25 971
Wijziging van de Wet conflictenrecht namen in verband met de totstandkoming van de wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek (Stb. 161)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

De totstandkoming van de wijziging van het Nederlandse naamrecht, waarbij ter zake van de geslachtsnaam een keuze tussen de naam van de vader en de naam van de moeder wordt ingevoerd, maakt het wenselijk dat duidelijkheid wordt geschapen omtrent het werkingsbereik van de nieuwe Nederlandse bepalingen in internationale gevallen. De formulering van de Wet conflictenrecht namen geeft weliswaar een aantal aanwijzingen met betrekking tot dat werkingsbereik, maar het is gewenst dat bereik in enige bepalingen nader te preciseren. Tegelijkertijd is het wenselijk door enkele aanvullingen op de Wet conflictenrecht namen duidelijk te maken hoe de nieuwe uitvoeringsbepalingen moeten worden toegepast op personen wier namen in het buitenland, met toepassing van vreemde regels van internationaal privaatrecht, zijn geregistreerd.

Over het voorstel is het advies ingewonnen van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht. Dit advies is bijgevoegd.1

Artikelen

Onderdelen A en B

De in artikel 3 van de Wet conflictenrecht namen voorgestelde wijziging beoogt de daarin gebruikte terminologie in overeenstemming te brengen met de thans in Titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gebezigde terminologie.

In artikel 5, tweede lid, van de Wet conflictenrecht namen wordt de verwijzing naar artikel 29 Boek 1 B.W. veranderd in een verwijzing naar artikel 24, het corresponderende artikel in de nieuwe Titel 4 Boek 1 B.W.

Onderdeel C

Artikel 5a

In de praktijk wordt bij de registratie in de Nederlandse gemeentelijke basisadministratie van personen wier naam in het buitenland, conform het aldaar toepasselijke vreemde internationaal privaatrecht, is vastgelegd in de geboorteakte of in verband met een verandering in de persoonlijke staat nadien gewijzigd, de naam overgenomen zoals hij dan luidt, ook al is die naam anders dan hij bij toepassing van de Wet conflictenrecht namen zou zijn. Het kan bij betrokken personen op grote weerstanden stuiten indien zij bij vestiging in Nederland in de gemeentelijke basisadministratie zouden worden beschreven onder een andere naam dan de naam die in buitenlandse bescheiden is vermeld. Bovendien kan verwarring ontstaan omtrent de identiteit van betrokken personen. Het hier beschreven beleid wordt ook gevolgd bij verzoeken om inschrijving van buitenlandse geboorte-akten van Nederlanders in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage en bij het uitschrijven van Nederlandse reisdocumenten ten behoeve van in het buitenland geboren en daar woonachtige Nederlanders.

Het is wenselijk om het gevolgde beleid in een wettelijke regel neer te leggen en om de bepalingen ter uitvoering van het nieuwe Nederlandse naamrecht in internationale gevallen erop af te stemmen.

Het voorgestelde artikel 5a, eerste lid, is aldus geformuleerd dat het de ambtenaar van de burgerlijke stand of de bevolkingsambtenaar zekerheid geeft over de vraag wanneer hij op basis van een hem overgelegd buitenlands document de desbetreffende persoon onder de daarin aangegeven naam kan registreren. Is betrokkene in het buitenland geboren, of heeft zich later in het buitenland een wijziging in zijn persoonlijke staat voorgedaan met gevolgen voor zijn naam, dan kan de uit de buitenlandse akte blijkende naam worden overgenomen, behoudens strijd met de openbare orde. Op strijd met de openbare orde kan geen beroep worden gedaan enkel omdat vreemd recht is toegepast. Niet van belang is of de aan de naamsverandering ten grondslag liggende wijziging in de persoonlijke staat als zodanig in Nederland wordt erkend.

Met betrekking tot het voorgestelde artikel 5a, tweede lid, kan het volgende worden opgemerkt. De verwijzingsregels van de Wet conflictenrecht namen zijn van toepassing wanneer het gaat om de vaststelling van de naam van een in Nederland geboren kind of indien zich met betrekking tot een persoon in Nederland een wijziging in de persoonlijke staat voordoet met consequenties voor de naam. Te dien aanzien bepaalt artikel 2 van de Wet conflictenrecht namen dat de geslachtsnaam van een Nederlander naar Nederlands recht wordt bepaald, ook indien vreemd recht van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen waarvan het ontstaan of het tenietgaan gevolg kan hebben voor de geslachtsnaam. Artikel 2 impliceert dat het in artikel 5 Boek 1 B.W. neergelegde keuzerecht in elk geval kan worden uitgeoefend in de volgende gevallen:

a. een kind is in Nederland geboren, heeft het Nederlanderschap en is door geboorte in familierechtelijke betrekking tot zijn ouders komen te staan;

b. een niet-Nederlands kind is in Nederland geadopteerd door adoptanten van wie ten minste één het Nederlanderschap bezit;

c. een kind is in Nederland erkend of gewettigd en heeft daarbij het Nederlanderschap verkregen of behouden.

Er zijn daarnaast enige gevallen waarin men enerzijds kan aanvaarden dat een kind dat tot beide ouders in familierechtelijke betrekking is komen te staan en het Nederlanderschap heeft, conform de in artikel 5a voorgestelde regel onder de in het buitenland verkregen naam wordt geregistreerd, maar waar men anderzijds betrokken partijen, gelet op hun verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer, het recht op een naamskeuze niet zou willen ontzeggen. Het gaat om de volgende gevallen:

d. een kind is in het buitenland staande het huwelijk van zijn ouders geboren en heeft het Nederlanderschap, en ten aanzie van hem of haar is in het buitenland geen naamskeuze naar Nederlands recht gedaan;

e. een Nederlands kind is in het buitenland door een vreemdeling erkend of is door wettiging het kind van een vreemdeling geworden en heeft daarbij het Nederlanderschap behouden.

f. een niet-Nederlands kind is in het buitenland door een Nederlander erkend of zonder erkenning door wettiging het kind van een Nederlander geworden.

Het voorgestelde tweede lid van artikel 5a geeft aan dat de in het eerste lid opgenomen erkenningsregel in de gevallen d, e en f niet in de weg staat aan het doen van een naamskeuze volgens de bepalingen van de artikelen 5b en 5c.

De uitoefening van het recht op naamskeuze in de gevallen d, e en f moet overigens niet worden verstaan als een impliciete keuze voor toepasselijkheid van het Nederlandse recht, in die zin dat het Nederlandse recht voortaan van toepassing zou blijven. In een latere fase kunnen zich in Nederland of in het buitenland rechtsfeiten met betrekking tot de persoonlijke staat voordoen, die wederom consequenties kunnen hebben voor de naam. Doen die feiten zich in Nederland voor, dan zijn de verwijzingsregels van de artikelen 1 en 2 van de Wet conflictenrecht namen van toepassing op de consequenties ervan voor de naam.

In haar advies van 15 april 1997 gaat de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht in op de vraag of het voorgestelde artikel 5a, eerste lid, in overeenstemming is met de op 5 september 1980 te München tot stand gekomen Overeenkomst inzake het recht dat van toepassing is op geslachtsnamen en voornamen (Trb. 1981, 71), aan welke Overeenkomst de Wet conflictenrecht namen uitvoering geeft. De vraag is met name gesteld of de genoemde Overeenkomst niet aldus zou moeten worden gelezen dat de overheidsadministratie van een verdragsstaat gehouden is de daarin neergelegde verwijzingsregels ook toe te passen in gevallen waarin de naam van een persoon reeds in het buitenland met toepassing van buitenlands internationaal privaatrecht is vastgesteld. Deze interpretatie kan ertoe leiden dat een in het buitenland geboren persoon die zich in Nederland vestigt, in dit land onder een andere naam moet worden geregistreerd dan die welke hij volgens zijn in het land van herkomst opgemaakte geboorteakte heeft. Een minderheid van de Staatscommissie verwijst naar de ontstaansgeschiedenis van de Overeenkomst en is van mening dat deze interpretatie de juiste is. Een ruime meerderheid is evenwel van oordeel dat de Overeenkomst de uitleg toelaat waarvan het voorgestelde artikel 5a, eerste lid, uitgaat, namelijk dat de verwijzingsregels van de Overeenkomst buiten toepassing mogen blijven in gevallen waarin de naam reeds in het buitenland is komen vast te staan.

Na afweging van de argumenten die in het advies zijn genoemd, zou ik mij bij het meerderheidsstandpunt willen aansluiten. Artikel 5a, eerste lid, legt een beleidslijn vast die na een uitvoerige gedachtenwisseling met de uitvoerende instanties is gekozen en die reeds sinds een aantal jaren wordt gevolgd. Die beleidslijn is mede gebaseerd op de uitkomst van een overleg binnen de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand. Aangezien slechts vier staten partij zijn geworden bij de Overeenkomst, is binnen Europa, en ook daarbuiten, een grote verscheidenheid op het gebied van internationaal namenrecht blijven bestaan. Als gevolg hiervan en van de toenemende mobiliteit van de bevolking, ziet de Nederlandse overheidsadministratie zich steeds vaker geconfronteerd met verzoeken om inschrijving van uit het buitenland afkomstige personen wier naam volgens de door hen overgelegde akten anders luidt dan hij zou luiden bij toepassing van de regels van de Overeenkomst. Gelet hierop, en op de ook uit de rechtspraak (HR 31 januari 1992, RvdW 1992, nr 39) blijkende tendens om in het buitenland ontstane rechtsfeiten te respecteren, meen ik dat er aanleiding is de regels van de Overeenkomst te interpreteren in het licht van de ontwikkelingen sinds haar totstandkoming. Naar mijn mening komt een zodanige interpretatie de hanteerbaarheid van die regels ten goede.

Artikel 5b

Artikel 5b geeft in de ervoor in aanmerking komende gevallen reikwijdtebepalingen voor artikel 5 Boek 1 B.W. en geeft tevens aan wanneer in internationale gevallen het recht op een naamskeuze kan worden uitgeoefend. Daarbij zij aangetekend dat de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen overige modaliteiten voor de naamskeuze in internationale gevallen evenzeer van toepassing zijn als in interne gevallen. Gewezen zij onder meer op artikel 5, zevende lid, Boek 1 B.W., bepalende dat ouders uitsluitend ten aanzien van het eerste kind dat tot hen beiden in familierechtelijke betrekking staat, een naamskeuze kunnen doen.

a. - Erkenning en wettiging

Het kind van vreemde nationaliteit dat gedurende zijn minderjarigheid door een Nederlander wordt erkend of zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander, wordt daardoor Nederlander. Het kind van Nederlandse nationaliteit dat gedurende zijn minderjarigheid door een vreemdeling wordt erkend of door wettiging het kind wordt van een vreemdeling, behoudt daarbij veelal zijn Nederlandse nationaliteit. Verwezen wordt naar de artikelen 4 en 16 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Wordt een meerderjarig kind van Nederlandse nationaliteit door een vreemdeling erkend, dan behoudt het steeds zijn Nederlandse nationaliteit. Uit artikel 2 van de Wet conflictenrecht namen volgt rechtstreeks dat bij zodanige erkenning of wettiging, waardoor het kind in familierechtelijke betrekking tot zijn beide ouders komt te staan en waarbij dat kind het Nederlanderschap verkrijgt of behoudt, naamskeuze op dezelfde wijze mogelijk moet zijn als in het geval waarin alle betrokken partijen Nederlander zijn. Voor het geval dat de erkenning of de wettiging in Nederland plaatsvindt en de naamskeuze derhalve wordt gedaan ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van erkenning opmaakt, behoeft geen nadere wettelijke voorziening te worden getroffen.

De erkenning of de wettiging van een kind kan ook in het buitenland plaatsvinden. Dat kind kan in Nederland of in het buitenland geboren zijn. De buitenlandse ambtenaar van de burgerlijke stand past zijn eigen internationaal privaatrecht toe op de vraag naar het naamsgevolg van de erkenning of de wettiging. Dat internationaal privaatrecht kan naar het Nederlandse recht verwijzen, maar ook naar een ander recht. Een aldus bepaalde naam wordt in Nederland gerespecteerd, hetgeen tot uitdrukking komt in het voorgestelde artikel 5a van de Wet conflictenrecht namen. Het komt echter redelijk voor om, indien het kind Nederlander is geworden of gebleven en betrokkenen niet in de gelegenheid zijn gesteld om een naamskeuze te doen, hun – althans gedurende enige tijd – alsnog de mogelijkheid daartoe te bieden. De wens daartoe kan bijvoorbeeld leven bij personen die voornemens zijn zich in Nederland te vestigen.

Van de naamskeuze wordt een latere vermelding toegevoegd aan de geboorteakte dan wel de akte van inschrijving van de buitenlandse geboorteakte. De naamskeuze heeft effect vanaf het tijdstip waarop zij is gedaan.

b. - Naamskeuze bij geboorte in Nederland

Bij het bepalen van de naam van een Nederlands kind, zoals deze naam in de geboorteakte komt te staan, past de Nederlandse ambtenaar van de burgerlijke stand Nederlands recht toe. Dit brengt mee dat in alle gevallen waarin een kind de Nederlandse nationaliteit heeft, dus ook in gevallen waarin het nog een andere nationaliteit heeft, de mogelijkheid van naamskeuze moet worden geboden. Dit volgt uit artikel 2 van de Wet conflictenrecht namen. Een nadere voorziening is hiervoor niet nodig. Wel dient wettelijk te worden vastgelegd dat, indien echtgenoten zich vóór de geboorte van het kind melden voor het doen van een naamskeuze, zij daartoe behoren te worden toegelaten indien ten minste één van hen Nederlander is. Blijkt naderhand dat het kind ten aanzien van wie een keuze is gedaan, geen Nederlander is omdat de echtgenoot aan wie het het Nederlanderschap ontleent, zijn Nederlandse nationaliteit heeft verloren, dan blijft de naamskeuze naar Nederlands recht zonder effect. Het vreemde nationale recht is dan van toepassing op de bepaling van de naam.

Uit artikel 5, vierde lid, Boek 1 B.W. volgt dat de naamskeuze die niet ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt gedaan, ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand kan worden gedaan. Ook het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het ressort waarvan betrokkenen verblijven, kan van de verklaring van naamskeuze een akte opmaken indien hij op grond van artikel 2 van het Consulair besluit bevoegd is om akten van de burgerlijke stand op te maken. Wat de werking van de naamskeuze betreft, wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 5, vijfde lid, Boek 1 B.W.

c. - Naamskeuze bij geboorte buiten Nederland

Wordt een Nederlands kind staande huwelijk van de ouders in het buitenland geboren, dan past de buitenlandse ambtenaar van de burgerlijke stand bij de bepaling van de naam zijn eigen internationaal privaatrecht toe. Mogelijk verwijst dat naar het Nederlandse interne recht, in welk geval deze ambtenaar voor de vraag komt te staan hoe de in dat recht voorziene naamskeuze te constateren en in zijn registers te verwerken. Hieraan kan in zekere mate tegemoet worden gekomen door de mogelijkheid, voor toekomstige ouders, om vooraf ten overstaan van de Nederlandse autoriteiten een naamskeuze te doen en bij de aangifte van de geboorte in het buitenland een afschrift van de Nederlandse akte van naamskeuze over te leggen. Het hiervoor toegelichte onderdeel b. voorziet in die mogelijkheid. Het komt wenselijk voor om daarnaast – ook voor de gevallen waarin bij de bepaling van de naam vreemd recht is toegepast, met een door de ouders niet gewenst resultaat – gedurende enige tijd een naamskeuze achteraf mogelijk te maken ten overstaan van de Nederlandse ambtenaar van de burgerlijke stand of tegenover het hoofd van de Nederlandse vertegenwoordiging. Dit kan van belang zijn, bijvoorbeeld indien betrokkenen voornemens zijn zich in Nederland te vestigen.

De naamskeuze die na de aangifte van de geboorte wordt gedaan, heeft effect vanaf het tijdstip waarop zij is gedaan.

Artikel 5c

In de in artikel 5b, onder a en c bedoelde gevallen is het kind in het buitenland geboren en is er aanleiding om het betrokken partijen, indien zij in Nederland een naamskeuze willen doen, zo gemakkelijk mogelijk te maken door iedere ambtenaar van de burgerlijke stand als bevoegd aan te wijzen om de akte van naamskeuze op te maken. Hetzelfde geldt voor het geval van naamskeuze voor de aangifte van de geboorte van het kind (artikel 5b, onder b), in welk geval de bevoegdheid rechtstreeks voortvloeit uit artikel 5, vierde lid, Boek 1 BW.

Onderdeel D

Dit onderdeel voorziet in de verbetering van een spelfout in artikel 6 van de Wet conflictenrecht namen en in een aanpassing van dat artikel in verband met de in de huidige Titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gebezigde terminologie.

Artikel II – Overgangsrecht

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 5 en 9 Boek 1 B.W. (Kamerstukken II, 1992/93, 22 408, nr. 11, blz. 4) is toegezegd dat de toekomstige regeling van het internationaal privaatrecht overgangsregels zou bevatten die rekening houden met het feit dat er een periode verstrijkt tussen de inwerkingtreding van de beide wetten. Verder is het noodzakelijk te bepalen in welke internationale gevallen (alsnog) een beroep kan worden gedaan op de overgangsrechtelijke voorziening van artikel IV van eerstgenoemd wetsvoorstel.

In de bepalingen van artikel II is een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet voorzien. De verklaring houdende naamskeuze zal in een afzonderlijke akte van naamskeuze moeten worden opgenomen. Van de naamskeuze wordt dan een latere vermelding aan de geboorteakte toegevoegd.

Afgezien is van de opneming van een bepaling van overgangsrecht met betrekking tot de naamskeuze in geval van geboorte in Nederland. Immers, zijn de ouders wegens het internationale karakter van het geval niet ontvangen in een tijdens de overgangsperiode gedaan verzoek tot naamskeuze voor de geboorte, dan kan, indien het kind bij de geboorte het Nederlanderschap bezit, in elk geval bij de aangifte een verklaring houdende naamskeuze worden afgelegd, ook al wordt het kind nog in de overgangsperiode geboren. Dit volgt uit artikel 2 van de Wet Conflictenrecht namen. Is het kind in de overgangsperiode nog niet geboren, dan kan op grond van het voorgestelde artikel 5b, onder b, na de inwerkingtreding van deze wet en voor de geboorte een naamskeuze worden gedaan.

Met betrekking tot de naamskeuze ten aanzien van het tijdens de overgangsperiode in het buitenland geboren kind is een overgangsbepaling opgenomen. Zie artikel II, tweede lid, dat verwijst naar artikel 5b, onder c.

Het derde lid geeft een regel van overgangsrecht voor artikel IV van het wetsvoorstel naamrecht. Uitgangspunt dient te zijn dat aan de in artikel IV, eerste lid, gestelde voorwaarden op het in dat artikel aangegeven tijdstip moet zijn voldaan en dat betrokkenen wegens het internationale karakter van het geval niet zijn ontvangen in een verzoek tot het afleggen van een verklaring houdende naamskeuze. Als extra vereiste geldt dat alle kinderen van de betrokken ouders op het tijdstip van de naamskeuze de Nederlandse nationaliteit bezitten. Denkbaar is dat die kinderen tevoren niet, of niet allen, de Nederlandse nationaliteit bezaten. Verder komt in de bepaling tot uiting dat de naamskeuze zich alleen kan uitstrekken tot de toekomstige kinderen van dezelfde ouders, indien die kinderen ook de Nederlandse nationaliteit hebben. Dit volgt uit artikel 2 van de Wet conflictenrecht namen.

Artikel III – Inwerkingtreding

Omdat het waarschijnlijk is dat het Verdrag van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie (Trb 1996, 94) voor deze wet in Nederland in werking zal treden, is in het tweede lid een voorziening opgenomen voor de naamskeuze in geval van adoptie van een buitenlands kind.

Artikel 5 van de Rijkswet op het Nederlanderschap bepaalt dat het niet-Nederlandse kind dat bij uitspraak van de Nederlandse rechter wordt geadopteerd door echtgenoten van wie ten minste één het Nederlanderschap bezit, het Nederlanderschap verkrijgt. In verband met de voorgenomen bekrachtiging van het zoëven genoemde verdrag is voorgesteld dat het Nederlanderschap ook wordt verkregen door het kind dat in een andere verdragsstaat bij «zwakke» adoptie is geadopteeerd door adoptanten van wie ten minste één Nederlander is, welke adoptie door een uitspraak van de Nederlandse rechter is omgezet in een «sterke» adoptie naar Nederlands recht. In deze beide gevallen dienen adoptanten in de gelegenheid te worden gesteld bij de uitspraak een naamskeuze te doen op dezelfde wijze als bij een internrechtelijke adoptie. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 2 van de Wet conflictenrecht namen. Een nadere wettelijke voorziening is hiervoor niet nodig.

In verband met de bekrachtiging van het genoemde verdrag wordt ook voorgesteld om aan de in een andere verdragsstaat uitgesproken «sterke» adoptie door adoptanten van wie ten minste één Nederlander is, het gevolg te verbinden van de verkrijging van het Nederlanderschap door het kind. De buitenlandse rechter die de adoptie heeft uitgesproken zal bij de bepaling van de naam van het kind na adoptie zijn eigen internationaal privaatrecht hebben toegepast. De aldus vastgestelde naam wordt in Nederland gerespecteerd. Het komt echter wenselijk voor om betrokkenen ook in dit geval gedurende enige tijd de mogelijkheid van naamskeuze te bieden voor zover hun die niet in het buitenland is geboden. Van de naamskeuze, die ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt gedaan, wordt een latere vermelding toegevoegd aan de akte van inschrijving van de buitenlandse geboorteakte. De naamskeuze heeft effect vanaf het tijdstip waarop zij is gedaan. Voorgesteld wordt artikel 5c in dier voege aan te passen dat de naamskeuze ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand kan worden gedaan.

De Minister van Justitie,

W. Sordrager


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven