nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 juli 1998
Inleiding
Op 10 juli jl. heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN)
een rapport uitgebracht over de situatie in de Westelijke Sahara. Dit
rapport gaat onder meer in op de vertraging bij de voorbereiding van een referendum
over de toekomst van dit gebied. Nederland is in beginsel bereid militairen
uit te zenden voor het toezicht op dit referendum. Nagegaan wordt wat de vertraging
betekent voor de gereedstelling van de Nederlandse eenheden voor deze operatie.
Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken informeer ik u over een en
ander als volgt.
Achtergrond
In de door Marokko en het Polisario betwiste Westelijke Sahara ziet de
VN-vredesmacht Minurso sinds 1991 toe op een bestand. Vorig jaar september
hebben de partijen in Houston afspraken gemaakt over een bindend referendum
inzake de toekomst van de Westelijke Sahara. Dit akkoord is alom beschouwd
als een doorbraak en heeft geleid tot voorbereidingen op de ontplooiing van
extra VN-eenheden in de Westelijke Sahara om toe te zien op het referendum,
dat was voorzien voor 7 december 1998. Minurso is een vredesoperatie onder
Hoofdstuk VI van het VN-Handvest. Nederland heeft de VN laten weten in beginsel
bereid te zijn ongeveer 230 militairen bij te dragen aan een Nederlands-Deense
infanteriecompagnie. Een definitief besluit daarover is pas aan de orde nadat
de Veiligheidsraad heeft besloten tot de ontplooiing van extra VN-eenheden
in de Westelijke Sahara. Eerder besloot Nederland al om ook tien militaire
waarnemers ter beschikking te stellen van Minurso. Van dit aanbod heeft de
VN vanwege de opgetreden vertraging tot nu toe geen gebruik gemaakt.
Vertraging
Van groot belang voor de uitkomst van het referendum is de vraag welke
personen stemgerechtigd zijn. In zijn voortgangsrapport schrijft de SGVN dat
Marokko en het Polisario van mening blijven verschillen over de deelneming
aan het referendum van drie groepen met in totaal zo'n 65 000 leden.
Druk van de VN op de partijen heeft tot dusver niet mogen baten. De SGVN signaleert
in zijn rapport van 10 juli ook vertraging bij andere onderdelen van het VN-plan.
De UNHCR heeft formeel nog geen toestemming gekregen van de Marokkaanse overheid
om in de Westelijke Sahara op te treden en heeft daarom de voor de repatriëring
van de vluchtelingen in Algerije benodigde fondsenwerving uitgesteld. De Pakistaanse
genie-eenheid en de Zweedse mijnenruimingseenheid zijn, na maanden vertraging,
ontplooid in het operatiegebied, maar kunnen nog niet volledig functioneren
omdat, bij ontstentenis van een «status-of-forces agreement» tussen
de VN en de betrokken landen, het transport van de wapens en munitie van beide
eenheden naar het operatiegebied nog niet mogelijk is. De SGVN verwacht dat
een aantal problemen spoedig wordt opgelost, maar toont zich bezorgd over
het geschil over de deelneming van de drie groepen aan het referendum.
Op grond van het voorgaande heeft hij de Veiligheidsraad geadviseerd het
mandaat van Minurso met slechts twee maanden te verlengen tot 21 september
aanstaande. Intussen zal zijn persoonlijk gezant, James Baker III, nader overleg
voeren met de partijen. In september zal de SGVN bezien of het VN-plan voor
de Westelijke Sahara alsnog kan worden uitgevoerd. Is dit het geval, dan zal
hij een aangepast tijdschema opstellen. Indien de partijen geen overeenstemming
bereiken, beoogt de SGVN, midden september in zijn aanbevelingen aan de Veiligheidsraad,
de levensvatbaarheid van het mandaat van Minurso aan de orde te stellen.
Nederlandse voorbereidingen
Nederland heeft een definitief besluit over deelneming aan Minurso mede
afhankelijk gesteld van de voortgang van het vredesproces. Nu hierin vertraging
is opgetreden, kan nog geen tijdstip voor de ontplooiing van eenheden worden
genoemd. Tegen deze achtergrond zal Nederland in overleg treden met Denemarken
om te bezien op welke wijze de aangewezen eenheden, in afwachting van uitzending,
beschikbaar zullen worden gehouden, terwijl zij hun normale werkzaamheden
zoveel mogelijk hervatten.
De Minister van Defensie,
J. J. C. Voorhoeve