25 990
Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 22 juni 1998

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen. Deze leden constateren dat de wijzigingen in hoofdlijnen een uitvloeisel zijn van de Kaderwet dienstplicht. Het betreft hier voornamelijk technische aanpassingen, waarmee de leden van de fractie van de VVD in algemene zin kunnen instemmen. Graag zouden deze leden van de regering vernemen welke andere wetgeving nog dient te worden aangepast als gevolg van de invoering van de Kaderwet dienstplicht en wanneer de Kamer deze wetgeving tegemoet kan zien.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn het eens met het gestelde in de Memorie van Toelichting dat aanpassing van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met afstemming op de Kaderwet dienstplicht noodzakelijk is. Deze leden achten het daarom vreemd dat de bewindslieden de aanpassingen in de vorm van een wetswijziging niet gelijktijdig met de ontwerp-Kaderwet aan de Kamer hebben aangeboden. Waarom beschikt de Kamer pas nu over het voorstel? Overigens zien de leden van de CDA-fractie met enig ongeduld uit naar het wetsontwerp inzake reservisten. Wanneer kan de Kamer dit tegemoetzien?

Het doel van de Wet gewetensbezwaren militaire dienstplicht is dat voor wie geconfronteerd wordt met dienst in het leger, de mogelijkheid open staat een beroep te doen op ernstige gewetensbezwaren tegen de vervulling van deze dienst. Het is daarom voor de leden van de fractie van het CDA vanzelfsprekend dat voor alle dienstplichtigen en militairen de ruimte voor een aanvraag tot erkenning van de gewetensbezwaren wordt geboden.

Hoewel de opkomstplicht is opgeschort, worden nog steeds alle mannen vanaf 17 jaar ingeschreven in het militair register. Omdat sinds de opschorting van de opkomstplicht geen keuringen meer plaatsvinden, staat voor deze ingeschrevenen de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag niet langer open. Pas wanneer zij gekeurd worden en geschikt bevonden worden, kunnen zij deze aanvraag doen. Voor die ingeschrevenen die ernstige gewetensbezwaren tegen de militaire dienst hebben, doet het er niet veel toe welke status zij hebben. Zij ervaren hun situatie naar het oordeel van de leden van de fractie van het CDA als zeer onaangenaam, omdat zij geen aanvraag tot erkenning van gewetensbezwaren kunnen indienen. Naar het oordeel van deze leden is het daarom van belang dat de erkenningsprocedure voor deze ingeschrevenen open komt te staan. Deze leden vragen of het mogelijk is om ingeschrevenen tenminste het wettelijk recht te geven thans reeds de bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van hun voornemen om bij reactivering van de dienstplicht een beroep te doen op de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.

Het in stand laten van de evenwichtsgedachte in het gewijzigde wetsvoorstel spreekt de leden van de CDA-fractie aan. Dit geldt ook voor het op erkende gewetensbezwaarden toepasselijke tuchtrecht, dat op het geldend tuchtrecht voor militairen blijft afgestemd.

De Minister van Sociale Zaken schrijft in de Memorie van Toelichting dat hij als tweede ondergetekende ervan uitgaat dat hem in geval van mogelijke beëindiging van de opschorting van de opkomstplicht voldoende tijd ter beschikking wordt gesteld om de uitvoeringsorganisatie in voldoende mate te kunnen reactiveren. Het verbaast de leden van de fractie van het CDA allereerst dat de tweede ondergetekende in de Memorie van Toelichting een eigen formulering kiest, terwijl de opvatting van de eerste ondergetekende onvermeld blijft. Ten tweede is de wijze van formulering naar het oordeel van deze leden dermate onduidelijk, dat onzeker lijkt of de benodigde tijd voor het op orde brengen van de uitvoeringsorganisatie bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geboden wordt.

Indien herinvoering van de dienstplicht onverhoopt noodzakelijk mocht zijn, moet er volgens deze leden ook sprake zijn van een volwaardig instrumentarium ten behoeve van de dienstplicht. Afgezien daarvan is naar het oordeel van deze leden tot het jaar 2010 in ieder geval een uitvoeringsorganisatie gewetensbezwaarden nodig. Deze leden vragen of beide bewindslieden duidelijkheid kunnen verschaffen over de mate van en het tempo waarin de uitvoeringsorganisatie wordt afgebouwd en hoeveel tijd benodigd is voor reactivering. Welke problemen zouden zich kunnen voordoen, indien na volledige afbouw van de uitvoeringsorganisatie tot een plotselinge beëindiging van de opschorting van de opkomstplicht zou worden besloten?

Gelet op het feit dat het wetsvoorstel uitgaat van de positie van de gewetensbezwaarden is het voor de leden van de fractie van het CDA de vraag of het niet voor de hand ligt bij deze wetswijziging in de wetstitel de term «gewetensbezwaren» te vervangen door de term «gewetensbezwaarden».

De leden van de fractie van D66 hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze gelijktrekking is reeds aangekondigd in de Kaderwet dienstplicht en is als zodanig een logische «technische» aanpassing van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.

Het komt deze leden volstrekt logisch en redelijk voor dat, ook onder uitzonderlijkde omstandigheden die voor ons land ernstig bedreigend mochten blijken, met succes een beroep kan worden gedaan op gewetensbezwaren bij een oproep tot vervulling van militaire dienst. Deze leden beschouwen dit als een hoeksteen van onze democratische maatschappij. Gelukkig wordt met de voorliggende wetswijziging niet beoogd materiële wijzigingen aan te brengen in het recht dat een dienstplichtige heeft om een gewetensbezwaar op te werpen. Wel waarschuwen de leden van de fractie van D66 ervoor dat de – uiteraard onverhoopte – buitengewone omstandigheden die tot activering van de opkomstplicht mochten nopen niet een zodanige druk op de procedure voor erkenning van gewetensbezwaren mogen leggen dat feitelijk niemand meer «door de mazen van het net» glipt. Gewetensbezwaren dienen naar het oordeel van deze leden onverkort van kracht te blijven, ook aan de vooravond van een bedreiging van het Nederlands grondgebied. Deze leden vragen of de regering het wenselijk acht dat nog extra waarborgen worden ingebouwd om dit uitgangspunt te kunnen realiseren.

Het stelsel van de Kaderwet is erop gericht dat in vredestijd alleen inschrijving en registratie van opkomstplichtigen plaatsvinden. Keuring, oproeping etc. zullen pas plaatsvinden als ooit besloten mocht worden de dienstplicht weer te activeren. Mutatis mutandis geldt voor gewetenbezwaarden dat zij pas een beroep daarop kunnen doen na zulk een besluit. De leden van de fractrie van D66 vragen of er, zoals de wettelijke systematiek thans is, ook een mogelijkheid bestaat om met beroep op een gewetensbezwaar gevrijwaard te blijven van registratie.

De leden van de fractie van D66 vragen welke termijnen de regering globaal voor ogen heeft wanneer zij refereert aan de reactivering van de opkomstplicht die «geruime tijd» zijn schaduw vooruit zal werpen, waardoor «ruim van te voren» rekening kan worden gehouden door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de herleving van de uitwerking van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden begrijpen dat in de Wet gewetensbezwaren militaire dienst wijzigingen worden voorgesteld die afstemming beogen tussen deze wet en de Kaderwet Dienstplicht.

De leden van deze fracties vragen een nadere onderbouwing van de conclusie dat de bestaande wet een bruikbaar model voor de toekomst vormt. Het doel van de wet is dat degenen, die worden geconfronteerd met de dienstplicht in het leger, de mogelijkheid krijgen een beroep te doen op gewetensbezwaren tegen het vervullen van de dienstplicht.

De leden van de fracties van RPF en GPV begrijpen dat, hoewel de dienstplicht is opgeschort, alle mannen vanaf 17 jaar worden ingeschreven in het militair register. Omdat sinds het opschorten van de opkomstplicht geen keuringen meer plaatsvinden, kunnen de ingeschrevenen geen aanvraag tot erkenning van gewetensbezwaren indienen. Pas na de keuring kunnen gewetensbezwaarden een aanvraag indienen. De leden van deze fracties vragen waarom is afgezien van de mogelijkheid om nu reeds een dergelijke aanvraag te laten doen. Voorts vragen de leden van deze fracties om een reactie van de regering op het voorstel van de Vereniging van Dienstweigeraars (zoals is verwoord in de brief van 15 juni jl.) om gewetensbezwaarden het wettelijk recht te geven om de bevoegde autoriteiten meteen op de hoogte te stellen van hun voornemen om bij reactivering van de opkomstplicht een beroep te doen op de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.

De leden van de fracties van RPF en GPV vragen in dit verband voorts in hoeverre het huidige beleid ten aanzien van de totaalweigeraars in de toekomst worden gehandhaafd.

De leden van deze fracties stemmen in met de evenwichtsgedachte, zoals in de Memorie van Toelichting wordt verwoord. Wel vragen deze leden waarom er geen langere termijn is ingevoerd voor de duur van de vervangende dienst in buitgenwone omstandigheden, zoals bij vervangende dienst in gewone omstandigheden. Wordt overigens ook overwogen om het Wetboek van Militair Strafrecht aan de Kaderwet Dienstplicht aan te passen?

Artikelsgewijs

Artikel 3 en 4

Met de introductie van de term «aanvraag» wordt aangesloten bij de terminologie van hoofdstuk 1 van de Algemene Wet bestuursrecht. De leden van de fractie van het CDA vragen hoe vaak een nieuwe aanvraag kan worden ingediend. Voorts vragen deze leden een opsomming van de bijzondere omstandigheden waaronder bij een hernieuwde aanvraag geen schorsing van strafvervolging wordt verleend.

Artikel 11

Volgens het nieuwe tweede lid van artikel 11 zullen erkende gewetensbezwaarden ouder dan 35 jaar voor vervangende dienst in gewone omstandigheden niet worden opgeroepen. In geval van buitengewone omstandigheden vindt geen oproeping van gewetensbezwaarden ouder dan 45 jaar plaats. In de artikelsgewijze toelichting geven de bewindslieden aan dat hiermee aangesloten wordt bij de systematiek van de Kaderwet dienstplicht. De leden van de fractie van het CDA menen dat dit slechts ten dele het geval is. In de Kaderwet dienstplicht (artikel 18 en 19) wordt uitgegaan van oproeping van jongere dienstplichtigen zoveel mogelijk voorafgaand aan de oproeping van oudere dienstplichtigen. Hierin wordt in voorliggend wetsvoorstel niet voorzien. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op het bovenstaande.

Artikel 15

In dit artikel wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen het verlenen van ontheffing en het verlenen van vrijstelling. De leden van de fractie van het CDA vragen waarom dit onderscheid wordt gemaakt en wat het verschil tussen beide is.

Ontheffing wordt verleend indien bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. De leden van de fractie van het CDA vragen om welke bijzondere omstandigheden het hierbij gaat. Valt onder de ontheffingsgrond «persoonlijke onmisbaarheid» niet tevens kostwinnerschap alsmede het hebben van zorgtaken? Waarom is kostwinnerschap nog steeds grond voor het verlenen van vrijstelling en het hebben van zorgtaken niet?

Artikel 18

In de wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst is ervoor gekozen om de vrijstellings- en ontheffingsgronden (onder andere kostwinnerschap en broederdienst, die in de huidige wet nauwkeurig zijn omschreven in de artikelen 16 tot en met 19) niet langer in de wet te definiëren maar deze bij algemene maatregel van bestuur nader te beschrijven. De leden van de fractie van de VVD vragen zich af of het de bedoeling is deze vrijstellings- en ontheffingsgronden bij Algemene Maatregel van Bestuur op een andere manier (d.w.z. in afwijking van de huidige wet) te omschrijven. Ook zouden deze leden graag willen vernemen of na aanneming van de Kaderwet dienstplicht en het daaruit volgende versturen van berichten van inschrijving (artikel 5 van de Kaderwet dienstplicht) beroepen zijn gedaan op de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.

Ook zouden deze leden graag iets meer duidelijkheid hebben over het gestelde in het eerste lid van artikel 18. De leden van de fractie van de VVD vragen zich af of dienstplichtigen, wanneer ze onder gewone omstandigheden voor oefening worden opgeroepen en een beroep op de Wet gewetensbezwaren militaire dienst zouden doen en als gewetensbezwaarden zouden worden erkend, voor een even lange periode als de oefening in beslag neemt vervangende dienstplicht moeten vervullen of dat daarvoor andere termijnen gelden.

Artikel 27

In dit artikel worden de verplichtingen van de gewetensbezwaarden met groot verlof met betrekking tot het verlenen van inzage van bepaalde stukken aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgelegd. Nieuw is, dat betrokkene zelf mag bepalen op welke wijze inzage wordt verleend. De leden van de fractie van het CDA vragen of de bewindslieden het niet wenselijk achten om tevens vast te leggen binnen welke termijn inzage verleend dient te worden.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Korthals (VVD), fungerend voorzitter, Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Pronk (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Stellingwerf (RPF), Verhagen (CDA), Vos (GL), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Koenders (PvdA), Ravestein (D66), Harrewijn (GL), Niederer (VVD), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA) en Van Bommel (SP).

Plv. leden: Van Hoof (VVD), Essers (VVD), Schimmel (D66), Duivesteijn (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Arib (PvdA), Leers (CDA), Van Oven (PvdA), Passtoors (VVD), De Milliano (CDA), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Van der Hoeven (CDA), Vendrik (GL), Blaauw (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Van Ross-van Dorp (CDA), Van Dok-Van Weele (PvdA), Lambrechts (D66), Karimi (GL), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA), Dijksma (PvdA) en Marijnissen (SP).

Naar boven