25 939
Interregionale Kaderovereenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Mercado Común del Sur en zijn deelnemende Staten, anderzijds; Madrid, 15 december 1995 (Trb. 1996, 120)

nr. 293
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 maart 1998

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 18 maart 1998. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 april 1998.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 15 december 1995 te Madrid tot stand gekomen Interregionale Kaderovereenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Mercado Común del Sur en zijn deelnemende Staten, anderzijds (Trb. 1996, 120)1.

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Toelichtende notaBlz.
    
IInleiding3
IIHet Verdrag3
IIIArtikelsgewijze toelichting4
 Preambule4
 Titel IDoelstellingen, beginselen en toepassingsgebied5
  Artikel 1 (Grondslag van de samenwerking)5
  Artikel 2 (Doelstellingen en toepassingsgebied5
  Artikel 3 (Politieke dialoog)5
 Titel IIHandelsgebied5
  Artikel 4 (Oogmerken) en Artikel 5 (Economisch en handelsoverleg)5
  Artikel 6 (Samenwerking op het gebied van agro-alimentaire en industriële normen en erkenning van conformiteit)6
  Artikel 7 (Samenwerking op douanegebied)6
  Artikel 8 (Samenwerking op statistiekgebied)7
  Artikel 9 (Samenwerking op het gebied van intellectuele eigendom)7
 Titel IIIEconomische samenwerking7
  Artikel 10 (Oogmerken en beginselen)7
  Artikel 11 (Samenwerking tussen bedrijven)7
  Artikel 12 (Bevordering van investeringen)7
  Artikel 13 (Samenwerking op energiegebied)8
  Artikel 14 (Vervoer)8
  Artikel 15 (Wetenschap en technologie)8
  Artikel 16 (Telecommunicatie en informatietechnologie)9
  Artikel 17 (Milieu)9
 Titel IVVersterking van de integratie9
  Artikel 18 (Oogmerken en toepassingsgebied)9
 Titel VSamenwerking tussen instellingen9
  Artikel 19 (Oogmerken en toepassingsgebied)9
 Titel VIAndere samenwerkingsgebieden10
  Artikel 20 (Scholing en onderwijs) en Artikel 21 (Communicatie, voorlichting en cultuur)10
  Artikel 22 (Drugshandel)10
  Artikel 23 (Aanpassingsclausule)10
 Titel VIIMiddelen voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking11
  Artikel 2411
 Titel VIIIInstitutioneel kader11
  Artikel 2511
  Artikel 2711
  Artikel 2812
  Artikel 2912
  Artikel 30 (Overlegclausule)12
 Titel IXSlotbepalingen12
  Artikel 31 (Andere overeenkomsten)12
  Artikel 35 (Vervulling van de verplichtingen)12
IVVoorlopige toepassing13
VKoninkrijkspositie13

I Inleiding

Op 15 december 1995 sloten de Europese Gemeenschap (EG) en haar lid-staten een verdrag waarbij een interregionale kaderovereenkomst voor regionale samenwerking tot stand kwam met de Mercado Común del Sur (Mercosur genoemd) en haar lid-staten (Argentinië, Brazilië, Paraguay, en Uruguay). Het betreft een verdrag met een gemengd karakter, dat voor onbepaalde tijd is gesloten. Het verdrag is voor het communautaire gedeelte gebaseerd op artikel 238 van het EG-verdrag. De materie die door het verdrag wordt bestreken, reikt verder dan de bevoegdheden van de Gemeenschap, met name artikel 1 en daarmee samenhangend artikel 35 over de schending van de democratische beginselen en mensenrechten, die het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de Unie raken. Dat is ook de reden waarom de lid-staten partij dienen te worden bij het verdrag. Het Europees Parlement heeft op 16 mei 1995 in een Resolutie over de versterking van het beleid van de Europese Unie ten aanzien van de Mercosur met het verdrag ingestemd (A4-0075/95).

II Het Verdrag

Het gaat hier om een ander soort verdrag dan de Europa-akkoorden, Partnerschap- en Samenwerkingsakkoorden en de Euro-mediterrane verdragen. De interregionale kaderovereenkomsten vormen een kader voor samenwerking met landen die niet in Europa of de mediterrane regio liggen. (De Europa-akkoorden worden gesloten met landen die een toetredingsperspectief tot de Europese Unie geboden wordt. De Euro-mediterrane verdragen zijn vrijhandelsakkoorden zonder toetredingsperspectief).

De interregionale kaderovereenkomsten kennen geen handelspreferenties toe en brengen geen vrijhandelszone tot stand, maar vormen een kader waarbinnen samenwerking plaats kan vinden op verschillende terreinen. Wel wordt middels deze verdragen ernaar gestreefd om de handelsbetrekkingen te intensiveren en belemmeringen voor de handel weg te nemen. Het verdrag met de Mercosur is het eerste van dit soort verdragen. Inmiddels zijn soortgelijke verdragen tot stand gekomen met Chili (21 juni 1996 te Florence, Trb. 1996, 291) en Korea (28 oktober 1996 te Brussel, Trb. 1997, 84).

Het Basisdocument Latijns-Amerika (com 94/428), dat door de Algemene Raad van 31 oktober 1994 te Luxemburg werd aangenomen, betekende een heroriëntatie van de EU op Latijns-Amerika. De positieve ontwikkelingen in Latijns-Amerika op het gebied van democratie en eerbiediging van de mensenrechten, vrede en ontwapening, economische hervormingen en regionale integratie vormen de aanleiding voor een intensievere samenwerking tussen de EU en Latijns-Amerika.

Op 26 maart 1991 werd te Asunción door het Verdrag van Asunción de Mercosur opgericht, waarbij Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay overeenkwamen om in 1995 een vrijhandelszone in te stellen met als doel uiteindelijke een douane-unie te realiseren. Argentinië en Brazilië stelden meteen de vrijhandel in en Paraguay en Uruguay kregen een jaar de tijd om hun invoertarieven aan die van de Mercosur aan te passen. Sinds 1 oktober 1996 is Chili geassocieerd lid. Na Chili is nu ook Bolivia geïnteresseerd om geassocieerd lid te worden.

Na de oprichting in 1991 van de Mercosur kwam al direct een informele dialoog met de EU op gang. In 1992 tekenden de Europese Commissie en de vertegenwoordigers van de Mercosur een interinstitutionele regeling om de betrekkingen te stroomlijnen en door middel van interinstitutionele steun de ervaringen te delen.

De betrekkingen tussen de EG en de landen van de Mercosur waren voor het overige bilateraal geformaliseerd door middel van raamverdragen, te weten:

– de op 2 april 1990 te Luxemburg tot stand gekomen Raamovereenkomst inzake commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Argentinië (PbEG 1991, L208);

– de op 29 juni 1992 te Brasilia tot stand gekomen Raamovereenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Federatieve Republiek Brazilië (PbEG 1995, L262);

– de op 3 februari 1992 te Brussel tot stand gekomen Raamovereenkomst voor samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Paraguay (PbEG 1992, L313).;

– de op 4 november 1991 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek ten Oosten van de Uruguay (PbEg 1992, L094).

Op basis van de conclusies van de Europese Raad van Essen (9–10 december 1994) nam de Europese Commissie het initiatief om de betrekkingen met de Mercosur te formaliseren. Het resultaat is het onderhavige verdrag.

Doel van het verdrag is de politieke samenwerking en de geleidelijke en wederzijdse liberalisering van het gehele handelsverkeer te bevorderen, teneinde de grondslag te leggen voor een interregionale associatie van politieke en economische aard. Dit komt neer op een twee fasen-akkoord. In de eerste fase wordt onderzocht wat de effecten zijn voor beide partijen van handelsliberalisatie. De aanbevelingen die voortvloeien uit dit onderzoek betreffen de manier waarop en in welk kader tot handelsliberalisatie kan worden overgegaan. Het doel van de tweede fase is om een vrijhandelszone tot stand te brengen, conform de geldende regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De tweede fase zal door middel van een nieuw verdrag tot stand worden gebracht.

Feitelijke onderhandelingen over handelsliberalisatie kunnen pas worden gevoerd nadat met een separaat (unaniem) besluit van de Samenwerkingsraad is besloten tot dergelijke onderhandelingen over te gaan (zie artikel 4).

De onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Mercosur vonden plaats tussen september en december 1995. Voornaamste knelpunt in de onderhandelingen werd gevormd door de vraag wat op handelsgebied bereikt diende te worden: liberalisatie van de handel in goederen (zoals de Mercosur dat wenste) of liberalisatie van de handel in goederen en diensten (zoals dat in het onderhandelingsmandaat van de EU was opgenomen). Het bereikte compromis is de tweefasen-structuur waarin een onderzoek in de eerste fase moet leiden tot aanbevelingen met betrekking tot de liberalisering van de handel in de tweede fase. De onderhandelingen over de tweede fase kunnen pas aanvangen na een unaniem besluit hiertoe van de Samenwerkingsraad.

De interne onderhandelingen over het mandaat van de Commissie werden gedomineerd door de vraag of het hier een gemengd danwel ongemengd verdrag betrof (bepalend voor de juridische basis). Uiteindelijk is het een gemengd akkoord geworden, reden waarom ook de lid-staten partij bij het verdrag dienen te worden.

III Artikelsgewijze toelichting

Preambule

De preambule bevat zoals gebruikelijk een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van het verdrag. Er wordt gerefereerd aan de historische, politieke en economische banden tussen de EU en landen van de Mercosur. Voorts komt tot uitdrukking dat respect voor de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten de basis van het verdrag vormen. De nodige aandacht wordt besteed aan het interregionale karakter van het verdrag.

Titel I Doelstellingen, beginselen en toepassingsgebied

Artikel 1 (Grondslag van de samenwerking)

Met dit artikel wordt aangegeven dat het respect voor de democratie en de fundamentele mensenrechten de basis vormt van het verdrag. Het artikel vormt bovendien de weerslag van het besluit van de Algemene Raad van mei 1995, waarin werd vastgelegd dat elk verdrag van de EU met derde landen een mensenrechtenbepaling dient te bevatten, gekoppeld aan een clausule die het mogelijk maakt passende maatregelen te nemen in geval van schending van het verdrag. Genoemde clausule is opgenomen in artikel 35 van het verdrag.

Artikel 2 (Doelstellingen en toepassingsgebieden)

In dit artikel wordt de doelstelling van het verdrag omschreven. Het betreft de eerste keer dat de EU een verdrag sluit waarbij interregionale associatie wordt beoogd.

In het tweede lid worden enige gebieden van samenwerking genoemd. De gebieden van samenwerking worden niet limitatief opgesomd, zodat ook op terreinen die niet expliciet worden genoemd, kan worden samengewerkt.

Artikel 3 (Politieke dialoog)

De instelling van een geregelde politieke dialoog vormt een onderdeel van het aangaan van de betrekkingen die met de kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Mercosur wordt beoogd. De politieke dialoog is bedoeld om gelegenheid te scheppen voor overleg over bilaterale kwesties tussen de EU en de Mercosur alsook voor afstemming van standpunten over zaken die in multilaterale fora spelen. De dialoog voorziet in contacten op politiek en ambtelijk niveau. De dialoog vindt in beginsel eens per jaar plaats op het niveau van de Ministers van Buitenlandse Zaken, zulks en marge van de jaarlijkse geïnstitutionaliseerde bijeenkomst van de EU en de Groep van Rio. Door middel van een bij het verdrag afgelegde Gezamenlijke verklaring betreffende de politieke dialoog worden de doelstelling en de mechanismen voor de dialoog vastgelegd. Inmiddels hebben de eerste bijeenkomsten in het kader van de politieke dialogen plaatsgevonden, waarbij de nadruk ligt op de situatie van de mensenrechten, democratiseringsprocessen, institutionele ontwikkelingen en economische integratie.

Titel II Handelsgebied

Artikel 4 (Oogmerken) en Artikel 5 (Economisch en handelsoverleg)

Het onderhavige verdrag is van niet-preferentiële aard. Het verdrag is in eerste instantie gericht op de versterking van de banden tussen de EU en de Mercosur onder andere via samenwerking op economisch en handelsgebied. Het verdrag dient er onder meer toe bij te dragen dat bedrijven uit de EU en de Mercosur op bevredigende wijze toegang tot elkaars markt krijgen en daar op langere termijn hun concurrentiepositie kunnen behouden en versterken.

Daarnaast moeten in het kader van dit verdrag de werkzaamheden worden voorbereid die uiteindelijk dienen uit te monden in de toekomstige liberalisering van het handelsverkeer.

Feitelijke onderhandelingen over handelsliberalisering kunnen overigens pas worden gevoerd nadat met een separaat (unaniem) besluit van de Samenwerkingsraad (zie artikel 25) is besloten tot dergelijke onderhandelingen over te gaan. Genoemd Raadsbesluit, evenals de eventueel daarop volgende onderhandelingen, dient gebaseerd te worden op de resultaten van de voorbereidingen die op basis van dit verdrag hebben plaatsgevonden en mede te worden ingegeven door de vorderingen die zijn gemaakt op het gebied van de samenwerking. De Samenwerkingsraad zal bovendien rekening moeten houden met de afspraken gemaakt in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Ook zal de Samenwerkingsraad moeten nagaan wat de consequenties van dergelijke onderhandelingen kunnen zijn voor bestaand beleid (onder andere het landbouwbeleid) en voor de relaties met andere handelspartners. In het onderhavige verdrag is dan ook in het midden gelaten waarheen de samenwerking op het economisch en handelsvlak zich precies moet ontwikkelen.

De in artikel 5, derde lid, genoemde samenwerking richt zich met name op het verbeteren van de wederzijdse markttoegang en op de voorbereidingen van de toekomstige handelsliberalisering. Het gaat daarbij met name om samenwerking met het doel de bestaande wederzijdse handelssituatie en -barrières in kaart te brengen.

Tevens gaat het om het vinden van mogelijkheden om deze barrières in de toekomst weg te nemen of geleidelijk af te breken. Ook bij het zoeken naar en inventariseren van laatstgenoemde mogelijkheden dient vanzelfsprekend rekening gehouden te worden met de WTO-regelgeving. Naast het feit dat de WTO-conformiteit expliciet in artikel 4 en het derde lid, onder c, van artikel 5 genoemd wordt, dient ook het eerste lid van artikel 5 indirect in dit perspectief gezien te worden. In het eerste lid wordt namelijk bepaald dat geen enkele sector van handelssamenwerking uitgesloten wordt. Mocht immers ooit tot vrijhandel gekomen worden, dan mag conform de WTO-regelgeving geen majeure sector van de wederzijdse handel worden uitgesloten.

Artikel 6 (Samenwerking op het gebied van agro-alimentaire en industriële normen en erkenning van conformiteit)

Met de samenwerking tussen de Gemeenschap en de Mercosur op het gebied van kwaliteitsnormen en conformiteitsverklaringen wordt geprobeerd beter aan te sluiten bij internationaal erkende normen. Tevens dient de samenwerking de onderlinge toenadering tussen de EG en de Mercosur zodanig te bevorderen dat op den duur onderhandeld kan worden over een verdrag inzake wederzijdse erkenning.

Artikel 7 (Samenwerking op douanegebied)

In artikel 7 wordt het streven uitgedrukt om tot samenwerking op het gebied van de douane te komen om de juiste toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de handelsbetrekkingen tussen de lid-staten van de EU en van de Mercosur te bewerkstelligen. De samenwerking op douanegebied zal mede betrekking hebben op administratieve bijstand (informatieuitwisseling) en technische bijstand. Voorts wordt melding gemaakt van vereenvoudigde douaneprocedures, de uitwisseling van personeel, de ontwikkeling van opleidingsmethoden en afstemming van optreden in internationale organisaties. Tenslotte wordt voorzien in de mogelijkheid om een protocol voor douanesamenwerking af te sluiten.

Artikel 8 (Samenwerking op statistiekgebied)

De samenwerking op dit gebied heeft voornamelijk tot doel de gebruikte methoden dichter bij elkaar te brengen zodat op basis van wederzijds erkende grondslagen gebruik gemaakt kan worden van elkaars statistieken.

Artikel 9 (Samenwerking op het gebied van intellectuele eigendom)

De samenwerking op dit gebied is bedoeld om distorsies in de handel tussen partijen te voorkomen en investeringen, technologie-overdracht, handelsverkeer en daarmee samenhangende economische activiteiten te bevorderen. Daartoe verbinden partijen zich om de intellectuele eigendomsrechten te beschermen waarbij onder andere verwezen wordt naar de regelgeving van de in het kader van de WTO op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trb. 1995, 130; het zogeheten TRIPS-Verdrag). Belangrijkste principes uit dit verdrag zijn het beginsel van nationale behandeling van buitenlanders en het meest-begunstigde-land beginsel (MFN).

Titel III Economische samenwerking

Artikel 10 (Oogmerken en beginselen)

Artikel 10 geeft de algemene achtergrond en doelstellingen van de economische samenwerking weer. De doelstelling van de samenwerking is de wederzijdse bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling. Partijen kiezen in het tweede lid voor het mogelijk maken van een regionale aanpak van de samenwerking in plaats van een landengerichte aanpak indien dit met het oog op kostenefficiëntie en optimalisering van de resultaten wenselijk is.

In het artikel wordt verder specifiek aandacht besteedt aan de overdracht van kennis op het gebied van regionale integratie.

Nadrukkelijk wordt tenslotte in het zevende lid aandacht gegeven aan sociale ontwikkeling en de bevordering van de fundamentele sociale rechten.

Overigens dient geen enkel terrein waarop zou kunnen worden samengewerkt a priori van de werking van het onderhavige verdrag te worden uitgesloten. De partijen kunnen immers gezamenlijk in het kader van de Gemengde Commissie nagaan welke aanvullende concrete samenwerkingsmogelijkheden er in het wederzijds belang kunnen worden overwogen.

Artikel 11 (Samenwerking tussen bedrijven)

De samenwerking tussen bedrijven is cruciaal voor een toename in de wederzijdse handels- en investeringsstromen en daarom van zeer wezenlijk belang voor de samenwerking tussen de EU en de Mercosur op economisch gebied. Het artikel noemt een groot aantal aandachtspunten voor de samenwerking en geeft bovendien aan, hoe aan de samenwerking vorm dient te worden gegeven.

Artikel 12 (Bevordering van investeringen)

Artikel 12 betreft de samenwerking op het gebied van investeringen. Een gunstig investeringsklimaat vormt de voorwaarde voor het op gang brengen van particuliere kapitaalstromen. De in het artikel genoemde samenwerkingsvormen moeten dan ook bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van een aantrekkelijk en stabiel klimaat voor wederkerige investeringen. Het Koninkrijk heeft op dit gebied bilaterale investeringsbeschermingsverdragen en belastingverdragen gesloten met de lid-staten van de Mercosur. Het gaat hierbij om de volgende verdragen:

– de op 20 oktober 1992 te Buenos Aires tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Argentijnse Republiek inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investering (Trb. 1992, 192); dit verdrag is op 1 oktober 1994 in werking getreden;

– het op 27 december 1996 te Buenos Aires tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Argentinië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen en het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1997, 63); het verdrag is nog niet in werking getreden;

– de op 8 maart 1990 te Brasilia tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 1990, 67); dit verdrag is op 20 november 1991 in werking getreden;

– de op 29 oktober 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Paraguay inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; dit verdrag is op 1 augustus 1994 in werking getreden;

– de op 22 september 1988 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay inzake de bevordering en bescherming van investeringen. Dit verdrag is op 1 augustus 1991 in werking getreden.

Artikel 13 (Samenwerking op energiegebied)

De samenwerking tussen de EG en de Mercosur zoals neergelegd in artikel 13 beslaat het gehele energiegebied en is zowel gericht op een schonere en efficiëntere productie als op een efficiënter energiegebruik. Daarmee wordt voldaan aan de doelstellingen welke in het Witboek «een Energiebeleid voor de Europese Unie» (COM (95)682) zijn aangegeven voor internationale samenwerking, te weten het bevorderen van energie-efficiëntie, duurzame energie en van de overdracht van schone en efficiënte technologieën.

Artikel 14 (Vervoer)

De samenwerking op transportgebied beoogt de herstructurering en modernisering van het transportsysteem van beide partijen te ondersteunen door middel van uitwisseling van informatie en scholingsprogramma's. Tevens beoogt de samenwerking aandacht te schenken aan het voorkomen van aspecten die de uitbreiding van de handel kunnen belemmeren.

Artikel 15 (Wetenschap en technologie)

Dit artikel beoogt de samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie tussen de verdragspartijen te bevorderen. Het artikel schept de mogelijkheid in de toekomst op nader door partijen te bepalen prioritaire gebieden te komen tot informatie-uitwisseling en overdracht van expertise.

Artikel 16 (Telecommunicatie en informatietechnologie)

De samenwerking op het gebied van telecommunicatie en informatietechnologie heeft tot doel de economische en sociale ontwikkeling te bevorderen in de Mercosur-landen. De voorziene samenwerking met genoemde landen bestaat met name uit uitwisseling en verspreiding van kennis en van nieuwe technologieën en het stimuleren van gezamelijke projecten op genoemde gebieden.

Artikel 17 (Milieu)

Het betreft hier een artikel dat sinds enige jaren standaard onderdeel uitmaakt van bilaterale samenwerking van de EU met derde landen. Het eerste lid geeft de algemene doelstelling van duurzame ontwikkeling weer en het tweede lid legt een accent op de mondiale milieuproblematiek. Het derde lid doet een keuze uit diverse samenwerkingsmogelijkheden. Met de Mercosur is gekozen voor een projectaanpak, voor informatie-uitwisseling, educatie en institutionele en technische bijstand.

Titel IV Versterking van de integratie

Artikel 18 (Oogmerken en toepassingsgebied)

Artikel 18 stelt dat de versterking van het integratieproces van de Mercosur een belangrijke doelstelling van de samenwerking is. De kennis en ervaring die binnen de Europese Unie bestaat van integratieprocessen kan daarbij van grote waarde zijn. Voor een vruchtbare uitvoering van deze doelstelling wordt het van groot belang geacht dat de Mercosur zelf aangeeft aan welk soort informatie de meeste behoefte bestaat.

Titel V Samenwerking tussen instellingen

Artikel 19 (Oogmerken en toepassingsgebied)

De Mercosur is een intergouvernementele organisatie, en kent dus, anders dan de EG, geen supranationale organen. De institutionele structuur is beperkt gehouden. De Mercosur bestaat uit zes organen. Het hoogste orgaan is de Raad voor de Gemeenschappelijke Markt, die zowel op het niveau van staatshoofden als op ministerieel niveau bijeen kan komen. De Groep van de Gemeenschappelijke Markt bereidt de bijeenkomsten van de Raad voor en ziet toe op de uitvoering van de Raadsbesluiten. De Groep voor de Gemeenschappelijke Markt bestaat uit vier permanente vertegenwoordigers en vier plaatsvervangers uit elke lid-staat. De technische ambtelijke voorbereiding van beleid en besluitvorming vindt plaats in de Handelscommissie. De Gezamenlijke Parlementaire Commissie heeft tot taak de harmonisatie van wetgeving te bevorderen. Het Administratief Secretariaat is gevestigd te Montevideo en wordt bemand door een internationale staf. Tenslotte is er een economisch en sociaal overlegorgaan voor de particuliere sector.

Samenwerking vindt plaats via de Samenwerkingsraad (zie de toelichting bij de artikelen 25 tot en met 30).

De Samenwerkingsraad wordt in de vervulling van zijn taken bijgestaan door een gemengde samenwerkingscommissie (de Gemengde Commissie) die bestaat uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap, enerzijds, en vertegenwoordigers van de Mercosur, anderzijds.

Titel VI Andere samenwerkingsgebieden

Artikel 20 (Scholing en onderwijs) en Artikel 21 (Communicatie, voorlichting en cultuur)

De aandacht die in het verdrag wordt geschonken aan samenwerking op de gebieden van scholing en onderwijs (artikel 20) en communicatie, voorlichting en cultuur (artikel 21) heeft de versterking van bestaande banden tussen de bevolkingen van partijen en het bevorderen van regionale integratie tot doel. Het begrijpelijk maken van de regionale integratie-processen voor de burgers door middel van voorlichting is in dit kader een belangrijk instrument. Informatie-uitwisseling en begrip voor elkaars cultuur worden als voorwaarde gezien voor goede wederzijdse betrekkingen.

Artikel 22 (Drugshandel)

De relatie met de Mercosur inzake drugsaangelegenheden wordt met name beheerst door de problemen omtrent handel in drugs en het daaraan gerelateerde witwassen van drugsgelden. In deze Latijns-Amerikaanse landen is geen sprake van noemenswaardige drugsproductie. De genoemde landen zijn daarentegen wel doorvoerlanden van drugs naar West-Europa en de Verenigde Staten. In dit verband moet ook genoemd worden de toenemende tendens van lokaal drugsgebruik. Met name in de grote steden van Brazilië (Rio de Janeiro en Sao Paolo) en Argentinië neemt de drugsconsumptie toe.

In EU-kader is besloten dat de handel in drugs aangepakt moet worden door versterking van de regionale samenwerking en dat de problemen op het gebied van drugs moeten worden opgelost vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Immers, de drugscriminaliteit heeft zulke grote (grensoverschrijdende) vormen aangenomen, dat louter bilaterale samenwerking geen adequaat antwoord meer kan vormen op dit probleem. Daarom heeft de EU, in nauw overleg met de leden van de Rio-groep (waaronder de Mercosur-landen) besloten een samenwerkingsmechanisme op te zetten. In de komende jaren zal gewerkt moeten worden aan concrete invulling van een gezamenlijk drugscontroleprogramma. Onderdeel hiervan maakt ook uit het zogenoemde «precursoren-dossier». Precursoren zijn chemische stoffen die voor het overgrote deel een legale toepassing hebben, maar ook misbruikt kunnen worden voor de vervaardiging van illegale drugs. Voor een effectief toezicht op de handel in deze stoffen is het van belang in samenwerking met andere landen controle op de handel in precursoren uit te oefenen en onderling informatie uit te wisselen opdat het misbruik van deze stoffen en daarmee de productie van drugs wordt tegengegaan. In de komende periode zal met de Mercosur landen door de EG worden onderhandeld over een verdrag inzake dit onderwerp. Het betreft hier dus een verdrag inzake de handel in precursoren. Dit past volledig binnen het streven naar meer samenwerking binnen het kader van het onderhavige verdrag. De handel in precursoren behoort tot de exclusieve competentie van de Europese Gemeenschap en het verdrag zal dus door de Commissie worden onderhandeld. Bij een dergelijk verdrag is aan de zijde van de Europese Unie dus ook alleen de Europese Gemeenschap partij.

Artikel 23 (Aanpassingsclausule)

Het verdrag voorziet in de mogelijkheid om de samenwerking naar nieuwe terreinen uit te breiden, zonder dat hiervoor een verdragswijziging nodig is.

Titel VII Middelen voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking

Artikel 24

De financiële middelen die de EU ter beschikking stelt voor de samenwerking onder het onderhavige verdrag maken deel uit van de bestaande reservering in de EU-begroting voor samenwerking met Latijns-Amerika. In 1997 belopen de middelen voor Azië en Latijns-Amerika 255 miljoen ECU aan giften. De EIB kan in de periode 1997–1999 900 MECU aan Azië en Latijns-Amerika uitlenen.

Titel VIII Institutioneel kader

Artikel 25

In tegenstelling tot andere verdragen met derde landen of groepen van landen zal bij het onderhavige verdrag naast een gemengde samenwerkingscommissie een Samenwerkingsraad ingesteld worden. De Samenwerkingsraad bestaat uit leden van de Raad van de EU, uit leden van de Commissie en uit leden van de Mercosur. Deze Samenwerkingsraad heeft de bevoegdheid aanbevelingen te doen die bijdragen tot verwezenlijking van het uiteindelijke oogmerk van interregionale associatie (zie ook artikel 3, tweede lid, en artikel 4).

In een poging een gulden middenweg te vinden tussen de voor- en tegenstanders van de handelsliberalisering is een constructie bedacht, waarbij niet in handelsliberalisering zelve wordt voorzien, doch wel het vooruitzicht daarop wordt geboden. Dit verdrag beoogt slechts de voorbereiding op mogelijke liberalisering. De Samenwerkingsraad vormt feitelijk de brug tussen dit wel- en niet-liberaliseren, aangezien een unaniem besluit van de Samenwerkingsraad vereist is om de onderhandelingen over de liberalisering op gang te brengen. Deze Samenwerkingsraad op ministerieel niveau zal uiteindelijk de aanbevelingen doen voor de totstandkoming van de politieke en economische associatie.

Wat betreft de samenstelling van de Samenwerkingsraad kan het volgende worden opgemerkt. Aangezien de Samenwerkingsraad zich kan bezighouden met zaken van gemengde competentie van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, zal de Gemeenschap vertegenwoordigd worden door de Commissie en de lidstaten als leden van de Raad. Er wordt in onbepaalde zin gesproken van leden van de Raad en de Commissie omdat de verdragspartners in het licht van de wisselende onderwerpen en wisselende competenties van ministers in een land niet hebben vastgelegd om welke vertegenwoordiger van de Raad het gaat (bijvoorbeeld minister van Buitenlandse Zaken of Economische Zaken) of om welke Commissaris. Slechts het niveau van vertegenwoordiging is vastgelegd, namelijk het ministerieel niveau.

Wat betreft de samenstelling van de Samenwerkingsraad voor het nemen van het (unanieme) besluit om tot liberalisering over te gaan, kan ook gewezen worden op artikel 32. Het gaat hierbij dus om de Samenwerkingsraad met, enerzijds, Europese Gemeenschap en lidstaten, oftewel leden van de Commissie en leden van de Raad van de Europese Unie, en, anderzijds, Mercosur en zijn deelnemende staten, overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling binnen Mercosur.

Artikel 27

Evenals bij andere verdragen van de EU met derde landen, stelt het verdrag een Gemengde Commissie in, die toezicht houdt op de toepassing van de handels- en samenwerkingsartikelen van het verdrag. De Gemengde Commissie heeft bovendien nog de taak aan de Samenwerkingsraad aanbevelingen te doen met het oog op de verwezenlijking van het uiteindelijke oogmerk van interregionale associatie.

Voor de samenstelling van de Gemengde Commissie geldt wat hierboven is opgemerkt over de samenstelling van de Samenwerkingsraad, namelijk dat de Gemeenschap vertegenwoordigd zal worden door de Commissie en de lidstaten door de leden van de Raad van de Europese Unie. Dit geldt overigens ook voor de sub-commissie handelszaken aangezien in deze sub-commissie ook handel in diensten aan de orde komt, hetgeen een competentie van de lidstaten is. In het geval van de Gemengde Commissie en de sub-commissie is het niveau van vertegenwoordiging afhankelijk van het vereiste niveau van expertise, dat wil zeggen dat de Gemengde Commissie en de sub-commissies zowel op laag als hoog ambtelijk niveau kunnen samenkomen.

Artikel 28

Artikel 28 maakt het mogelijk voor de Samenwerkingsraad om andere organen op te richten. Hierbij kan gedacht worden aan sub-commissies en werkgroepen die een specifiek thema of onderwerp behandelen, zo is opgericht een sub-commissie voor handel die weer bestaat uit meerdere werkgroepen zoals bijvoorbeeld een werkgroep voor goederen en een werkgroep voor diensten.

Artikel 29

De gemengde subcommissie voor handelszaken is van belang voor de verwezenlijking van het oogmerk van de handelsliberalisering. Onder haar verantwoordelijkheid worden de gevolgen van mogelijke liberalisering van de handel getoetst. Inmiddels is deze subcommissie begonnen met haar werkzaamheden door het in kaart brengen van de bestaande handelsstromen en handelsbarrières. Aan de hand hiervan kan worden bepaald hoe tot liberalisering van de handel kan worden overgegaan conform de regels van de WTO.

Artikel 30 (Overlegclausule)

Overleg vindt normaal gesproken jaarlijks plaats, afwisselend in Brussel of in één van de lid-staten van de Mercosur. Daarnaast kunnen, in samenspraak, buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen.

Titel IX Slotbepalingen

Artikel 31 (Andere overeenkomsten)

Dit artikel geeft aan dat verdragen, zoals die in het verleden tussen de lid-staten van de EU met Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay gesloten zijn hun rechtsgeldigheid door het onderhavige verdrag niet verliezen. Voor het Koninkrijk zijn dit bijvoorbeeld de hogergenoemde investeringsbeschermings- en belastingverdragen.

Artikel 35 (Vervulling van de verplichtingen)

Dit artikel vormt een weerslag van het besluit van de Algemene Raad van mei 1995, waarin werd bepaald dat in alle verdragen van de EU met derde landen een mensenrechtenclausule opgenomen diende te worden gekoppeld aan een artikel dat het mogelijk maakt om maatregelen te nemen. Het artikel machtigt partijen om bij niet-nakoming van verplichtingen die uit het verdrag voortvloeien, passende maatregelen te nemen. In deze bepaling wordt in het tweede lid, onder b, schending van de essentiële onderdelen van het verdrag zoals genoemd in artikel 1, waaronder schending van de mensenrechten, als een «bijzonder dringend geval» erkend, waardoor het nemen van maatregelen mogelijk is zonder tussenkomst van de Gemengde Commissie.

IV Voorlopige toepassing

Op grond van de bij het verdrag behorende briefwisseling worden de bepalingen die zich specifiek met handel bezighouden en die onder de EG-competentie vallen (artikelen 4 tot en met 8 van het verdrag) voorlopig toegepast. Tevens worden de bepalingen waarbij de instellingen voor de samenwerking worden opgericht voorlopig toegepast, zodat het institutionele kader voor de samenwerking op handelsgebied kan worden gebruikt. Het gaat hierbij om de artikelen 27, 29 en 30 van het verdrag.

V Koninkrijkspositie

Het onderhavige verdrag zal, voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven