheden gestuit tussen Navo en de potentiële lidstaten en zo ja, waar?

In welk perspectief ziet de regering de aanschaf van nieuwe wapensystemen/modernisering van de strijdkrachten van de nieuwe lidstaten verlopen en welke mogelijkheden schept deze toetreding voor wapenexport vanuit de huidige Navo-lidstaten?

Is het toetredingsproces in de betrokken drie landen onomstreden? Welke garanties zijn er voor volstrekt transparante en democratisch gecontroleerde strijdkrachten bij deze drie landen?

De fungerend voorzitter van de commissie,

Blaauw

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), fungerend voorzitter, Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Van Middelkoop (GPV), Pronk (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Vos (GL), Dijksma (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Milliano (CDA), Van Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA) en Van Dok-Van Weele (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Bolkestein (VVD), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Zijlstra (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rijpstra (VVD), De Haan (CDA), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Ybema (D66), Eurlings (CDA), Harrewijn (GL), Bussemaker (PvdA), Geluk (VVD), Gortzak (PvdA), Van den Akker (CDA), Leers (CDA), Vendrik (GL), Swildens-Rozendaal (PvdA) en Arib (PvdA).

Naar boven