26 027
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep in cassatie in strafzaken (uitsluiting beroep in lichte overtredingszaken en invoering verplichte schriftuur van een advocaat)

nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID RABBAE

Ontvangen 4 februari 1999

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel D, wordt vervangen door:

D

Artikel 437, tweede en derde lid, komt te luiden:

2. De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen twee maanden nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.

3. De benadeelde partij is bevoegd binnen een maand nadat de in het tweede lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, harerzijds bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende haar middelen over een rechtspunt hetwelk uitsluitend haar vordering betreft. Gedurende die tijd is zij bevoegd tot kennisneming van de processtukken.

II

Artikel I, onderdeel F, wordt vervangen door:

F

Aan artikel 439, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: In het geval dat door of namens de verdachte niet tijdig een schriftuur met middelen van cassatie is ingediend, kan de procureur-generaal afzien van het nemen van een conclusie.

III

Artikel I, onderdeel H, wordt vervangen door:

H

Artikel 447, vijfde lid, komt te luiden:

5. De verdachte of andere belanghebbende is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen een maand nadat de aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.

IV

Artikel I, onderdeel I, wordt vervangen door:

I

Artikel 452 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Artikel 450 is op de indiening van schrifturen, schriftelijke toelichtingen en het schriftelijk commentaar, bedoeld in artikel 439, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

2. In het tweede lid wordt «schrifturen» vervangen door: stukken als bedoeld in het eerste lid.

V

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

A. In onderdeel B wordt «en Titel X vervallen» vervangen door: vervalt.

B. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel, luidende:

C

Artikel 57 vervalt.

VI

In artikel IV, punt 3, wordt artikel 31, vierde lid, vervangen door:

4. De opgeëiste persoon die cassatieberoep heeft ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht om vóór de dienende dag bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.

VII

In artikel V, punt 3, wordt artikel 32, vierde lid, vervangen door:

4. De veroordeelde die cassatieberoep heeft ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht om vóór de dienende dag bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen of te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.

VIII

In artikel VII wordt «artikel III, onderdeel B» vervangen door: artikel III, onderdeel B en C.

Toelichting

Met het onderhavige wetsvoorstel wordt inbreuk gemaakt op het recht van de verdachte om zichzelf te verdedigen. Hoewel bijzondere omstandigheden zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen – zoals b.v. in WED-zaken – kan het terugdringen van de werklast van de Hoge Raad thans niet als voldoende argumentatie gelden. Het te verwachten effect van alle maatregelen tezamen die uit het rapport van de commissie-Haak zijn voortgekomen, maakt immers dat de werklast van de strafkamer van de Hoge Raad niet nijpend genoeg is om de ingrijpende maatregel van (de facto) een extra financiële drempel voor het instellen van cassatieberoep op te werpen. Datzelfde geldt voor de benadeelde partij. Met dit amendement wordt het vereiste van bijstand door een raadsman in de cassatieprocedure in strafzaken, uit het wetsvoorstel geschrapt.

Indien dit amendement wordt aangenomen vervalt in het opschrift «van een advocaat».

Rabbae

Naar boven