25 957
Bestand Westelijke Sahara

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 oktober 1998

In aansluiting op mijn schrijven van 28 juli jl. (25 957, nr. 3), licht ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, hierbij in over de jongste ontwikkelingen in de Westelijke Sahara. Het voortgangsrapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) over Minurso van 11 september jl. maakt duidelijk dat de impasse in het vredesproces in de Westelijke Sahara, vooral inzake de deelneming aan het referendum van drie groepen met in totaal 65 000 leden, nog niet is doorbroken.

Tegen deze achtergrond heeft de SGVN de VN-Veiligheidsraad geadviseerd het mandaat voor Minurso met slechts zes weken te verlengen. Dit biedt zijn persoonlijke afgezant, de Amerikaan James A. Baker III, de tijd om de haalbaarheid van het huidige VN-plan verder te onderzoeken en te bezien of wijziging ervan de kans op uitvoering vergroot. De VN-Veiligheidsraad heeft het advies van de SGVN overgenomen en het mandaat verlengd tot 31 oktober a.s.

Voor Nederland betekent dit dat de waarschuwingstijd voor de betrokken eenheden wordt verruimd tot zestien weken, wat deze eenheden in de gelegenheid stelt hun normale werkzaamheden – zoals oefeningen – te hervatten. Deze waarschuwingstijd sluit aan bij die van de Deense eenheid waarmee in Minurso zal worden samengewerkt. Het VN-Secretariaat zal hierover worden ingelicht.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven