Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26025 nr. 42 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26025 nr. 42 |
Vastgesteld 29 oktober 1998
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft een aantal vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd over de financiële verantwoording van het kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken en het Rechtmatigheidsonderzoek 1997. De vragen zijn bij brief van 29 oktober 1998 beantwoord.
Zal het begrotingshoofdstuk voor Koninkrijksrelaties separaat blijven bestaan? (2.1.3., blz. 6) Zo ja, is het dan niet logischer de benaming van dit begrotingshoofdstuk te wijzigen in «Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken» o.i.d., nu de benaming «Koninkrijksrelaties» meer inhoudt dan waar genoemd begrotingshoofdstuk op ziet?
Ja, het begrotingshoofdstuk blijft separaat bestaan. Wat de naam van het hoofdstuk betreft is gekozen voor «Koninkrijksrelaties» om daarin tot uitdrukking te brengen dat het gaat om de middelen die op de Nederlandse begroting worden uitgetrokken ten behoeve van de relatie tussen de drie landen van het Koninkrijk. Een naam als bijvoorbeeld het gesuggereerde «Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken» zou te zeer de indruk kunnen wekken dat de Nederlandse begrotingswetgever zeggenschap heeft over zaken die behoren tot de autonomie van de landen van het Koninkrijk.
Welke streefdoel heeft de regering ten aanzien van budgetbeheersing? (2.1.3, blz. 6)?
Doelstelling van de budgetbeheersing betreft (de planning van) een ordelijke begrotingsuitputting, waarbij de kas binnen de bandbreedte uitkomt. Om dit te bereiken, vindt periodiek met de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse overheid overleg plaats over prioriteitstellingen en over de uitvoering van lopende projecten.
In oktober 1998 heeft opnieuw overleg plaatsgevonden. Om de budgetbeheersing te verbeteren, streeft de regering naar een meer programmatische opzet van de samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba.
Kan de regering een nadere toelichting gegeven op (het terugdringen van) de openstaande voorschotten met een financieel belang van f 558 mln? (2.1.3. blz. 7)
In 1997 is, als gevolg van het door de Algemene Rekenkamer ingestelde bezwarenonderzoek naar het hoge saldo aan openstaande voorschotten, het project «Inhaalslag eindafrekening projecten» gestart. Dit betrof met name het afwikkelen van openstaande voorschotten van overheidsprojecten. In overleg met de Rekenkamer is als formele einddatum van dit project 31 maart 1998 vastgesteld. Dit project is binnen de gestelde termijn naar tevredenheid van de Algemene Rekenkamer afgewikkeld. In verband met de conversie van het financiële systeem is een nieuw project gestart. Doelstelling van dit project is voor 1 januari 1999 alle voorschotten die definitief kunnen worden afgerekend ook daadwerkelijk eind af te rekenen.
Wat heeft de overgang van KabNA naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken per saldo gekost? (2.1.3, blz. 6/7)
De integratie van het voormalige KabNA in het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft geleid tot een extra uitgavenraming in 1998 van f 4,7 mln en zal in 1999 leiden tot extra uitgaven van f 1,970 mln en vanaf 2000 van f 1,390 mln structureel per jaar. De extra uitgaven betreffen enerzijds de incidentele kosten van het project Integratie KabNA en anderzijds de structurele capaciteitsuitbreiding bij de centrale stafdiensten van het ministerie in verband met uitbreiding van taken die voorheen door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij werden verricht. In verband met deze extra uitgaven is de raming van het artikel 01.01 Personeel en materieel op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk VII) bij eerste suppletore begroting 1998 met genoemde bedragen verhoogd.
Kan de regering een nadere toelichting geven op de hogere verplichtingen van f 95,8 miljoen, met name in relatie tot de kustwacht? Hoe verwacht de regering dat deze verplichtingen zich zullen ontwikkelen (02.13, blz. 11/12).
In 1997 stond het verplichtingenbudget onder druk door beleidsintensiveringen in zijn algemeenheid, en door bepaalde grote projecten in het bijzonder. De Kustwacht heeft echter in 1997 minder gekost dan oorspronkelijk geraamd was. Dat komt omdat de indiening van een belangrijk deel van de rekeningen in verband met investeringskosten en exploitatielasten vertraagd is, en ten laste wordt gebracht van 1998. De constatering in de slotwet, dat de Kustwacht één van de oorzaken was van de problemen met verplichtingenruimte, berust met andere woorden op een misverstand.
Voor een gedetailleerde toelichting op de financiering van de Kustwacht zij verwezen naar een brief van de minister Van Defensie aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 5 oktober 1998. Deze brief geeft ook inzicht in het meerjarenbeleid. Daaruit blijkt onder andere dat de Kustwacht in 1998 leidt tot een flinke aanslag op het kas- en verplichtingenbudget.
Is het evaluatie-onderzoek naar de NASKHO inmiddels afgerond? Wanneer kan de Kamer het rapport en wanneer de beleidsconclusies daarover verwachten? (blz. 15)
Op dit moment wordt door de evaluatiecommissie de laatste hand gelegd aan het onderzoek van de NASKHO.
Naar verwachting zijn het rapport en de daaraan verbonden beleidsconclusies in december 1998 gereed en zullen vervolgens aan de Tweede Kamer aangeboden.
Is het implementatieplan naar aanleiding van het evaluatierapport over Sede Antia inmiddels vastgesteld? Wanneer kan de Kamer dit tegemoet zien? (blz. 15)
Er is nog geen sprake van een implementatiefase. Gesprekken daarover zijn nog gaande tussen het departement voor Ontwikkelingssamenwerking voor de Nederlandse Antillen, de Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen en Sede Antia zelf. Nadat het implementatieplan is vastgesteld, zal dat de Kamer worden aangeboden.
Is de evaluatie van Cede Aruba inmiddels afgerond? Welke conclusies worden daaruit getrokken? (blz. 15)
De evaluatie van Cede Aruba is in 1997 afgerond. Het evaluatierapport is aan beide regeringen voorgelegd. Het Nederlandse standpunt zal hierover worden ingenomen, nadat bekend is geworden op welke wijze de aanbevelingen geïmplementeerd worden in het beleid van Cede Aruba.
Hoe verloopt de aflossing van de in 1985 verleende begrotingssteun, waarover vanaf 1994 moet worden afgelost? (3.1.2., blz. 22)
De jaarlijkse aflossing op de in 1985 aan Aruba verleende begrotingssteun van f 100 mln verloopt volgens schema. De eerste 8 jaren waren vrij van aflossing. Met ingang van 1994 vindt aflossing plaats in (25) jaarlijkse termijnen van f 4 mln. Van de oorspronkelijke hoofdsom van f 100 mln is tot en met 1997 f 16 mln afgelost, zodat de restant hoofdsom per ultimo 1997 f 84 mln bedraagt.
Waarom is de «Inhaalslag Eindafrekenen Projecten» niet voor 31 december 1997 afgerond, opdat f 567 mln bespaard zou zijn? (3.1.2. blz. 26)
In overleg met de Algemene Rekenkamer is als formele einddatum van het project «Inhaalslag eindafrekening projecten» 31 maart 1998 vastgesteld. De eindafrekening heeft meer tijd in beslag genomen door het noodzakelijk vooroverleg met de locale autoriteiten waaronder opdrachtgevers van de respectievelijke projecten, de Interne Deskundige en het Overheidsaccountantsbureau. Doordat de afwikkeling van dit project is gerealiseerd voor de formele einddatum, betekent dit dat het op de balans per 31 december 1997 vermelde bedrag aan openstaande voorschotten van f 1 460 miljoen verminderd kan worden met een totaalbedrag van f 567 miljoen, waarvoor een eindafrekening heeft plaatsgevonden. Het betreft hier derhalve een administratief technische afwikkeling van een balanspost waarmee geen besparing is gemoeid.
Op welke wijze zal de structurele aandacht voor het financiële beheer bij Rijksbegrotingshoofdstuk IV in de toekomst gegarandeerd worden?
In oktober 1998 heeft de Vertegenwoordiger van Nederland te Willemstad namens de Minister een brief doen uitgaan aan de Minister van Financiën en het Bestuurscollege van Curaçao, waarin nieuwe strakkere procedures worden voorgesteld qua projectplanning en de daaraan verbonden consequenties voor de projectbeëindiging. De redactie van de brief is zodanig, dat deze procedures geacht worden van toepassing te zijn op alle na 1 januari 1999 goedgekeurde projecten en programma's. Voordien verstrekte goedkeuringen vallen niet onder dit nieuwe regime, zodat met betrekking tot de daarop betrekking hebbende voorschotten vooralsnog de methode van overreding en periodieke aansporingen wordt gevolgd.
Op welke wijze zal de naleving van de nieuwe richtlijnen voor bevoorschotting worden afgedwongen?
De door het Bureau Interne Deskundige gehanteerde «Richtlijnen» zijn uitsluitend van toepassing op projecten, waarbij sprake is van (gedeeltelijke) financiering van exploitatielasten. Deze zijn tot stand gekomen in 1995 in samenwerking met het Overheidsaccountantsbureau en met medeweten/instemming van de betrokken diensten van het Land en het Eilandgebied Curaçao, alsmede van het toenmalige KabNA. Ter vergroting van de afdwingbaarheid zal het Bureau Interne Deskundige worden gevraagd projecten, waarop de «Richtlijnen» worden toegepast, als zodanig alvorens tot betaalbaarstelling over te gaan te melden aan de afdeling Projectbeheer van de directie Koninkrijksrelaties en bij de eerste verantwoording (= voorschotdeclaratie) betreffende dergelijke projecten steeds aan te geven of in elk onderhavig geval aan de voorwaarden is voldaan.
Wanneer zijn de accountantsrapporten over de in 1996 gedane uitgaven voor de wederopbouw Sint Maarten te verwachten? (blz. 67)
De rapportage is eind 1998 te verwachten.
Is de regering bereid de procedureregels dusdanig in te richten dat instemming van het bureau ID pas verkregen worden indien aan alle voorwaarden van de richtlijn is voldaan? Wat heeft het overleg terzake opgeleverd? (2.5/3.4, blz. 70/73)
De bilateraal vastgestelde Procedureregels 1987 bepalen voldoende de taak en verantwoordelijkheid van het Bureau Interne Deskundige. In algemene zin zal dezerzijds nog eens bij de ID worden aangedrongen op het strikt toepassen van bedoelde «Richtlijnen». Zie tevens het gestelde bij het antwoord op vraag 16.
Is de regering bereid het concept-rapport over de functie, taken en positionering van het toezicht door het Antilliaanse bureau ID aan de Kamer toe te zenden? (3.4., blz. 73)
Aan dit verzoek zal worden tegemoet gekomen, nadat overleg heeft plaatsgevonden met de Antilliaanse regering over de aanbevelingen uit het concept-rapport. De Tweede Kamer zal dan in één keer volledig worden geïnformeerd over:
– De inhoud van het concept-rapport van de Commissie
– Het standpunt van de Nederlandse en Antilliaanse regeringen inzake de aanbevelingen uit het concept-rapport
– De resultaten van het overleg met de Antilliaanse regering over te realiseren verbeteringen inzake het toezicht op de overheidsprojecten
– De afspraken met de Antilliaanse regering over de implementatie van de te realiseren verbeteringen.
Waarom is de regering terughoudend ten aanzien van het in overeenstemming brengen van de procedureregels met de praktijk? Welk doel is hiermee gediend? Is de regering bereid om op dit vlak vanaf nu juist voortvarend zijn? (3.4., blz. 73)
De terughoudendheid in de wijziging van de procedureregels komt voort uit het streven om de inrichting van de samenwerking in zijn totaliteit ter discussie te stellen. De commissies-Wawoe en -Biesheuvel zijn in 1997 ingesteld en hebben inmiddels aanbevelingen hiervoor geformuleerd. Naar aanleiding van de commissies-Wawoe en -Biesheuvel zal met de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba worden gesproken over de implementatie van de aanbevelingen. Deze implementatie betekent eveneens een wijziging van de procedures in de samenwerking. Bij die wijziging zullen de huidige knelpunten ten aanzien van de procedures worden betrokken.
Kan gegarandeerd worden dat in de komende jaren de financiële verantwoording ook een deugdelijke weergave van de ouderdom en het verloop van de voorschotten in de toelichting op de saldibalans gegeven zal worden?
In de komende jaren zal in de financiële verantwoording een weergave van de ouderdom van de voorschotten in de toelichting op de saldibalans worden opgenomen.
De ouderdomsanalyse per 31 december 1997 luidt als volgt:
| Omschrijving | Totaal | ouderdom naar betaaljaar | ||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1987 | 1988 | 1989 | 1990 | 1991 | 1992 | 1993 | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | ||
| Toeslag pensioen | 31,7 | 0,4 | 4,0 | 14,0 | 13,3 | |||||||
| Samenwerkingsmidd | 1 423,3 | 263,4 | 48,3 | 22,7 | 54,3 | 74,6 | 104,3 | 119,1 | 91,4 | 161,5 | 235,8 | 247,9 |
In het kader van het «project inhaalslag eindafrekening projecten» kan hierop een bedrag van f 567 mln in mindering worden gebracht. Met name betreft dit de projecten met de hoogste ouderdom. In het eerste kwartaal 1998 is de mutatie van f 567 mln in de financiële administratie verwerkt.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Te Veldhuis (VVD), Ter Veer (D66), Rosenmöller (GroenLinks), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Van Middelkoop (GPV), Zijlstra (PvdA), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Voorhoeve (VVD), Van der Hoeven (CDA), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), De Graaf (D66), Van Oven (PvdA), Gortzak (PvdA), Van der Knaap (CDA), Balkenende (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Van Bommel (SP), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA), E. Meijer (VVD) en Brood (VVD).
Plv. leden: Rijpstra (VVD), Bolkestein (VVD), Van den Berg (SGP), Van Gent (GroenLinks), Van Vliet (D66), Rouvoet (RPF), Valk (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Van de Camp (CDA), Weisglas (VVD), Van Wijmen (CDA), Hillen (CDA), Timmermans (PvdA), Dittrich (D66), Koenders (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Stroeken (CDA), Atsma (CDA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Cloe (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Van den Doel (VVD) en Luchtenveld (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26025-42.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.