25 947
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassingen in het systeem van selectie voor opleidingen waarvoor een toelatingsbeperking is vastgesteld

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID LAMBRECHTS C.S.

Ontvangen 20 januari 1999

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel G, komt artikel 7.57e, eerste lid, als volgt te luiden:

1. Een instellingsbestuur kan een door hem te bepalen percentage van de opleidingsplaatsen van een opleiding toewijzen aan door hem zelf geselecteerde gegadigden die naar zijn oordeel beschikken over bijzondere kwalificaties. Dat percentage is aan een maximum gebonden, doordat:

a. in elk geval ten minste de helft van het aantal opleidingsplaatsen dient te worden toegewezen door toepassing van artikel 7.57c, tweede lid,

b. op dat percentage tevens in mindering wordt gebracht het aantal gegadigden dat een bewijs van toelating ontvangt door toepassing van artikel 7.57c, eerste lid.

Toelichting

Dit amendement wijzigt het maximum van het percentage opleidingsplaatsen dat een instelling via decentrale selectie kan toewijzen. Het maximum wordt feitelijk afhankelijk gesteld van het aantal gegadigden dat door het behalen van een eindexamen met een gemiddelde van 8 of meer recht doet gelden op directe plaatsing.

Uitgangspunt is de norm dat in elk geval de helft van het aantal plaatsen wordt toegewezen via gewogen loting (artikel 5.57c, tweede lid). Voor decentrale selectie resteert dan ten hoogste vijftig procent, onder aftrek van degenen die direct worden geplaatst (artikel 5.57c, eerste lid). In alle gevallen waarin zich geen kandidaten melden met een eindexamengemiddelde van 8 of hoger, kan de instelling – desgewenst – tot vijftig procent van de opleidingsplaatsen toewijzen aan door hemzelf geselecteerde aanstaande studenten.

Lambrechts

De Vries

Wijn

Naar boven