25 957
Bestand Westelijke Sahara

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 22 april 1998

Onder verwijzing naar het schrijven d.d. 9 april 1998 (zie bijlage) van de Griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, moge het volgende dienen met betrekking tot de situatie in en rond de Westelijke Sahara, respectievelijk het aanvankelijk voor eind van dit jaar voorziene referendum.

Zoals bekend, betreft de overeenkomst tussen het Koninkrijk Marokko en het Front Polisario het «Settlement Plan» dat onder auspiciën van de VN in 1988 tussen beide genoemde partijen tot stand kwam en dat werd aangevuld met de overeenkomst van Houston.

De essentie van het «Settlement Plan» en de Houston-overeenkomst is gelegen in het organiseren van het referendum.

Wat de identificatie van stemgerechtigde Sahrawi's aangaat acht ik het verheugend dat MINURSO dankzij het Houston-akkoord haar taak op dit terrein heeft kunnen hervatten. Ook het feit dat in het akkoord is overeengekomen op welke wijze zal worden bepaald welke in Marokko, de Westelijke Sahara, Algerije en Mauritanië wonende Sahrawi's aan het referendum zullen mogen deelnemen, verdient naar mijn mening positief te worden beoordeeld.

Ik acht het echter bezwaarlijk, enigerlei substantiële uitspraak te doen aangaande de standpunten van beide partijen. Mijns inziens is hier veeleer een taak weggelegd voor MINURSO en/of de Veiligheidsraad van de VN.

Over de voorbereidingen door de VN voor het referendum kan worden medegedeeld dat sinds het identificatie-proces begin december 1997 weer door MINURSO ter hand werd genomen, begin april jl. 102 000 stemgerechtigden door MINURSO-teams waren geïdentificeerd.

Overigens werd de Speciale Afgezant van de SGVN, Charles Dunbar, die medio februari jl. in functie trad, kort daarop geconfronteerd met verschillen in opvatting tussen Marokko en Polisario over de toepassing van de criteria voor stemgerechtigdheid. Dit heeft geleid tot een vertraging van het identificatieproces. De SGVN heeft dan ook op 14 april jl. te kennen gegeven dat er rekening mee zou moeten worden gehouden dat de oorspronkelijke sluitingsdatum voor dit proces (31 mei a.s.) met enkele maanden zou worden overschreden.

Met name dient een oplossing te worden gevonden voor de kwestie van de identificatie van drie categorieën potentiële stemgerechtigden (circa 65 000 personen), waarover tussen Marokko en MINURSO een verschil in interpretatie van het Houston-akkoord bestaat.

MINURSO is bereid gebleken om op ondergeschikte punten de interpretatie van het Houston-akkoord in een door Marokko gewenste zin bij te stellen. Dit heeft evenwel tot nu toe de Marokkaanse weerstand tegen het uitvoeren van de identificatie-operatie zoals MINURSO meent dat deze moet worden uitgevoerd, niet geheel kunnen wegnemen.

De Veiligheidsraad heeft op 17 april besloten tot mandaatsverlenging van MINURSO met drie maanden tot 20 juli a.s. Met hogergenoemde vertraging bij de identificatie verschuift derhalve ook het tijdpad voor MINURSO.

De als vertrouwelijk aangemerkte brief van de Marokkaanse minister van Binnenlandse Zaken, die tevens coördinerend minister is voor aangelegenheden betreffende de Westelijke Sahara, geeft mij aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Aangenomen dat het hier gaat om een authentieke brief, wordt blijkbaar van Marokkaanse zijde uitgegaan van de etniciteit als toets voor toelating tot de identificatiecommissie. Dit zou betekenen dat al diegenen die zich presenteren als Sahrawi, door MINURSO op hun stemgerechtigdheid zullen dienen te worden onderzocht.

MINURSO baseert zich evenwel op de in het Houston-akkoord aangegeven criteria, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen personen die sedert 1974 een band hebben met de Westelijke Sahara en andere Sahrawi's. De eerste groep wordt ter identificatie door MINURSO opgeroepen; van de andere wordt aangenomen dat deze personen niet stemgerechtigd zijn en derhalve niet zullen behoeven te verschijnen.

Volgens de thans beschikbare gegevens onderhoudt Polisario een vertegenwoordiging in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Geen van deze Polisario-kantoren geniet officiële status.

De Polisario vertegenwoordiging voor Nederland wordt verzorgd vanuit Brussel. Een verzoek om een kantoor in Nederland te mogen openen, is in beraad.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

BIJLAGE

's-Gravenhage, 9 april 1998

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken vraag ik uw aandacht voor het volgende. Tijdens het algemeen overleg d.d. 2 april 1998 inzake een eventuele Nederlandse militaire bijdrage aan een vredesmacht ten behoeve van het referendum in West-Sahara, waar u helaas door ziekte verstek moest laten gaan, heeft de Minister van Defensie toegezegd dat de Kamer nog nader schriftelijk zou worden geïnformeerd over een aantal nog open staande vragen. De commissie zou het prijs stellen indien u hierin tevens nader in zou kunnen gaan op:

1. De voortgang van de voorbereidingen door de VN voor het referendum.

2. De uitvoering van de overeenkomst tussen het Koninkrijk Marokko en het Front Polisario.

3. Het standpunt van de regering over de identificatie van stemgerechtigde Saharoui's en haar visie op de standpunten van beide partijen (Marokko en Polisario).

4. De reactie van de regering op een vertrouwelijke brief van de Marokkaanse Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 28 januari 1998 (zie bijlage)1.

5. In welke landen een vertegenwoordiging van het Front Polisario is gevestigd en wat de status van die vertegenwoordigingen is en welke status het kantoor van het Front Polisario in Nederland heeft.

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Deze bijlage is ondershands gezonden aan minister van Buitenlandse Zaken.

Naar boven