nr. 10
AMENDEMENT VAN DE LEDEN UDO EN APOSTOLOU
Ontvangen 6 september 1999
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel G wordt punt 3 vervangen door:
3. In het vierde lid wordt «De bedrijfsleiders en beheerders»
vervangen door: Leidinggevenden. Tevens wordt na «Leidinggevenden»
ingevoegd: , bij rechtspersonen als bedoeld in artikel 3a is zulks beperkt
tot 2 leidinggevenden per rechtspersoon,.
II
In onderdeel H wordt artikel 5a, eerste lid vervangen door:
1. Het bestuur van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3a dient voor
het verkrijgen van een vergunning een reglement vast te stellen dat waarborgt
dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de
openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde
geschiedt door op dit gebied gekwalificeerde personen. De kwalificatienormen
hiervoor worden eveneens in het in dit artikel genoemde reglement vastgesteld.
III
In onderdeel Y wordt het eerste lid van artikel 21 vervangen door:
1. Het is verboden een horecalokaliteit of slijtlokaliteit voor het publiek
geopend te houden, met uitzondering van een lokaliteit in beheer bij een rechtspersoon
als bedoeld in artikel 3a, indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig
is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting of
een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder. Met betrekking tot rechtspersonen
als bedoeld in artikel 3a geldt deze voorwaarde slechts op momenten dat alcoholhoudende
drank wordt geschonken.
Toelichting
Dit amendement voorziet in een wijziging van artikel 5a, lid 1. In het
kader van de wijziging van de Drank- en Horecawet worden leidinggevenden van
sportverenigingen, buurtclubs en andere organisaties voor sociaal- en cultureel
werk met een kantine in eigen beheer verplicht hun vrijwillig kader te scholen
en voortdurend aanwezig te laten zijn in de sportkantine om uitvoering te
geven aan de nieuwe wet- en regelgeving. Dit vormt een te grote belasting
voor het vrijwillig sportkader en bovendien betekenen de hiermee gepaard gaande
kosten een te grote aanslag op het verenigingsbudget. Het in het onderhavige
wetsvoorstel genoemde artikel is dus praktisch en financieel niet haalbaar
voor de verenigingsbudgetten. In plaats hiervan zullen twee personen per vereniging,
die beschikken over het diploma sociale hygiëne telkens bereikbaar zijn
in de vorm van een bereikbaarheidseis in het bestuursreglement. Tijdens de
behandeling van de begroting 1999 is er een motie ingediend door de leden
Oudkerk en Rijpstra om f 5 mln. beschikbaar te stellen voor de sportverenigingen
om aan dit probleem tegemoet te komen. Deze motie werd aangenomen maar is
tot op heden nog niet uitgevoerd. Op dit moment voeren de staatssecretarissen
van VWS en Financiën met elkaar overleg om juist de administratieve en
financiële belasting van sportverenigingen te verlichten. De voorliggende
wijziging heeft het voordeel dat het wel praktisch haalbaar is en de eenmalige
kosten in het eerste jaar al aanzienlijk lager zijn dan 5 mln. gulden. De
kosten van dit voorstel worden geschat op maximaal 3 mln. gulden in het eerste
jaar, maar zullen aflopen naar 1,5 mln. in de daaropvolgende jaren. Na 4 jaar
zullen de sportverenigingen de kosten volledig op zich nemen.
Udo
Apostolou