nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID DE VRIES
Ontvangen 20 november 1998
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 18 aan het slot van de aanhef
van het eerste lid ingevoegd de zinsnede: die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend.
II
In artikel I, onderdeel J, vervalt, onder weglating van de aanduiding
«1» voor de bestaande tekst, het tweede lid.
Toelichting
Doel van de beoogde wijziging is de sinds 1951 bestaande praktijk van
«restbegunstiging» te handhaven. «Restbegunstiging»
is een verwaarloosbaar kleine kans dat bij het overlijden van een werknemer
voor de pensioendatum een kapitaal uit hoofde van de pensioenregeling ineens
wordt uitgekeerd aan een erfgenaam die niet tot de kring van verzorgden in
de zin van artikel 18 (thans artikel 11, lid 3) van de Wet op de loonbelasting
1964 behoort. Een statistisch aantoonbare verwaarloosbare kans omdat in de
«standaardsituatie» het tot uitkering komende kapitaal altijd
wordt aangewend voor aankoop van een nabestaanden en/of wezenpensioen. Uit
twee representatieve steekproeven is gebleken dat de kans dat uit hoofde van
«restbegunstiging» wordt uitgekeerd ligt tussen 0,003% en 2,619%.
Het premiebeslag van de «restbegunstiging» op de totale pensioenpremie
is, zo blijkt uit dezelfde steekproeven, eveneens te verwaarlozen: van circa
0,23% tot circa 2,64%.
Afschaffing van «restbegunstiging» leidt tot ingrijpende wijzigingen
in geautomatiseerde systemen van pensioenuitvoerders en (voor een deel) tot
een verschuiving naar de in het algemeen duurdere contraverzekeringen. Van
beide ontwikkelingen gaat een kostenverhogend effect uit, hetgeen haaks staat
op het op 9 december 1997 gesloten pensioenconvenant.
De uitkering ineens aan de erfgenaam die niet tot de kring van verzorgden
behoort wordt overigens progressief belast. De fiscale claim is daarmede verzekerd.
De Vries