nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Inleiding
Met dit wetsvoorstel wil de CDAfractie recht doen aan een laatste groep
veteranen die langer dan twee maar korter dan vijf jaar gediend hebben. In
de recentelijk aangenomen Uitkeringswet Tegemoetkoming Twee tot Vijfjarige
Diensttijd (25 477) heeft de regering een groep uitgezonderd; namelijk
degenen die een overheidspensioen ontvangen. De redenatie was dat zij geen
recht op het bedrag van f 1000 gulden hebben omdat de eenmalige uitkering
een pensioenvervangend element heeft.
De CDAfractie is van mening dat juist het erkenningskarakter van de f 1000regeling
voorop staat. Erkenning laat het niet toe dat er onderscheid tussen groepen
wordt gemaakt. Uit reacties van veteranenzijde is gebleken dat ook de betrokken
groepering de redenatie van de regering niet kan volgen. Velen dachten alsnog
een lang verwachte blijk van erkenning te ontvangen maar werden teleurgesteld.
Met de indiening van dit initiatiefwetsvoorstel wil het CDA ook pensioengerechtigde
voormalig militairen, die langer dan twee maar korter vijf jaar hebben gediend,
recht geven op deze erkenningsuitkering.
Voorgeschiedenis
Enkele jaren geleden werd het wetsvoorstel Financiële Compensatie
Vijfjarige Diensttijd door de Kamer aangenomen. Hierdoor kregen veteranen
die langer dan 5 jaar hadden gediend recht op een pensioenvervangende uitkering.
De achtergrond van deze regeling was dat voormalige dienstplichtigen tijdens
de Tweede Wereldoorlog, dan wel in voormalig Nederlands Indië, in Korea
of in het voormalig Nederlands Nieuw Guinea langer dan vijf jaar in werkelijke
dienst waren geweest, een aanzienlijk gat in de pensioenopbouw ondervonden.
De grens voor deze f 7500, regeling werd gezet op vijf jaar omdat deze
grens ook gehanteerd werd bij beroepsmilitairen.
Toen deze regeling ten uitvoer werd gebracht bleek de grens van vijf jaar
in veel gevallen schrijnend uit te vallen. Mensen die vier en een half jaar
hadden gediend, vielen volledig buiten deze regeling. Meer dan ooit bleek
een brede behoefte te bestaan aan een blijk van (late) waardering en erkenning.
Dit leidde ertoe dat de Kamer in 1995 een motie (Kamerstukken II 1994/1995 21 490 nr 18) aannam waarin gevraagd werd om een uitkering
voor veteranen die langer dan twee maar korter dan vijf jaar hadden gediend.
De grens van twee jaar sloot min of meer aan bij de gemiddelde «normale»
diensttijd die toen gold.
Helaas deed de regering er twee jaar over om deze motie uit te voren,
waardoor veel kostbare tijd verloren ging. Pas in oktober 1997 kon het debat
worden afgerond in de Kamer.
Het CDA heeft in de debatten over het wetsvoorstel in oktober en november
1997 gepleit om de uitkering ook van toepassing te verklaren op de groep veteranen
met een overheidspensioen. De regering was tegen, voornamelijk vanuit financiële
overwegingen. Er bleek geen Kamermeerderheid voor het amendement Meyer/ Van
Ardenne (25 447 nr 15). Het CDA wil dit voorstel neerleggen in een initiatiefwetsvoorstel
omdat gebleken is dat de regeling veel onbegrip ontmoet bij degenen die buitengesloten
worden. De kwestie van de erkenningsuitkering moet voor eens en altijd naar
behoren geregeld worden. Zeker waar het, qua leeftijd, een kwetsbare groep
betreft die zich onder moeilijke omstandigheden loyaal heeft ingezet voor
het Koninkrijk.
Erkenningskarakter
De regering heeft in het debat het pleidooi voor een uitkering voor alle
pensioengerechtigden afgewezen omdat de bewuste groep een pensioen van overheidswege
geniet. De CDAfractie wijst de regering op het feit dat de uitkering bovenal
een erkenningskarakter heeft. Ook de regering heeft het erkenningelement aangehaald
in de Memorie van Toelichting bij de Twee tot Vijfjarigen regeling. Letterlijk
stelt de regering in de MvT bij de Uitkeringswet (25 447 nr 3 p.2): «Daarbij
zij benadrukt dat het onderhavige wetsvoorstel in tegenstelling tot ingevolge
de Uitkeringswet Financiële Compensatie verstrekte uitkeringen, niet
de financiële compensatie voorop staat , maar de erkenning wegens extra
langdurige dienst onder moeilijke omstandigheden» Ook staat expliciet
vermeld: «De tegemoetkoming is een blijk van erkenning en respect voor
hetgeen de militairen destijds loyaal hebben gedaan ten behoeve van het Koninkrijk».
Het loslaten van de vijfjarengrens bevestigt in de visie van de CDAfractie
bovendien het feit dat deze regeling los staat van pensioencompensatie.
De CDAfractie wijst tevens op het commentaar van de Raad van State bij
de Uitkeringswet Twee tot Vijf jarige diensttijd. De Raad had terecht de vraag
gesteld of het wetsvoorstel wel adequaat was, omdat er opnieuw groepen buiten
de regeling dreigden te vallen. Het CDA wil met dit initiatiefwetsvoorstel
voorkomen dat de groep met overheidspensioen uitgezonderd blijft van de erkenningsuitkering.
Financiële paragraaf
In de brief dd 17 oktober 1997 (25 477 nr 14) is becijferd dat de
kosten van het brengen van overheidspensioengerechtigden onder het wetsvoorstel
2 tot 5 jarigen rond de 29 miljoen bedragen. De kosten voor de weduwen van
deze groep, die uiteraard recht hebben op de 1000„ bedragen nog eens
7 miljoen. De CDAfractie heeft in het debat al aangegeven dat zij het veel
te dure en omvangrijke ATGWproject als financieringsbron wil aanmerken. Het
CDA heeft de behoefte aan antitankwapens onderschreven maar vindt dat er goedkopere
alternatieven voorhanden zijn voor het dure samenwerkingsproject. Ook de staatssecretaris
heeft in het Algemene Overleg dd 24 september 1997 (23 181 nr 5) twijfels
over de toekomst van het samenwerkingsproject. In de brief dd 2 mei 1997 zijn
goede, financieel aantrekkelijke alternatieven genoemd. In de begroting 1998
zijn bedragen voor dit project opgenomen onder artikel 04.22. Ten behoeve
van het eenmalig vrijmaken van geld voor dit initiatiefwetsvoorstel kan eventueel
geschoven worden, in afwachting van de definitieve beslissing
over de aanschaf van een Anti Tankwapen in de goedkopere variant.
Van Ardenne-van der Hoeven