nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2005
Naar aanleiding van vragen van het lid van de Tweede Kamer mevrouw Halsema
tijdens het duurzaamheidsdebat van 8 september jongstleden (Handelingen
II, vergaderjaar 2004–2005, nr. 104, blz. 6285–6325) informeer
ik u, na afstemming met de ministeries van Economische Zaken, van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, betreffende de duurzame import van soja.
De groeiende mondiale vraag naar soja biedt kansen voor economische ontwikkeling
in een aantal producerende landen, met name in Zuid-Amerika. Aan de grootschalige
productie van soja, zoals die nu plaatsvindt, zijn echter negatieve sociale
en ecologische gevolgen verbonden.
Het beleid van de Nederlandse overheid is gericht op duurzaamheid. De
verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en toepassing van duurzaamheidscriteria
ligt zowel bij de producenten in de ontwikkelingslanden als bij de afnemers
en consumenten in Nederland en andere importerende landen.
Soja ligt als zodanig nauwelijks in de schappen, maar is verwerkt in een
veelheid van eetbare en niet eetbare producten. Slechts totale transparantie
in de keten kan duidelijk maken of een product verantwoord geproduceerde soja
bevat.
Op initiatief van Unilever en het Wereld Natuur Fonds is een internationale
ronde tafel soja opgericht. Daarin overleggen bedrijven en maatschappelijke
organisaties, verenigd in de Nederlandse Soja Coalitie, over de mogelijkheden
voor het stimuleren van de markt voor verantwoord geproduceerde soja. Ketentransparantie,
het ontwikkelen van toetsingscriteria voor duurzaamheid en het ondersteunen
van lokale processen in de producerende landen zijn onderwerpen die daarbij
aan de orde komen. Ik zal mij ervoor inzetten om dit proces verder te helpen,
onder andere door actieve deelname aan de ronde tafel.
Mijn inzet is tevens gericht op directe samenwerking met bedrijven en
maatschappelijke organisaties in partnerschappen gericht op het verduurzamen
van handelsketens. Dat gebeurt onder andere in het Transitieprogramma Biodiversiteit
en in de Publiek Private Partnerschappen voortkomend uit de World Summit on
Sustainable Development (WSSD). Met Wageningen Universiteit en Research (WUR)
sluit ik een partnerschap af, waarbij de ontwikkeling van duurzame ketens
en het omgaan met concurrerende claims op natuurlijke hulpbronnen centraal
staan. De problematiek rond de ontbossing van het Amazonegebied door de daarop
gelegde claims voor onder andere hout, soja en biomassa zijn onderdeel van
studie in dit partnerschap.
Om te komen tot weloverwogen beslissingen op het gebied van duurzaam beheer
van natuurlijke hulpbronnen, om zodoende duurzame productie te bevorderen,
zet ik bij deze partnerschappen vooral ook in op capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven