25 992
Internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 31 maart 2004

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 10 maart 2004 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken en minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 december 2003 houdende een reactie op de motie-Huizinga-Heringa (28 600-V, nr. 39) inzake de vervolgnotitie Internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging: nieuwe ontwikkelingen sinds de notitie uit 1998 (25 992, nr. 3).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) vindt het na zes jaar de hoogste tijd dat de Kamer zich weer eens met het thema vrijheid van godsdienst of levensovertuiging bezighoudt. De positieve verwachtingen van minister Van Mierlo in de nota uit 1998 blijken geen bewaarheid te zijn geworden. Het is niet beter gesteld met de vrijheid van godsdienst; het is mogelijk zelfs slechter geworden. De notitie van de regering geeft een duidelijk beeld van de situatie in de wereld. Naast openlijke discriminatie van minderheden is een belangrijk punt van zorg de vrijheid om van godsdienst te veranderen. In zowel Iran als Afghanistan staat de doodstraf op het veranderen van godsdienst. Mevrouw Huizinga mist aandacht voor dat punt in de notitie.

De minister zegt in zijn notitie te werken aan een tweesporenbeleid: het bevorderen van de vrijheid van godsdienst enerzijds en het bevorderen van religieuze verdraagzaamheid via een interreligieuze dialoog anderzijds. In de ogen van mevrouw Huizinga ligt de ene actie in het verlengde van de andere. Het is niet zozeer zaak om de eigen overtuiging te relativeren, maar om een ander dezelfde rechten en dezelfde vrijheid van levensovertuiging te gunnen als jezelf. Zo geïnterpreteerd kan een interreligieuze dialoog bijdragen aan voor godsdienstvrijheid noodzakelijke voorwaarden zoals begrip en verdraagzaamheid tussen religies.

De notitie meldt dat veel religieuze leiders in Afrika blijk geven van dogmatisme in hun benadering en dat dit van weinig gevoeligheid getuigt voor de immense problemen waarvoor de hiv/aidsepidemie het continent en individuele burgers stelt. In deze passage voelt mevrouw Huizinga het ongemak en de pijn die werkelijke tolerantie geven. Werkelijke tolerantie betekent een ander zijn overtuiging laten, ook als je daar grote moeite mee hebt. In de notitie wordt geen aparte aandacht besteed aan antisemitisme, terwijl racisme wel een onderwerp vormt. Dit is vreemd, zeker in het licht van de toename van antisemitische incidenten. Is het onderscheid tussen geweld tegen etniciteit en godsdienst, met name in het geval van het joodse volk, zo duidelijk te maken?

Het buitenlands beleid van Nederland staat grotendeels in het teken van de Europese Unie. Een gezamenlijk optreden in EU-verband is in veel gevallen effectiever dan een optreden van Nederland alleen. De opmerking van de minister dat eenzijdig optreden niet geloofwaardig is, behoeft echter nadere toelichting. Bij de beschrijving van de situatie in Azië staat expliciet vermeld dat de Nederlandse ambassades de ontwikkelingen nauwgezet volgen, onder meer door directe contacten met christelijke organisaties. Gebeurt dat alleen in deze regio? Hoe dragen deze contacten bij aan de verbetering van de situatie?

Bij het debat in 1998 is toegezegd om de vervolging van mensen om hun godsdienst of overtuiging jaarlijks onderwerp van bespreking met de Kamer te laten zijn. Mevrouw Huizinga mist in de notitie concrete voorstellen om invulling te geven aan de Nederlandse aandacht voor dit onderwerp. Kan in Europees verband naar analogie van de Verenigde Staten een ambassadeur voor godsdienstvrijheid worden aangesteld? Het blijft in de notitie bij een beschrijving van de situatie en van wat Nederland doet op dit punt. Er staat dat het lastig is om op EU-niveau richtlijnen te ontwikkelen. Kan daarmee niet creatiever worden omgegaan? Effectiviteit van beleid is belangrijk, maar dit is lastig omdat godsdienstvrijheid moeilijk meetbaar is. In de VS brengt de adviesraad inzake internationale godsdienstvrijheid en levensovertuiging jaarlijks een rapportage uit. Bij de voorstellen van het Bureau beleidsvorming ontwikkelingssamenwerking (BBO) komt een dergelijke rapportage ook aan de orde, maar volgens de minister kost dat te veel werk. Wil zij deze stelling toelichten?

Het is goed dat het ministerie het inzicht heeft gekregen dat in het buitenlands en ontwikkelingsbeleid niet voorbij kan worden gegaan aan de rol van religie. Beleidsmakers liepen vaak met een grote boog om dit onderwerp heen uit angst voor een vermenging van kerk en staat of vanuit het seculiere vooroordeel dat religies betekenisloos zijn. Aandacht voor religie heeft niets te maken met de scheiding van kerk en staat. Voor 90% van de wereldbevolking is de godsdienstige overtuiging het belangrijkste in het leven. Conflicten en etnische culturele patronen kunnen niet worden begrepen zonder de lokale religieuze situatie te kennen. Religie is veelal niet de bron van conflicten, maar is een gemakkelijk te mobiliseren maatschappelijke kracht die helaas maar al te vaak wordt misbruikt voor politieke motieven.

Het proces dient een vervolg te krijgen. Kunnen de genoemde thema's, conflicten, aids, corruptie en zingeving, worden aangevuld met het thema sociaal-economische ontwikkeling? Mevrouw Huizinga verzoekt de ministers, te komen tot een uitgewerkte beleidsnotitie. Dat kan in de vorm van een analyse van de huidige rol van religie bij ontwikkelingsbeleid, maar ook door het formuleren van aanbevelingen over hoe ambassades, medefinancieringsorganisaties (MFO's) en ngo's met religie kunnen omgaan. Kan er een permanente werkgroep worden ingesteld die zich op basis van een beleidsstuk bezint op de implementatie van het element religie in buitenlands en ontwikkelingsbeleid? Nederlandse kerkelijke en levensbeschouwelijke organisaties dienen hierbij te worden betrokken. Alleen zij beschikken over de benodigde kennis op dit terrein en weten de weg te vinden naar partners in ontwikkelingslanden.

Voor de heer Çörüz (CDA) betekent vrede tussen godsdiensten ook vrede tussen mensen. In de notitie lijkt het onderwerp te worden benaderd vanuit de invalshoek dat godsdiensten alleen problemen opleveren. Godsdiensten zijn in staat om mensen te mobiliseren, ten goede en ten kwade. Godsdiensten bieden miljoenen mensen in de wereld binding en inspiratie en hebben een rol gespeeld in democratiseringsprocessen. Tegen het misbruik van godsdienst in zulke extreme vormen dat het leidt tot terrorisme, moet daadkrachtig en expliciet worden opgetreden. De heer Çörüz pleit daarom voor een verbod op organisaties die door misbruik te maken van religie en godsdienst, de vrijheid van anderen in gevaar brengen. Dit onderwerp heeft niet alleen een buitenlandse component; zaken die in het buitenland spelen, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten, hebben binnenlandse effecten. Het is goed dat de regering in haar notitie de waarde van interreligieuze dialogen aanstipt. Is zij bereid om een fonds in het leven te roepen voor activiteiten op dit gebied?

Godsdienstvrijheid brengt met zich mee dat godsdienst daadwerkelijk moet kunnen worden uitgedragen. Er moet dus, uiteraard binnen het kader van de rechtsstaat, ruimte zijn voor andere meningen. Anders zou sprake zijn van een andere vorm van fundamentalisme, namelijk liberaal fundamentalisme.

In de notitie staat dat de regering het moeilijk acht om in Europees verband tot richtlijnen te komen inzake de vrijheid van godsdienst. De heer Çörüz zet daar vraagtekens bij. Een gezamenlijke Europese aanpak bestaat bijvoorbeeld wel ten aanzien van de oplegging van de doodstraf. Het argument is dat er te veel aspecten aan het vraagstuk van godsdienstvrijheid zouden kleven. Zowel in het Europese recht als in internationale verdragen staat expliciet aangegeven wanneer sprake is van schending van de godsdienstvrijheid. Daarin kunnen aanknopingspunten worden gevonden om op Europees niveau een gedragscode te ontwikkelen.

De goede intenties uit de notitie moeten handen en voeten krijgen. De heer Çörüz is het niet eens met de bewindslieden dat er op het gebied van godsdienstvrijheid geen rol is weggelegd voor de diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland. De mensenrechtenambassadeur en de buitenlandse missies moeten specifiek worden belast met deze belangrijke materie. Kan ook de Nederlandse ambassadeur bij de Heilige Stoel worden ingezet voor de godsdienstvrijheid?

Mevrouw Fierens (PvdA) heeft waardering voor de notitie van de ministers, die een algemeen maar zorgvuldig beeld geeft van de godsdienstvrijheid in de wereld. Het is echter een «noordelijke» nota waaronder een westers wereldbeeld schuilgaat, omdat zij is geschreven vanuit de humanistische opvatting over religie. Die opvatting gaat ervan uit dat de verschillende vormen van religie gelijkwaardig zijn. Na 11 september 2001 werd dat humanistische wereldbeeld verstoord, omdat toen bleek dat niet iedereen hetzelfde wereldbeeld aanhangt. Deze constatering is van belang voor de analyse van het probleem en voor de mogelijke oplossingen ervan.

De ministers stellen dat het aantal conflicten in naam van godsdienst is toegenomen, net als uitspraken die in het kader van religie zijn gedaan over zaken zoals hiv/aids, reproductieve rechten en homorechten. Hoe denken de ministers daarmee om te gaan? Het recht van aanhangers van een religie op een eigen opvatting creëert in dit opzicht een behoorlijk spanningsveld.

Het onderwerp antisemitisme wordt node gemist in de nota. Mevrouw Fierens wijst in dit kader op het rapport over antisemitisme van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (EUMC). Wat zijn de vervolgstappen op dat rapport? Het jaarrapport van het Centrum informatie en documentatie Israël (CIDI) sluit daar goed op aan; antisemitische uitingen zijn in heel Europa een groot probleem, dat krachtig ter hand moet worden genomen. Er lijkt een soort gewenning op te treden; de grenzen worden steeds verlegd, zowel bij daders als bij slachtoffers.

Door de grote onbekendheid met religie ontstaan veel vooroordelen en worden te snel conclusies getrokken. Voorlichting is van prominent belang. Het stimuleren van dialogen is een van de kerninstrumenten van de minister. Dat is een westerse manier om iets aan te pakken. Zowel de EU, de OVSE als de VN heeft sterk ingezet op dit instrument. Werpt het voldoende vruchten af? Is het probleem voldoende geanalyseerd?

Het thema religie in ontwikkelingssamenwerking is de laatste tijd onderbelicht geweest, mede door het na 11 september sterk veranderde tijdsbeeld. Toch maakt het een integraal onderdeel uit van ontwikkelingssamenwerking. BBO heeft in samenwerking met het ministerie een voorzet gegeven op dit vlak. Het is mevrouw Fierens nog niet duidelijk wie daarin welke rol gaat vervullen. Zij pleit voor een multireligieus platform dat vanaf het begin een grote rol speelt, omdat er anders weer allemaal witte mensen uit dezelfde witte organisaties rond de tafel zitten.

In de nota wordt te mild geoordeeld over Iran en Pakistan. Tijdens een parlementaire reis in Iran heeft mevrouw Fierens gemerkt dat de vrijheid van godsdienst in Iran scherp onder druk staat. In Pakistan moet president Musharraf op veel borden tegelijk schaken. De blasfemiewetten zijn daar nog alom aanwezig. Tegen die achtergrond is het jammer dat de ontwikkelingssamenwerking met Pakistan weer is gestart. Op de Nederlandse ambassades in het buitenland moet expertise aanwezig zijn op het gebied van religie en vrijheid van religie. In Pakistan is er een voortreffelijk ambassadeur, maar in landen zoals Iran schiet dit zwaar tekort.

Mevrouw Fierens wijst op de rapportage van de speciale rapporteur van de VN inzake de vrijheid van godsdienst of overtuiging, waaruit blijkt dat er weinig vooruitgang is geboekt. Over welke instrumenten beschikt de regering? Op welke terreinen wil zij die inzetten? Welke inspanningen wil de regering in Europees verband plegen?

Voor de heer Wilders (VVD) is de vrijheid van godsdienst een groot goed. Zowel in de notitie als in de motie-Huizinga-Heringa wordt de vinger op de gevoelige plek gelegd: de vrijheid van godsdienst wordt vaak juist om godsdienstige redenen beperkt.

Voor de heer Wilders geldt het klassiek-liberale uitgangspunt dat de vrijheid van de een ophoudt waar de vrijheid van de ander wordt geschaad. Net zoals alle andere vrijheden is ook de vrijheid van godsdienst dus niet absoluut, maar gebonden. De vrijheid van godsdienst kan alleen worden gewaarborgd indien wordt opgetreden tegen het misbruik van dit recht. In de notitie wordt gelukkig ook ingegaan op deze beperkingen. Hoe staat de minister in dat verband tegenover het islamisme en tegenover de sharia als basis voor islamitisch recht?

In de notitie van de regering komen de spanningen steeds terug. Het valt op dat het daarbij steeds gaat om islamitische landen, of deze nu in de Sub-Sahara liggen, in het Midden-Oosten of in Azië. Is er dan een wezenlijke spanning tussen de islam en mensenrechten die weinig te maken heeft met de cultuur in een bepaald gebied? Het verzet van Saoedi-Arabië tegen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is bekend. Het siert de minister dat hij in de VN-Mensenrechtencommissie gaat ijveren voor een resolutie om Saoedi-Arabië te veroordelen.

In de notitie wordt uitgebreid ingegaan op het voorkomen van misbruik van de vrijheid van godsdienst. Dat is een goede zaak. Dit probleem is vooral aanwezig in het islamisme, waar vaak sprake is van een politieke agenda die onder het mom van religieuze overtuiging wordt uitgedragen, met gebruikmaking van de religieuze infrastructuur van moskeeën en liefdadigheidsorganisaties. Dit is schadelijk voor het voortbestaan van de rechten, maar het treft ook de gewone gelovige die mede verantwoordelijk wordt gesteld voor wat er onder het mom van zijn geloof gebeurt. Juist deze groep heeft belang bij het beschermen van de vrijheid van godsdienst door op te treden tegen misbruik. Te vaak worden fundamentalisten ten onrechte gezien als mensen die zeer gelovig zijn. In hoeverre kunnen de ministers bevorderen dat gematigde stromingen binnen een religie het gevecht met fundamentalistische krachten durven aan te gaan?

De notitie schenkt geen aandacht aan de spanning tussen collectief en individu. Religie heeft meestal niet veel op met het individu, maar benadrukt juist het deel uitmaken van het religieus collectief. Deze benadering van het individu als ondergeschikt aan het collectief, gekoppeld aan een sterke religieuze overtuiging, maakt het mogelijk dat mensen bepaalde dingen doen. Veranderen van godsdienst wordt door het collectief gezien als afvallig en verraderlijk gedrag. Het respect voor de individuele keuze is vaak ver te zoeken.

De heer Wilders mist in de notitie de constatering dat vrijheid van godsdienst kan botsen met andere vrijheden. De gelijkheid van man en vrouw gaat voor hem boven godsdienstvrijheid. Het recht van de een mag niet worden gebruikt om het recht van de ander met voeten te treden. Wat is het verschil tussen een gebedsgenezer die een kankerpatiënt afraadt om naar het ziekenhuis te gaan en een priester in een Afrikaans dorp vol met hiv-geïnfecteerden die mensen uit zijn gemeente ontraadt om een condoom te gebruiken?

De heer Wilders is ertegen om religieuze organisaties meer te betrekken bij het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Organisaties die door de overheid worden ingeschakeld, dienen een neutraal karakter te hebben. Organisaties kunnen er een eigen agenda op na houden die door de Kamer niet of nauwelijks te controleren is. De heer Wilders staat kritisch tegenover het incorporeren van religie in het beleid. Nederland moet de scheiding van religie en staat juist bevorderen. Ontwikkeling en secularisatie gaan vaak hand in hand.

De activiteiten en voorstellen van BBO inzake religie en OS zullen vele ontwikkelingssamenwerkers bezig houden. De heer Wilders stoort zich aan pagina 24 en 25 van het kabinetsstuk, waarin wordt beschreven wat er gaat gebeuren en wat er al is gebeurd. Heel veel OS-geld zal weer aan de strijkstok van de ontwikkelingsindustrie blijven hangen. Dit geld is niet bedoeld om de mensen van BBO en andere ngo's een goed belegde boterham te geven. Het geld moet daar worden besteed en niet hier.

De heer Van der Staaij (SGP) wijst op de praktijk van de beoordeling van asielrelazen. Het is vaak heel lastig om vast te stellen hoe de positie van christenen in landen zoals Iran daadwerkelijk is. De beleidsstukken geven daarvan niet altijd een even goed beeld.

In talloze landen zijn er toenemende spanningen op religieus gebied en in veel landen worden mensen vervolgd, gemarteld en gevangengenomen vanwege hun geloofsovertuiging. De regering constateert in haar notitie dat Nederland een traditie heeft hoog te houden bij het opkomen voor mensen die vanwege hun geloof worden vervolgd en laat weten dat zij daarop aanspreekbaar is. Wat zijn de ambities van de regering? De notitie is meer gewijd aan analyses dan aan ambities. Het afgelopen jaar zijn op tal van manieren acties ondernomen voor mensen die wegens hun geloof worden vervolgd. Welke lessen kunnen daaruit worden getrokken?

De Kamer heeft in november 2003 een rapport ontvangen over de situatie in de nieuwe EU-lidstaten, dat is opgesteld door een groot aantal organisaties. Haarscherp is in beeld gebracht dat in een aantal landen dat voldoet aan de politieke Kopenhagencriteria, wettelijke registratievereisten negatief uitpakken voor de kleine, doorgaans christelijke geloofsgemeenschappen. Is de regering bekend met dit rapport? Wat is haar reactie erop? In de regeringsnotitie wordt een enkele zin gewijd aan dit probleem, maar alleen in het kader van de ambitie om hiertegen iets te ondernemen. Momenteel wordt druk gesproken over de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU. Het Commissierapport over 2003 meldt ernstige beperkingen van de godsdienstvrijheid gemeten naar Europese standaarden. Een rapport van Jubilee meldt dat alle onofficiële godsdienstige bijeenkomsten als potentieel subversief worden beschouwd en de onwelkome belangstelling trekken van de staatsveiligheidsdiensten. De minister-president heeft de Turkse regering hierop in oktober aangesproken, maar in de ogen van de heer Van der Staaij is een krachtiger diplomatieke druk wenselijk. Welke mogelijkheden ziet de regering om ook in Europees verband de druk op te voeren?

In Saoedi-Arabië bevinden joden en christenen zich in benarde posities. In Iran en Egypte leidt een overgang van de islam tot het christendom soms tot levensbedreigende situaties. De kwalificatie op pagina 7 dat de situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten nog te wensen overlaat, is dus te eufemistisch geformuleerd. Juist omdat de regering als doelstelling heeft om de betrekkingen met Arabische landen te verbeteren, moet de positie van godsdienstige groeperingen in deze regio een belangrijk aandachtspunt zijn. De notitie verwijst slechts lauwtjes naar de dialoog die in EU-verband met deze landen wordt gevoerd. Wat doet Nederland concreet om in Europees verband de dialoog op niveau te houden? In de alinea over Irak ontbreekt een opmerking over de positie van religieuze groeperingen in de op te stellen grondwet.

Wat Afrika betreft, moet de regering waken voor een bijna antiklerikale houding ten opzichte van aids en homoseksualiteit. In het laatste nummer van het officiële voorlichtingsblad van het ministerie, Internationale Samenwerking, meende de heer Van der Staaij deze houding te proeven. Het gesprek over dit onderwerp moet worden aangegaan met de religieuze leiders, maar niet vanuit het idee dat de westerse opvattingen over seksualiteit alleenrecht hebben. Het is iemands goed recht om een andere visie te hebben op de homoseksuele leefwijze of de reproductieve rechten.

In Azië zijn de problemen zeer aanzienlijk. Nederland heeft besloten om een bilaterale hulprelatie met Pakistan aan te gaan. De heer Van der Staaij was hier niet voor, maar in dit kader is extra aandacht gerechtvaardigd voor de strafrechtelijke bepaling inzake blasfemie. Er kan geen OS-hulp worden gegeven indien hieraan niet spoedig iets verandert. Ook moet de regering in Islamabad worden gevraagd om krachtig op te treden tegen soennitisch extremistisch geweld tegen religieuze minderheden. De bilaterale relatie met Vietnam kan alleen bestendig zijn als dit land de bejegening van de christelijke Hamongstam daadwerkelijk verbetert. De bilaterale relaties moeten worden benut om op dit terrein resultaten te boeken. Ook China blijft bijzonder grote zorgen baren. De heer Van der Staaij verwijst naar het betoog van zijn fractiegenoot Van der Vlies in het debat over de opheffing van het EU-wapenembargo tegen dit land. Heeft de EU-mensenrechtendialoog met China effect?

De regering verdient een compliment voor het geplande overleg tussen het ministerie en ngo's zoals Jubilee over religie. Het is zeer terecht dat er aandacht is voor het belang van het thema religie. Het is goed dat de ogen niet worden gesloten voor de betekenis van religie in het leven van mensen. Met een antireligieuze instelling of met het negeren van de rol die religie vervult, is geen enkel belang gediend.

Het antwoord van de bewindslieden

Volgens de minister van Buitenlandse Zaken staat de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging centraal in de nota. Dit weerspiegelt de overtuiging van de regering dat de specifieke aandacht die Nederland traditioneel besteedt aan de vrijheid van godsdienst, moet worden gehandhaafd. Het is voor de regering een voortdurend onderwerp van aandacht dat zij zowel bilateraal als multilateraal tracht te vertolken. In vergelijking met andere landen slaat Nederland zeker geen slecht figuur op dit vlak. De notitie geeft een overzicht van de ontwikkelingen, maar ook een indicatie van de weg die de regering beoogt te gaan. In de praktijk is er bijna geen land te vinden waar de vrijheid van godsdienst of overtuiging in het geheel geen problemen oproept. Bekeken moet worden hoe ver de Nederlandse invloed reikt in de internationale organisaties om daadwerkelijk een verschil te maken. Vooral de positie van minderheidsgroepen is in dit kader aan de orde, omdat zij zich in overtuiging onderscheiden van de meerderheid en daardoor snel in het gedrang komen.

Het buitenlands beleid kent een uitgebreid instrumentarium om de bescherming van de mensenrechten te bevorderen. In de notitie uit 1998 is een overzicht van dat instrumentarium aangeboden. In de huidige notitie wordt verwezen naar wat Nederland bilateraal en multilateraal heeft gedaan en voornemens is om te doen. Het is niet altijd zichtbaar wat wordt gedaan. Stille diplomatie kan in veel gevallen doeltreffend zijn, vooral om aandacht te vragen voor de positie van minderheidsgroepen. In Turkije is op de Nederlandse ambassade recentelijk een bijeenkomst georganiseerd met ngo's die zich inzetten voor mensenrechten en voor religieuze vrijheid. Door de grote druk die via stille diplomatie de afgelopen jaren in Turkije is uitgeoefend, wordt in Antalya nu een kerk geopend. Daarnaast wordt in Europees verband druk uitgeoefend op Turkije om aan de politieke criteria te voldoen. De combinatie van instrumenten is dus effectief om zaken te bereiken. Het zijn vaak langdurige processen waarbij soms opeens concrete resultaten worden geboekt en waar soms pas op de plaats moet worden gemaakt.

Wel zichtbaar is de rol die Nederland speelt in internationale fora op het gebied van vrijheid van geloofsovertuiging, zoals de Verenigde Naties en de OVSE. Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de OVSE is een speciale bijeenkomst gehouden over de vrijheid van godsdienst of overtuiging. In VN-verband is Nederland traditioneel betrokken bij de onderhandelingen over resoluties inzake godsdienstige verdraagzaamheid, zowel in het kader van de Mensenrechtencommissie als in de Derde Commissie. Ierland is de afgelopen jaren hoofdsponsor geweest van deze resoluties, maar bij de aanstaande VN-Mensenrechtencommissie zal de EU als geheel als hoofdsponsor optreden. In het kader van de werkverdeling tussen de EU-partners zal Nederland trekker zijn van deze resolutie. Alles bij elkaar valt het dus wel mee met het gebrek aan activiteit van Nederland op dit vlak.

Nederland heeft een uitermate goede reputatie op het gebied van de bestrijding van antisemitisme. Het onderwerp heeft in de notitie geen aparte plaats gekregen, omdat antisemitisme binnen Europa in de eerste plaats een zaak is van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Toch zegt de minister toe goed op dit onderwerp te letten. Het is zeer zorgelijk dat antisemitisme overal in Europa sterker naar voren komt. Hiertegen dient krachtig te worden opgetreden.

De minister is het met mevrouw Huizinga eens dat de vrijheid om van godsdienst te veranderen krachtig moet worden uitgedragen. Aangetekend moet worden dat het hier gaat om excessen van religies. De religies op zichzelf zijn niet onverdraagzaam, maar onderdelen ervan worden aangegrepen om onverdraagzaamheid te creëren. Er moet dus een tweesporenbeleid worden gevolgd. Enerzijds moet er vrijheid zijn om van religie te wisselen, anderzijds moeten excessen uit de religie worden gehaald. Heel veel moslimvrouwen zijn zeer gelukkig met hun religie en kennen niet de beperkingen die in Afghanistan en Iran gelden. In alle regio's waar het nodig is, volgen Nederlandse ambassades deze zaken. Anders zouden notities zoals de voorliggende niet kunnen worden gemaakt. Dit past in de opdracht die de ambassades hebben in het kader van het algemene mensenrechtenbeleid. Religie en religieuze onderdrukking vormen hiervan een onderdeel, waarover zeer regelmatig wordt gerapporteerd.

De minister is geen voorstander van een EU-richtlijn inzake de vrijheid van godsdienst, omdat een richtlijn een heel concreet juridisch instrument is. Wel wil de minister nagaan hoe verder practische invulling kan worden gegeven aan de gemeenschappelijke EU-positie op dit terrein. Dit zal nog een hele toer zijn. De minister is ook niet voor het invoeren van een«ambassadeur voor godsdienst». Het onderwerp vrijheid van religie maakt onderdeel uit van het mandaat van de mensenrechtenambassadeur. Alle mensenrechten zijn gelijkwaardig en onderling verbonden. Het ene recht mag het andere niet beperken. In dat kader is het efficiënter als de mensenrechtenambassadeur het gehele pakket aan mensenrechten onder zich heeft. Ook zal het al een hele toer zijn om in Europees verband tot een gedragscode te komen, laat staan tot het instellen van een dergelijke ambassadeur. Toch zegt de minister toe dit onderwerp aan de orde te stellen. Bij de Heilige Stoel wordt een nieuwe ambassadeur benoemd. De minister zal haar op dit specifieke aspect wijzen.«Afghanistan» en «11 september» zijn excessen van een bepaalde religieuze stroming. Er moet voor worden gewaakt om deze excessen synoniem te maken aan de religie in haar geheel. Op het ogenblik is er een sterke anti-islamitische tendens te bespeuren, die wordt gevoed door bepaalde evenementen die zwaar worden uitgelicht en als voorbeeld worden gesteld voor de religie in haar totaliteit. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling.

De minister veroordeelt en verwerpt de sharia, die hij ziet als een van de uitwassen van religies. Hij is het met de heer Wilders eens dat de vrijheid van godsdienst kan botsen met andere vrijheden, maar er zijn mensenrechtenconventies en charters om dat evenwicht goed in het oog te houden.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking benadrukt de positieve bijdrage van religie aan ontwikkeling in zowel het verleden, het heden als de toekomst. Religie stimuleert mensen. Het biedt ze hoop, perspectief, zingeving en een identiteit, ook in een geseculariseerde samenleving zoals de Nederlandse. In andere delen van de wereld speelt religie een nog veel grotere rol. Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid zou niet goed vorm kunnen krijgen zonder de erkenning en benutting van de rol van religie. Veel Nederlandse ngo's komen voort uit religies. Zij hebben weer contacten met kerkelijke organisaties elders. De kern van de vrijheid van godsdienst is dat religies op hun eigen manier een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Ook in landen als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten stellen regeringen veel geld beschikbaar aan «faith-based»-organisaties. Het criterium is of de desbetreffende organisaties effectief zijn en kwaliteit leveren.

Er zijn ook spanningen op het terrein van godsdienstige opvattingen en het ontwikkelingsbeleid, zoals de bestrijding van hiv/aids, de reproductieve rechten en de gezondheidszorg. Op die terreinen staan de neuzen echt niet allemaal dezelfde kant op. Het voorgaande weekeinde heeft hierover een conferentie plaatsgehad in Amsterdam. De minister zegt toe de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan. Het is nog onvoldoende bekend welke culturele en religieuze belemmeringen er zijn voor de rechtenbenadering voor individuen, met name voor vrouwen. Er wordt een virtuele werkplaats opgezet waar goede voorbeelden kunnen worden uitgewisseld en waar slechte voorbeelden aan de kaak kunnen worden gesteld. Particulieren, overheden en donoren kunnen betrokken regeringen aanspreken op slechte praktijken. Een uitwas zoals vrouwenbesnijdenis is terecht hoog op de agenda gekomen, maar in dezelfde sfeer zijn nog tal van niet te tolereren zaken te bedenken die aan de kaak moeten worden gesteld.

Religie kan zeker een constructieve rol spelen. In Indonesië hebben islamitische leiders met elkaar acties opgezet op het gebied van de bestrijding van corruptie en het bevorderen van integriteit. In Oost-Kongo en Ivoorkust spelen religieuze gemeenschappen een rol bij verzoenings- en vredesprocessen. Dat geldt ook voor de Molukken, waar lang is gezegd dat etniciteit en verschillen in religie de bron van de conflicten waren. Dat is echter niet het geval; de leiders van de verschillende religies hebben juist steeds samengewerkt om mensen bij elkaar te brengen. In Noord-Oeganda is een ring van religieuze leiders actief om kindsoldaten vrij te krijgen uit de rebellenbeweging. Het BBO heeft dit onderwerp anderhalf jaar geleden opgepakt. Samen met andere Nederlandse organisaties en het ministerie zijn workshops gehouden. Het thema wordt nog niet afgesloten; de minister bekijkt wat zij met de aanbevelingen kan doen. Zij staat positief tegenover de suggestie van mevrouw Huizinga om een sociaal-economisch thema toe te voegen.

Tijdens de discussie over de nota «Aan elkaar verplicht, Ontwikkelingssamenwerking op weg naar 2015» (AEV-nota) is de relatie tussen ontwikkelingsprocessen en culturele en religieuze factoren aan de orde gekomen. De Adviesraad internationale vraagstukken is over dit onderwerp om een advies gevraagd. De vragen hebben betrekking op de invloed van culturele religieuze waardestelsels op ontwikkelingsprocessen, mede tegen de achtergrond van globalisering en politiek-economische en culturele omgevingsfactoren. De vraag is of er herkenbare positieve of negatieve factoren zijn die van betekenis zijn voor strategieën inzake duurzame, sociale en economische ontwikkeling. Het advies zal ruim voor de begrotingsbehandeling van dit jaar worden uitgebracht. Een van de aanbevelingen is een kennisforum voor religie en ontwikkelingssamenwerking. Wie daarin zitting zullen nemen, moet nader worden bekeken. De minister is het niet met de heer Wilders eens dat dergelijke activiteiten geen functie hebben. De samenleving globaliseert, individuen en organisaties hebben contacten met mensen verder weg. De kennis en het bewustzijn van de betekenis van religie in ontwikkelingsprocessen zijn nog niet optimaal; een kennisplatform kan daaraan bijdragen.

Er bestaat inderdaad een spanningsveld tussen vrijheid van godsdienst en reproductieve rechten. De reproductieve rechten gaan uit van lichamelijke integriteit, zeggenschap en keuzevrijheid. Dat brengt een spanning met nogal wat godsdiensten met zich mee. Voor de minister telt de rechtenbenadering. Rechten die officieel zijn aanvaard, zijn leidend voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Zowel politieke als religieuze leiders zullen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om die rechten te respecteren en waar nodig te beschermen. Dat heeft niets met antiklerikaal gedrag te maken; de regering is heel zorgvuldig in haar uitingen. Er is respect voor alle religies, maar de dialoog moet op gang worden gehouden met religieuze leiders die de rechtenbenadering ontkennen. Ook op dit terrein zijn positieve zaken te melden. In West-Afrikaanse landen spelen imams in het kader van de hiv/aidsbestrijding een rol in het overdragen van kennis over reproductieve gezondheidszorg. Ook in Bangladesh is het belang van reproductieve gezondheidszorg opgenomen in de opleiding van imams. Ook krijgen imams en vrouwelijke religieuze leiders onderricht over zaken zoals gender, hiv/aidsbestrijding en reproductieve gezondheid. In heel veel landen is dit de effectiefste methode om mensen te bereiken.

De minister is geen voorstander van het invoeren van een fonds voor interreligieuze dialoog. Er bestaan al veel instrumenten om interreligieuze dialogen te financieren, zoals de thematische medefinanciering (TMF). Ook de MFO's financieren uit eigen beweging dit soort activiteiten. Dergelijke zaken kunnen beter door maatschappelijke, kerkelijke en religieuze organisaties op touw worden gezet dan door de overheid. Wel bestaat er een speciale mensenrechtenfaciliteit, die zowel uit ODA als non-ODA (ODA = Official Development Assistance) kan worden gefinancierd. De minister nodigt religies, kerken en organisaties ertoe uit om niet altijd op de overheid te leunen voor dit soort zaken.

De ontwikkelingshulp aan Pakistan is bij de discussie over de AEV-nota besproken. Met het respect voor de vrijheid van godsdienst is het in dat land inderdaad allerbelabberdst gesteld. Pakistan blijft echter om andere redenen op de agenda staan. Doordat Nederland goede relaties heeft met een aantal landen in de regio, heeft het goede programma's kunnen uitvoeren. Pakistan behoort tot de armste landen van de wereld. De minister ziet heel voorzichtig vooruitgang in het Pakistaanse mensenrechtenbeleid. Zij is nog niet erg enthousiast, maar er is zeker geen sprake van een neergaande lijn. Alleen op het terrein van de vrijheid van godsdienst is nog weinig vooruitgang waar te nemen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Oort


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Geluk (VVD), Dittrich (D66).

Naar boven