25 926
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Beroepswet, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op de Raad van State, de Wet op de studiefinanciering en de Wet tarieven in burgerlijke zaken ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Beroepswet, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op de Raad van State, de Wet op de studiefinanciering en de Wet tarieven in burgerlijke zaken ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

12 maart 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de opbrengst van de verschillende vast rechten en griffierechten te doen verhogen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «f 55» vervangen door «f 60» en wordt na het 3e onderdeel een nieuw vierde onderdeel toegevoegd, luidende:

4e. een besluit genomen op grond van de Huursubsidiewet,

2. In onderdeel b wordt «f 210» vervangen door: f 225.

3. In onderdeel c wordt «f 420» vervangen door: f 450.

ARTIKEL II

Artikel 22 van de Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt «f 160» vervangen door: f 170;

b. in onderdeel b wordt «f 315» vervangen door: f 340;

c. in onderdeel c wordt «f 630» vervangen door: f 675.

2. In het derde lid wordt «f 630» vervangen door: f 675.

ARTIKEL III

De Wet administratieve rechtspraak belastingzaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «f 80» vervangen door «f 85» en wordt «f 315» vervangen door «f 340».

2. In het tweede lid wordt «f 315» vervangen door: f 340.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1996 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale wetten (herziening van het fiscale procesrecht)(kamerstukken II 1996/97, 25 175) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 27b, eerste lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen «f 55» vervangen door «f 60» en wordt in het eerste lid, onder b, «f 200» vervangen door «f 225» en «f 400» door «f 450»

ARTIKEL IV

Artikel 57b, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

1. De woorden «De artikelen 22 en 23 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken zijn van overeenkomstige toepassing» worden vervangen door: Artikel 22 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken is van overeenkomstige toepassing.

2. Een nieuw vierde lid wordt toegevoegd, luidende:

4. Indien partijen in hoger beroep bij vaststellingsovereenkomst besluiten de procedure te beëindigen en afzien van een proceskostenveroordeling, wordt de in eerste aanleg uitgesproken kostenveroordeling geacht alsnog in kracht van gewijsde te zijn gegaan en kan de griffier een dwangbevel, als bedoeld in het derde lid, ten uitvoer leggen.

ARTIKEL V

In artikel 7.67 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt «f 55» vervangen door: f 60.

ARTIKEL VI

Artikel 40 van de Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt «f 315» vervangen door: f 340;

b. in onderdeel b wordt «f 630» vervangen door: f 675.

2. In het derde lid wordt «f 630» vervangen door: f 675.

ARTIKEL VII

In artikel 119a van de Wet op de studiefinanciering wordt «f 55» vervangen door: f 60.

ARTIKEL VIII

De Wet tarieven in burgerlijke zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste tot en met derde lid, komt als volgt te luiden:

1. Voor een geding wordt van elke eisende partij, na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting, en van elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een vast recht geheven. Eiser dient voor of uiterlijk bij inschrijving van de zaak op de rol bij wijze van voorschot een bedrag ter grootte van 25% van het bedrag dat hij na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting verschuldigd zal zijn, aan de griffier te voldoen, welk bedrag hij verschuldigd blijft ook indien de dagvaarding voor dat tijdstip zou worden ingetrokken.

Voor de indiening van een verzoekschrift anders dan bedoeld in artikel 14, derde lid, of een verweerschrift wordt op gelijke wijze voor iedere instantie een vast recht geheven.

2. Het vast recht bij de arrondissementsrechtbanken bedraagt:

a. f 315 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel betrekking heeft op het bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde.

b. f 170 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek.

c. f 475 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan f 10 000 en niet meer dan f 25 000 in hoofdsom.

d. Wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan f 25 000, 1,9 procent van die geldsom, tot een maximum van f 7485 en tot een maximum van f 1795 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van f 10.

e. in zaken waarin een dagvaarding in vrijwaring wordt gedaan, 1,9 procent van de achterliggende vordering indien deze op een financieel belang waardeerbaar is, met een minimum van f 400 en een maximum van f 7485 en tot een maximum van f 1795 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van f 10.

f. In zaken waarin een vordering tot onteigening wordt gedaan 1,9 procent van de som die in de uitspraak als schadeloosstelling wordt toegekend, met een minimum van f 400 en een maximum van f 7485 en tot een maximum van f 1795 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Voorshands is verschuldigd 1,9 procent van de som die als schadeloosstelling wordt aangeboden, met een minimum van f 400 en een maximum van f 7485 en tot een maximum van f 1795 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van f 10.

g. f 400 in alle andere gevallen.

3. Het vast recht bij de gerechtshoven en de Hoge Raad bedraagt:

a. f 400 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel betrekking heeft op het bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde.

b. f 170 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.

c. f 635 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan f 10 000 en niet meer dan f 25 000 in hoofdsom.

d. Wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan f 25 000, 2,4 procent van die geldsom tot een maximum van f 9350 en tot een maximum van f 1795 voor de gedaagde of verweerder in hoger beroep indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van f 10.

e. f 475 in alle andere gevallen.

B

Aan het vierde lid wordt voor de bestaande tekst een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: Het recht wordt bepaald aan de hand van de eis in de dagvaarding, met uitzondering van het recht bedoeld in het tweede lid, onder f, eerste volzin. Met de eis in de dagvaarding wordt gelijkgesteld de som die in de dagvaarding als schadeloosstelling wordt aangeboden.

C

In artikel 4 wordt «f 345» vervangen door: f 400.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «f 730» vervangen door: f 785.

2. In het derde en het vierde lid wordt «f 370» telkens vervangen door: f 400.

E

In artikel 10 wordt «f 145» vervangen door «f 155» en wordt «f 295» vervangen door «f 315».

F

Artikel 11, eerste en tweede lid, komt als volgt te luiden:

1. Voor een geding wordt van elke eisende partij, na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting, een vast recht geheven. Eiser dient voor of uiterlijk bij inschrijving van de zaak op de rol bij wijze van voorschot een bedrag ter grootte van 25% van het bedrag dat hij na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting verschuldigd zal zijn, aan de griffier te voldoen, welk bedrag hij verschuldigd blijft ook indien de dagvaarding voor dat tijdstip zou worden ingetrokken. Voor de indiening van een verzoekschrift wordt op gelijke wijze een vast recht geheven.

2. Het vast recht bedraagt:

a. f 55 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek.

b. f 95 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van niet meer dan f 200 in hoofdsom.

c. f 240 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan f 1000 en niet meer dan f 3000 in hoofdsom.

d. f 315 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan f 3000 in hoofdsom.

e. in alle andere gevallen f 170 indien eiser een natuurlijke persoon is of f 450 indien eiser een rechtspersoon is.

G

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «f 295» vervangen door: f 315.

2. In het zesde lid wordt «f 220» vervangen door: f 235.

H

In artikel 14, eerste en derde lid, wordt «f 145» telkens vervangen door: f 155.

I

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «f 755» vervangen door «f 810», wordt «f 190» vervangen door «f 205» en wordt «f 380» vervangen door «f 410».

2. In het tweede lid wordt de zinsnede beginnend met «is overgelegd» en eindigend met «is verzocht» vervangen door: dan wel een afschrift van het in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde verzoek is overgelegd.

ARTIKEL IX

1. Indien op de dag waarop deze wet in werking treedt een vast recht verschuldigd of voldaan is, blijft hierop het oude recht van toepassing.

2. Indien op de dag waarop deze wet in werking treedt tegen een besluit beroep openstaat op een administratieve rechter, blijft het oude recht op het beroep van toepassing, tenzij het betreft een beroep tegen een besluit op grond van de Huursubsidiewet.

ARTIKEL X

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven