Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 26000 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 26000 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de ontwikkelingen ten aanzien van euthanasie en hulp bij zelfdoding in ons land en de onzekerheid, die er op dit gebied bij patiënten en geneeskundigen bestaat, wenselijk is in het Wetboek van Strafrecht een strafuitsluitingsgrond op te nemen voor de geneeskundige die euthanasie toepast of hulp bij zelfdoding verleent en daarbij voldoet aan terzake vast te stellen zorgvuldigheidseisen;
dat het in verband hiermee wenselijk is in de Wet op de lijkbezorging een toetsingsprocedure op te nemen voor meldingen van gevallen van euthanasie en hulp bij zelfdoding;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd.
Artikel 293 komt te luiden:
1. Hij die opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen beëindigt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Hij die opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzet, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
3. Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
4. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing indien de beëindiging van het leven dan wel het behulpzaam zijn bij zelfdoding of het verschaffen van middelen daartoe geschiedt op uitdrukkelijk en herhaald verzoek van een patiënt vanwege de uitzichtloze noodsituatie, waarin die zich bevindt, door een geneeskundige, die daarbij de gestelde zorgvuldigheidseisen in acht neemt, en aan de gemeentelijke lijkschouwer de mededeling doet overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.
5. De zorgvuldigheidseisen, bedoeld in het vierde lid, houden in dat de geneeskundige:
a. de overtuiging heeft gekregen dat de patiënt zijn verzoek om levensbeëindiging vrijwillig en weloverwogen heeft gedaan;
b. aan de patiënt voorlichting heeft gegeven over de situatie waarin deze zich bevindt en de vooruitzichten met betrekking tot de noodsituatie;
c. met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de noodsituatie geen redelijke andere oplossing is;
d. een van hem onafhankelijke geneeskundige heeft geraadpleegd, die zich een oordeel heeft gevormd over de uitzichtloze noodsituatie, en de patiënt, indien een zorgvuldige beoordeling zulks vergt, heeft bezocht.
6. Indien de patiënt een leeftijd heeft tussen de twaalf en achttien jaren, worden zijn wettelijke vertegenwoordigers bij de besluitvorming betrokken. Indien een van hen zich niet met de levensbeëindiging kan verenigen, wordt aan het verzoek van de patiënt geen gevolg gegeven, tenzij deze de levensbeëindiging weloverwogen blijft wensen en de noodsituatie naar het oordeel van de geneeskundige geen uitstel van de levensbeëindiging gedoogt.
Artikel 294 vervalt.
In artikel 295 wordt na «293» toegevoegd: , eerste, tweede en derde lid,.
In artikel 422 wordt na «293» toegevoegd: , eerste, tweede en derde lid,.
De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd.
Artikel 7 komt te luiden:
1. Hij die de schouwing heeft verricht geeft een verklaring van overlijden af, indien hij overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.
2. Indien het overlijden het gevolg was van levensbeëindiging op verzoek dan wel van het behulpzaam zijn bij zelfdoding of het verschaffen van middelen daartoe, als bedoeld in artikel 293, eerste, onderscheidenlijk derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, geeft de behandelende geneeskundige geen verklaring van overlijden af en doet hij van de oorzaak van dit overlijden onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Bij de mededeling voegt de geneeskundige een beredeneerd verslag inzake de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 293, vijfde en zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3. Indien de behandelend geneeskundige in andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, deelt hij dit onverwijld mede aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers.
Artikel 9 komt te luiden:
1. De vorm en de inrichting van de modellen van de verklaring van overlijden, af te geven door de behandelende geneeskundige en door de gemeentelijke lijkschouwer, worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
2. De vorm en de inrichting van de modellen van de mededeling en het verslag, bedoeld in artikel 7, tweede lid, en van de formulieren bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, worden op voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Sport, geregeld bij algemene maatregel van bestuur, welke niet eerder in werking treedt dan drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 10 komt te luiden:
1. Indien de gemeentelijke lijkschouwer meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke stand.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, brengt de gemeentelijke lijkschouwer, indien sprake is van een mededeling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, voorts door invulling van een formulier verslag uit aan de regionale toetsingscommissie bedoeld in artikel 10a. Daarbij voegt hij het beredeneerd verslag bedoeld in artikel 7, tweede lid.
Na artikel 10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Er zijn vijf regionale toetsingscommissies die aan de hand van het verslag bedoeld in artikel 7, tweede lid en het verslag bedoeld in artikel 10, tweede lid, beoordelen of de behandelende geneeskundige bij de levensbeëindiging op verzoek dan wel het behulpzaam zijn bij zelfdoding of het verschaffen van middelen daartoe aan de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 293, vijfde en zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft voldaan.
2. De regionale toetsingscommissie brengt haar gemotiveerd oordeel binnen zes weken na ontvangst van het verslag, bedoeld in artikel 10, tweede lid, schriftelijk ter kennis van de behandelend geneeskundige. De in de eerste volzin genoemde termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verlengd. Indien de geneeskundige naar het oordeel van de regionale toetsingscommissie niet heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 293, vijfde en zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, brengt de regionale toetsingscommissie haar oordeel ter kennis van de officier van justitie en de regionaal inspecteur voor de gezondheidszorg.
3. Op voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Sport, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde commissies in ieder geval regels gesteld betreffende:
a. hun vestigingsplaats en relatieve bevoegdheid;
b. hun omvang en samenstelling;
c. benoeming, ontslag en bezoldiging;
d. verschoning en geheimhouding;
e. werkwijze en verslaglegging.
De in de vorige volzin bedoelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Aan artikel 12 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien blijkens het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer, bedoeld in artikel 10, eerste lid, het overlijden het gevolg was van levensbeëindiging op verzoek dan wel het behulpzaam zijn bij zelfdoding of het verschaffen van middelen daartoe als bedoeld in artikel 293, eerste, onderscheidenlijk derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en de officier van justitie meent niet tot de afgifte van een verklaring van geen bezwaar tegen begraving of verbranding te kunnen overgaan, stelt hij de gemeentelijke lijkschouwer en de regionale toetsingscommissie, bedoeld in artikel 10a, hiervan onverwijld in kennis.
In artikel 81, eerste onderdeel, komt na «7» te vervallen: , eerste lid,.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26000-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.