nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID RABBAE
Ontvangen 4 februari 1999
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel D, wordt vervangen door:
D
Artikel 437, tweede en derde lid, komt te luiden:
2. De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is
op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen twee maanden nadat de
in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, bij de
Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn middelen
van cassatie.
3. De benadeelde partij is bevoegd binnen een maand nadat de in het tweede
lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, harerzijds bij de Hoge
Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende haar middelen
over een rechtspunt hetwelk uitsluitend haar vordering betreft. Gedurende
die tijd is zij bevoegd tot kennisneming van de processtukken.
II
Artikel I, onderdeel F, wordt vervangen door:
F
Aan artikel 439, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: In
het geval dat door of namens de verdachte niet tijdig een schriftuur met middelen
van cassatie is ingediend, kan de procureur-generaal afzien van het nemen
van een conclusie.
III
Artikel I, onderdeel H, wordt vervangen door:
H
Artikel 447, vijfde lid, komt te luiden:
5. De verdachte of andere belanghebbende is op straffe van niet-ontvankelijkheid
verplicht binnen een maand nadat de aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad
een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn middelen van
cassatie.
IV
Artikel I, onderdeel I, wordt vervangen door:
I
Artikel 452 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Artikel 450 is op de indiening van schrifturen, schriftelijke toelichtingen
en het schriftelijk commentaar, bedoeld in artikel 439, vijfde lid, van overeenkomstige
toepassing.
2. In het tweede lid wordt «schrifturen» vervangen door: stukken
als bedoeld in het eerste lid.
V
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
A. In onderdeel B wordt «en Titel X vervallen» vervangen door:
vervalt.
B. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel, luidende:
C
Artikel 57 vervalt.
VI
In artikel IV, punt 3, wordt artikel 31, vierde lid, vervangen door:
4. De opgeëiste persoon die cassatieberoep heeft ingesteld, is op
straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht om vóór de dienende
dag bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende
zijn middelen van cassatie.
VII
In artikel V, punt 3, wordt artikel 32, vierde lid, vervangen door:
4. De veroordeelde die cassatieberoep heeft ingesteld, is op straffe van
niet-ontvankelijkheid verplicht om vóór de dienende dag bij
de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn
middelen van cassatie.
VIII
In artikel VII wordt «artikel III, onderdeel B» vervangen
door: artikel III, onderdeel B en C.
Toelichting
Met het onderhavige wetsvoorstel wordt inbreuk gemaakt op het recht van
de verdachte om zichzelf te verdedigen. Hoewel bijzondere omstandigheden zo'n
inbreuk kunnen rechtvaardigen – zoals b.v. in WED-zaken – kan
het terugdringen van de werklast van de Hoge Raad thans niet als voldoende
argumentatie gelden. Het te verwachten effect van alle maatregelen tezamen
die uit het rapport van de commissie-Haak zijn voortgekomen, maakt immers
dat de werklast van de strafkamer van de Hoge Raad niet nijpend genoeg is
om de ingrijpende maatregel van (de facto) een extra financiële drempel
voor het instellen van cassatieberoep op te werpen. Datzelfde geldt voor de
benadeelde partij. Met dit amendement wordt het vereiste van bijstand door
een raadsman in de cassatieprocedure in strafzaken, uit het wetsvoorstel geschrapt.
Indien dit amendement wordt aangenomen vervalt in het opschrift «van
een advocaat».
Rabbae