25 931
Wijziging van de Destructiewet

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft in een beschikking nr. 97/534/EG van 30 juli 1997 (PbEG L 216), overwogen, dat in verband met nieuwe informatie over gevallen van een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob in het Verenigd Koninkrijk het gevaar voor overdracht van het bovine spongiforme encephalopathie (BSE)-agens op andere dieren of op mensen niet kan worden uitgesloten. Daarnaast heeft de Commissie overwogen dat de huidige warmtebehandelingsmethode van hoog-risico-materiaal, die momenteel in de Destructiewet wordt voorgeschreven, te weten een methode waarbij gedurende 20 minuten een temperatuur van 133°C bij een druk van 3 bar wordt aangehouden, niet kan garanderen dat alle in het met warmte te behandelen materiaal aanwezige agentia van overdraagbare encefalopathieën volledig geïnactiveerd zijn indien het om materiaal met een sterke besmettelijkheid zou gaan.

In voornoemde beschikking wordt derhalve voorgeschreven dat gespecificeerd risicomateriaal bij verwijdering dient te worden verbrand.

Twee jaar na het tot stand komen van de wijziging van de Destructiewet bij de wet van 29 september 1994, Stb. 784 en Stb. 785, is door deze beschermende maatregelen van de Commissie de grondslag en de structuur van het huidige wettelijk systeem betreffende het door verwerking tot nuttige producten onschadelijk maken van ondeugdelijk materiaal van dierlijk herkomst niet meer toereikend gebleken waardoor een wijziging van de Destructiewet noodzakelijk is.

Separaat van deze wetswijziging die slechts bepalingen bevat ter implementatie van de beschikking, wordt ook een voorstel tot wijziging van de Destructiewet ingediend dat vooral betrekking heeft op de financiële gevolgen van de uitvoering van Beschikking nr. 97/534/EG.

In de hierna volgende paragrafen zullen wij stilstaan bij een aantal hoofdonderwerpen waarop deze wetswijziging betrekking heeft. Vervolgens worden de artikelen van de wet toegelicht.

2. Huidige systematiek Destructiewet

De Destructiewet regelt de wijze waarop ondeugdelijk materiaal van dierlijke herkomst voor zowel mens als dier onschadelijk moet worden gemaakt. Materiaal van dierlijke herkomst dat een groot gevaar in zich bergt voor de verspreiding van ziekteverwekkers, het zogenaamde hoog-risico-materiaal, dient onschadelijk te worden gemaakt in een verwerkingsbedrijf voor hoog-risico-materiaal.

Materiaal dat een minder groot gevaar voor de verspreiding van ziekteverwekkers in zich bergt, wordt laag-risico-materiaal genoemd.

Wanneer dit laag-risico-materiaal afkomstig is van zoogdieren en wordt bestemd voor diervoeder (voeder voor landbouwhuisdieren) dient het sinds augustus 1997 een warmtebehandelingsmethode te ondergaan gelijk aan die van hoog-risico-materiaal, met het oog op de inactivering van de agentia van spongiforme encefalopathie. Voorschriften hieromtrent zijn opgenomen in de Regeling warmtebehandelingssystemen en eindproducten, waarin Beschikking nr. 97/534/EG van de Commissie van 18 juli 1996 inzake de goedkeuring van alternatieve warmtebehandelingssystemen voor de verwerking van dierlijke afvallen met het oog op de inactivering van de agentia van spongiforme encefalopathie is geïmplementeerd. Daarnaast kan laag-risico-materiaal worden bestemd voor petfood (voeder voor gezelschapsdieren), farmaceutische of technische doeleinden. In dat geval mag het een minder intensieve behandeling ondergaan. Tenslotte kan het op dezelfde manier worden verwerkt als hoog-risico-materiaal.

Iedere ondernemer, waarbij met ondernemer een verwerkingsbedrijf voor hoog-risico-materiaal wordt bedoeld, heeft een gebied toegewezen gekregen, waarvoor hij gerechtigd en verplicht is de verwerking van hoog-risico-materiaal te verzorgen met uitsluiting van anderen. De taak van de ondernemer begint met het ophalen van het materiaal ter plaatse, waar het zich volgens de Regeling eisen eigenaar of houder van hoog- en laag-risico-materiaal moet bevinden (Stcrt.1995, 77). Voor het ophalen van hoog-risico-materiaal, zijnde de categorie gestorven landbouwhuisdieren, dient de natuurlijke- of rechtspersoon een vergoeding te betalen aan de verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal. De tarieven voor het ophalen, die door de ondernemers worden vastgesteld, behoeven jaarlijks goedkeuring van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Op het verwerkingsbedrijf voor hoog-risico-materiaal wordt het hoog-risico-materiaal verwerkt tot nuttige producten, zoals bijvoorbeeld diermeel. Dit wordt weer gebruikt in de diervoederindustrie.

Voor het oprichten of in werking hebben van een verwerkingsbedrijf voor hoog-risico-materiaal, welke vaak worden aangeduid met het begrip destructor, is een vergunning vereist. Een vergunning is tevens vereist voor verwerkingsbedrijven die laag-risico-materiaal gebruiken voor de bereiding van diervoeder voor landbouwhuisdieren. Verwerkingsbedrijven die laag-risico-materiaal gebruiken voor de bereiding van petfood of voor technisch of farmaceutisch gebruik, dienen te worden geregistreerd.

In het Destructiebesluit 1996 worden eisen gesteld aan inrichting en werkwijze van zowel verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal, als verwerkingsbedrijven voor laag-risico-materiaal.

3. Systematiek Beschikking nr. 97/534/EG en implementatie in nationale wetgeving

Beschikking nr. 97/534/EG stelt voorschriften vast ter bescherming van de gezondheid van mens en dier, met name ten aanzien van bovine spongiforme encefalopathie (BSE). In deze beschikking is vastgelegd dat geen enkel deel of product van een dier dat symptomen van een overdraagbare spongiforme encefalopathie heeft vertoond, in de voedingsketen voor mens of dier mag komen, en dat geen enkel land mag toestaan dat weefsel dat het BSE-agens zou kunnen bevatten, in de voedingsketen voor mens of dier komt. Om dit doel te bereiken heeft de Commissie besloten om gespecificeerd risicomateriaal op zodanige wijze te verwijderen dat het niet in de voedsel- of voederketen kan komen, ofwel het gehele kadaver te vernietigen. Volgens de huidige stand van zaken betekent dit ofwel direct verbranden van het materiaal, ofwel verbranden na een warmtebehandeling. In de toekomst zijn echter ook andere vormen van onschadelijkmaking denkbaar.

Dit houdt een verruiming in van de verwerkingsbedrijven die onder de werkingssfeer van de Destructiewet dienen te worden gebracht. Naast verwerkingsbedrijven voor hoog- en laag-risico-materiaal, zullen nu ook verwerkingsbedrijven voor gespecificeerd risico-materiaal, verder te noemen gespecificeerd hoog-risico-materiaal, onder de werkingssfeer van de wet worden gebracht. Dit zijn inrichtingen, geschikt voor het onschadelijkmaken van gespecificeerd hoog-risico-materiaal door het te verbranden, of op ander wijze onschadelijk maken van dit materiaal. De definitie van ondernemer is daartoe uitgebreid tot de natuurlijke of rechtspersoon aan wie of aan welke een vergunning is verleend ter zake van de verwerking van hoog- en gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Elke aanvraag voor een vergunning om gespecificeerd hoog-risico-materiaal te verwerken dient apart te worden bekeken, omdat elke aanvraag een andere wijze van onschadelijk maken kan inhouden wat tot een ander ophaal- en vervoerssysteem noopt.

Ook laatstgenoemde ondernemer krijgt een gebied toegewezen, waarvoor hij gerechtigd en verplicht is de verwerking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal te verzorgen met uitsluiting van anderen. De taak van de ondernemer begint met het ophalen van het materiaal ter plaatse, waar het zich volgens de Regeling eisen eigenaar of houder van hoog- en laag-risico-materiaal moet bevinden (Stcrt. 1995, 77).

Voor de verwerking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal, dient de natuurlijke- of rechtspersoon een vergoeding te betalen aan de verwerkingsbedrijven voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal, net zoals aanbieders van gestorven landbouwhuisdieren nu reeds betalen aan de verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal voor het ophalen van dat materiaal.

De financiering van de onschadelijkmaking van het gespecificeerd hoog-risico-materiaal is onderwerp van een apart voorstel tot wijziging van de Destructiewet. Hierbij wordt voor wat betreft de methode van financiering en het in rekening brengen van de kosten zoveel mogelijk aangesloten bij het reeds bestaande systeem op grond van artikel 21 van de Destructiewet voor het in rekening brengen van de kosten voor het ophalen van gestorven landbouwhuisdieren. Zolang het wetsvoorstel met betrekking tot de financiering nog niet tot wet is verheven komen de kosten verbonden aan de onschadelijkmaking van het gespecificeerd hoog-risico-materiaal ten laste van het rijk.

4. Transponeringstabel

Uit de onderstaande transponeringstabel kan worden opgemaakt dat niet alle onderdelen van de EG-beschikking via het onderhavige wetsvoorstel geïmplementeerd worden. Enkele onderdelen worden elders in de Nederlandse wetgeving geregeld.

EG-beschikkingNed. wetgeving
art. 1 (gesp.hrm)wetsvoorstel(wv): 2, zevende lid, Destructiewet
art. 2 (gebruiksverbod)wv.: 4, tweede lid, Destructiewet
art. 3 (wervelkolom/separator)2 Warenwetregeling Bereiding separatorvlees
art. 4,eerste lid (verbranding)wv.: 3, derde lid, Destructiewet
art. 4,tweede lid (uitzondering)13, eerste lid, Destructiewet en de op grond van dat artikellid te stellen voorschriften
art. 4,derde lid (wet.onderzoek)wv.: 13, tweede lid, Destructiewet
art. 5 (controles)feitelijk/controlevoorschriften
art. 6,eerste lid (invoerverbod EG)wv.: 4a, vijfde lid, Destructiewet
art. 6,tweede lid (cert. voeding)4 Warenwetbesluit Invoer levensmiddelen uit derde landen jo. 2 Warenwetregeling gezondheidscontroles levensmiddelen van dierlijke oorsprong (derde landen); in voorbereiding
art. 6, tweede lid (voeders)11.8, derde en vijfde lid, Regeling keuring en handel dierlijke producten; in voorbereiding
art. 6, derde lid (cert. med/farm/cosm)kb ex 3, zevende lid, Wet geneesmiddelenvoorziening/Bes. registratie geneesmiddelen; 6 Warenwetbesluit kosmetische producten; in voorbereiding
art. 6, vierde lid (verdragen)wv.: 4a, vijfde lid, Destructiewet
art. 7 (eigen slachtvee)facultatief

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

In de make-up van artikel 1 is een kleine wijziging aangebracht: de aanhalingstekens rond de begrippen zijn verwijderd en de opsomming is van een lettering voorzien. Voorts:

– is de bestaande omschrijving van destructiemateriaal uitgebreid met gespecificeerd hoog-risico-materiaal;

– idem ten aanzien van het begrip verwerking, onder toevoeging dat verwerking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal geschiedt door onschadelijkmaking op andere wijze dan bij laag- en hoog-risico-materiaal;

– is een omschrijving van het begrip verwerkingsbedrijf voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal opgenomen; anders dan bij de andere omschrijvingen van verwerkingsbedrijven wordt niet gesproken over «uitsluitend of in hoofdzaak bestemd voor», maar over «geschikt voor»; aldus houdt de redactie rekening met het voornemen tot verbranding van gespecificeerd hoog-risico-materiaal in bijvoorbeeld de AVR te Rotterdam, een bedrijf wiens hoofdactiviteit bestaat uit het verbranden van huisvuil;

– is ter vereenvoudiging van het gebruik in de wettekst een omschrijving van de hier geïmplementeerde EG-beschikking opgenomen, waarbij tevens rekening gehouden is met de mogelijkheid dat de EG-beschikking wordt vervangen door een nieuwe beschikking met een nieuw nummer.

B

Door deze wijziging vervalt de zinsnede «in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» in alle artikelen waarin voorheen deze zinsnede was opgenomen. De artikelen waarop deze zinsnede van toepassing is worden voortaan in een apart artikel 4e opgesomd (zie onder H).

C

Drie nieuwe leden worden aan artikel 2 toegevoegd die bepalen wat onder gespecificeerd hoog-risico-materiaal verstaan wordt.

Het zevende lid bevat een dynamische verwijzing naar de Beschikking. Langdurige wetswijzigingsprocedures als gevolg van toekomstige wijzigingen in de Beschikking worden hierdoor zoveel mogelijk vermeden.

Het achtste lid biedt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de mogelijkheid in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij nog ander dierlijk afval als gespecificeerd hoog-risico-materiaal aan te wijzen.

Het negende lid bepaalt dat mengsels van gespecificeerd hoog-risico-materiaal met ander destructiemateriaal worden aangemerkt als gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Een vergelijkbare bepaling voor mengsels van hoog- en laag-risico-materiaal is nu reeds te vinden in artikel 2, zesde lid.

D

Het nieuwe derde lid van artikel 3 schrijft voor dat gespecificeerd hoog-risico-materiaal verwerkt moet worden op een wijze zoals die in de Beschikking wordt omschreven. Zoals in het algemene deel van deze toelichting reeds is opgemerkt betekent dit volgens de huidige stand van zaken verbranden van het materiaal, hetzij direct, hetzij na een warmtebehandeling. Het is echter niet ondenkbaar dat in de toekomst wellicht ook andere methoden van onschadelijk maken worden toegestaan. Door de algemene formulering van dit artikel wordt daar nu reeds rekening mee gehouden.

Artikel 4, derde lid, van de EG-beschikking geeft een aantal mogelijke uitzonderingen op deze regel, namelijk het gebruik van gespecificeerd hoog-risico-materiaal voor onderwijs- of onderzoeksdoeleinden en voor de voeding van pelsdieren. De mogelijkheden om af te wijken van de voorgeschreven wijze van onschadelijk maken die nationaal zijn toegestaan, worden in artikel 13, tweede lid, genoemd. Die afwijkingsmogelijkheid beperkt zich voor Nederland tot gebruik van het materiaal voor wetenschappelijk onderzoek. Van de mogelijkheid om het gebruik van gespecificeerd hoog-risico-materiaal toe te staan voor de voeding van pelsdieren is geen gebruik gemaakt gezien de gevaarlijke aard van het materiaal.

Het nieuwe vierde lid van artikel 3 bevat de standaardregel ten aanzien van het tijdstip van doorwerking van toekomstige wijzigingen in de EG-beschikking naar het Nederlands recht. Een dergelijke wijziging gaat in beginsel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsbeschikking uitvoering moet zijn gegeven. Het kan echter zijn dat er vanuit een oogpunt van volksgezondheid behoefte bestaat aan doorwerking met ingang van een ander, eerder tijdstip. In die mogelijkheid wordt voorzien door de laatste zinsnede van de bepaling.

E

Gevolg van de invoeging in artikel 4 van het verbod gespecificeerd hoog-risico-materiaal te gebruiken is dat overtreding van dat verbod een economisch delict als bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) oplevert. Deze delicten zijn – voor zover zij opzettelijk zijn begaan – misdrijven (met als strafmaxima gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar of geldboete van ten hoogste f 100 000,-, anders overtredingen (met als strafmaxima gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste f 25 000,-).

F

Met een nieuw vijfde lid van artikel 4a worden het eerste en vierde lid van artikel 6 van de Beschikking geïmplementeerd. In het eerste lid van artikel 6 wordt gesteld dat de invoer van gespecificeerd hoog-risico-materiaal in de Gemeenschap verboden is. Het vierde lid stelt dat de Gemeenschap de uit internationale overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen eerbiedigt bij de tenuitvoerlegging van artikel 6.

Concreet betekent dit dat gespecificeerd hoog-risico-materiaal noch Nederland, noch de Europese Gemeenschap binnen mag worden binnengebracht, tenzij het materiaal betreft bestemd voor doorvoer, dat wil zeggen materiaal dat van het ene derde land naar het andere derde land wordt getransporteerd en zich daarbij over Nederlands, respectievelijk Europees grondgebied begeeft. Mocht er echter in de toekomst sprake zijn van een Nederland bindend verdrag (bijvoorbeeld een EG-Beschikking) die die invoer wel toestaat, dan wordt die invoer mogelijk door de zinsnede «tenzij een Nederland bindend verdrag dat binnenbrengen of doorvoeren toestaat» die in het artikel is opgenomen. Doorvoer binnen de Europese Gemeenschap, dat wil zeggen vervoer van de ene lidstaat naar de andere via Nederland of vervoer van een andere lidstaat naar Nederland, wordt door de Beschikking als zodanig niet verboden. Dit is echter van oudsher verboden op grond van artikel 4a, eerste lid, jo. 10, eerste lid, waar wordt gesteld dat hoog-risico-materiaal niet mag worden gebracht in een gebied waar het niet is ontstaan. Overigens worden hieromtrent op termijn nadere regels van EU-wege verwacht.

De uitvoer van gespecificeerd hoog-risico-materiaal wordt evenzeer onmogelijk gemaakt door de zoëven genoemde artikelen 4a, eerste lid, en 10, eerste lid, waar immers bepaald wordt dat gespecificeerd hoog-risico-materiaal het gebied van herkomst niet mag verlaten. Dit gebied wordt door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgesteld en kan door hem ook worden gewijzigd. Mocht het in toekomst dus gewenst zijn gespecificeerd hoog-risico-materiaal buiten Nederland te brengen, dan kan dit door middel van een gebiedswijziging mogelijk worden gemaakt.

G

Deze wijziging beoogt slechts de verwijzing in artikel 4c aan te passen aan het feit dat er een vijfde lid is toegevoegd aan artikel 4a. Opname van het vijfde lid van artikel 4a in de verwijzing in artikel 4c betekent dat kosten voor keuringen of controles voortvloeiend uit artikel 4a, vijfde lid, vallen onder het tariefstelsel als bedoeld in artikel 4c.

H

Het nieuwe artikel 4e somt alle artikelen op waarvan de aldaar besproken taken en bevoegdheden worden uitgeoefend in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

De zinsnede «in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» is in de desbetreffende artikelen komen te vervallen door wijziging B. De zinsnede «en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» in artikel 9, derde lid, die dezelfde strekking bevat, komt te vervallen door de wijziging als vervat in K.

I

De artikelen onder dit opschrift handelen niet langer alleen over verwerkingsbedrijven van hoog- en laag-risico-materiaal, maar ook over verwerkingsbedrijven van gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Dientengevolge wordt het opschrift aangepast.

J

De invoeging van het woord «gespecificeerd hoog-risico-materiaal» in een aantal artikelen heeft tot gevolg dat de bij of krachtens die artikelen gestelde regels die thans nog uitsluitend gelden voor hoog-risico-materiaal eveneens gaan gelden voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Hieronder volgt een opsomming van de artikelen met daarbij een korte aanduiding van de gevolgen van de invoeging:

4a: hierdoor wordt het verboden gespecificeerd hoog-risico-materiaal te brengen buiten het gebied waar het ontstaan is.

5, eerste lid, onder a: hierdoor wordt het verboden om zonder vergunning een verwerkingsbedrijf voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal op te richten of in werking te hebben. Overtreding van dit verbod levert een economisch delict in de zin van de WED op. Zie voorts de toelichting op onderdeel E.

6, eerste lid: verwerkingsbedrijven voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal mogen zonder bijzondere vergunning geen ander materiaal dan destructiemateriaal verwerken, conform de bepaling zoals die reeds voor verwerkingsbedrijven van hoog-risico-materiaal bestond.

8, eerste lid: hierdoor komt ook voor verwerkingsbedrijven van gespecificeerd hoog-risico-materiaal de vergunning bedoeld in artikel 5, eerste lid, te vervallen, wanneer deze buiten werking worden gesteld, conform de bepaling zoals die reeds bestond voor verwerkingsbedrijven van hoog-risico-materiaal.

9, eerste lid: hierdoor wordt het mogelijk voor verwerkingsbedrijven van gespecificeerd hoog-risico-materiaal nadere regels te stellen met betrekking tot inrichting en werkwijze van deze bedrijven.

10, eerste, tweede en derde lid: in de Destructiewet is uitgangspunt dat Nederland is onderverdeeld in een aantal gebieden voor elk waarvan een verwerkingsbedrijf voor hoog-risico-materiaal verantwoordelijk is voor het ophalen en verwerken van destructiemateriaal. De wijziging van het eerste en tweede lid maakt het mogelijk dat ook voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal een gebiedsindeling wordt vastgesteld, die indien nodig gewijzigd kan worden door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De wijziging in het derde lid brengt mee dat de daar opgenomen nadeelcompensatieregeling ten aanzien van hoog-risico-materiaal ook gaat gelden ten aanzien van gespecificeerd hoog-risico-materiaal.

11: artikel 11 bepaalt na wijziging dat hoofden en bestuurders van verwerkingsbedrijven van gespecificeerd hoog-risico-materiaal, alle maatregelen nemen die nodig zijn om te verzekeren dat de bij of krachtens deze wet gestelde regels met betrekking tot gespecificeerd hoog-risico-materiaal worden nageleefd.

12, eerste en tweede lid: hierdoor wordt de eigenaar/houder van gespecificeerd hoog-risico-materiaal verplicht dit materiaal ter beschikking te houden en af te staan; het verwerkingsbedrijf wordt verplicht het materiaal op te halen en te verwerken.

13, eerste, tweede en zesde lid: in het eerste lid wordt het de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mogelijk gemaakt om ook voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal ontheffing te verlenen van de in artikel 12 bedoelde verplichting tot verwerken, in dit geval dus onschade-lijkmaking door verbranding of op andere wijze. Een dergelijke ontheffing kan slechts worden verleend in bijzondere omstandigheden.

Wijziging van het tweede lid maakt het mogelijk dat gespecificeerd hoog-risico-materiaal wordt gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek.

Het zesde lid bepaalt na wijziging dat artikel 12 niet van toepassing is op zowel hoog- als gespecificeerd hoog-risico-materiaal dat bijvoorbeeld radioactief is besmet.

20, eerste lid: de huidige wet biedt gemeenten de mogelijkheid destructiemateriaal voor te verzamelen. Daar gestorven landbouwhuisdieren ofwel onder de categorie hoog- ofwel onder de categorie gespecificeerd hoog-risico-materiaal kunnen vallen, worden beide categorieën in dit artikel genoemd. Runderen ouder dan één jaar, schapen en geiten zijn immers gespecificeerd hoog-risico-materiaal, terwijl andere landbouwhuisdieren als kalveren, paarden en varkens hoog-risico-materiaal zijn. Door deze wijziging kunnen de huidige voorverzamel praktijken van zowel paarden- en varkenskadavers als herkauwerkadavers ook in de toekomst doorgang vinden, met dien verstande dat gespecificeerd hoog-risico-materiaal en hoog-risico-materiaal gescheiden dienen te worden opgehaald en ingezameld door de gemeente. Dit staat op één lijn met het gescheiden inzameltraject dat de destructoren aanhouden.

K

Ook hier is door de invoeging van het woord «gespecificeerd hoog-risico-materiaal» een regel die thans nog uitsluitend geldt voor hoog-risico-materiaal eveneens gaan gelden voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal. In concreto betreft het de mogelijkheid om aan een verwerkingsvergunning beperkingen te verbinden in het belang van een doelmatige voorziening in die verwerking.

L

De verwijzing naar artikel 4 is aangepast aan de aldaar gewijzigde ledennummering.

M

De zinsnede «en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» komt weliswaar te vervallen in artikel 9, derde lid, maar door opname van dit artikel in de opsomming van artikel 4e blijven de taken en bevoegdheden waarover wordt gesproken in dit artikel zowel een zaak van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

N

De hier opgenomen (spoed-)voorziening tot het stellen van nadere, zo nodig afwijkende regels ter uitvoering en implementatie van EG- en andere verdragsrechtelijke verplichtingen is in hoge mate gelijk aan vergelijkbare voorzieningen in verwante wetten als de Vleeskeuringswet (art. 30a) en de Warenwet (art. 15).

Artikel II

Dit artikel bevat een overgangsvoorziening voor de periode direct na de inwerkingtreding van de wet, inhoudende dat de bedrijven die zich nu feitelijk bezighouden met de verwerking en verbranding van gespecificeerd hoog-risico-materiaal – te weten Rendac B.V. en de N.V. Afvalverwerking Rijnmond (AVR) – hun activiteiten op basis van een tijdelijke vergunning kunnen voortzetten hangende de normale vergunningsprocedure.

Artikel III

Het artikel bevat een voorziening voor het geval de beoogde datum van inwerkingtreding van deze wet, 1 april 1998, onverhoopt niet gehaald mocht worden. Alsdan treedt de wet in werking op de eerst mogelijke datum na haar publicatie in het Staatsblad.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven