Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25916 nr. 4;32 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25916 nr. 4;32 |
Vastgesteld 24 september 1998
Van 21 tot en met 24 september 1998 zijn delegaties van de Staten van de Nederlandse Antillen, van de Staten van Aruba en van de vaste commissies voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken uit de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal in Nederland bijeengekomen in het kader van het parlementair Contactplan.
Het programma bestond uit besprekingen over het democratisch deficit in het Koninkrijk en over de financieel-economische situatie. Deze onderwerpen zijn tijdens deze mini-contactplanbijeenkomst plenair besproken.
Aan het mini-contactplan werd deelgenomen door de volgende leden:
(vanuit de Staten van Aruba)
mr P. E. Croes (voorzitter), drs R. M. Croes, F. O. Olivieira, N. O. Oduber, H. R. Croes, G. F. Croes;
(vanuit de Staten van de Nederlandse Antillen)
E. A. Cova (voorzitter), J. E. Abraham, A. A. Godett, J. R. Hassell, ir D. F. Martina, mr F. Metry, C. I. van Putten, S. A. Wescot-Williams;
(vanuit de Eerste en Tweede Kamer)
P. Rosenmöller (voorzitter), drs A. C. Grol-Overling (plv. voorzitter), dr P. B. Boorsma, mr ing H. Heijne Makkreel, prof dr E. M. H. Hirsch Ballin, C. Van der Knaap, E. Van Middelkoop, G. J. W. van Oven, mr O. Scheltema-de Nie, dr ir E. Schuurman, J. L. E. M. W. R. R. Tiesinga-Autsema, mr A. J. te Veldhuis, W. Van de Zandschulp.
De delegaties werden bijgestaan door de griffiers mr R. P. Sommer (Staten van Aruba), mr C. M. Grüning (Staten van de Nederlandse Antillen) en mevrouw mr G. E. Heijnis en mr T. N. J. de Lange (Eerste en Tweede Kamer).
De parlementaire delegaties van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba hebben elkaar in de periode van 21 tot en met 24 september 1998, in het kader van het parlementair contactplan te Den Haag, ontmoet.
Tijdens deze mini-bijeenkomst hebben de delegaties met elkaar uitvoerig van gedachten gewisseld over een beperkt aantal onderwerpen, t.w. over de financieel-economische situatie van de landen en over het democratisch deficit in het Koninkrijk. Daarnaast heeft er ook een min of meer informele gedachtenwisseling plaats gevonden over enkele actuele zaken, terwijl in afzonderlijk presidium-overleg ook van gedachten is gewisseld met betrekking tot de planning van volgende contactplanbijeenkomsten.
De besprekingen hebben in alle openheid en in beste verstandhouding plaatsgevonden. Ook thans willen de delegaties wijzen op het belang van dit regelmatig contact, dat ongetwijfeld bijdraagt aan een beter begrip voor elkaars positie en omstandigheden.
Juist op de dag van aanvang van deze bijeenkomst zijn de Bovenwindse Eilanden van de Nederlandse Antillen getroffen door een forse orkaan waarbij, naar achteraf is gebleken veel materiële schade is teweeg gebracht. De delegaties hebben via de aanwezige Antilliaanse collega's, in het bijzonder die woonachtig op de Bovenwindse Eilanden, hun medeleven betoond aan de bevolkingen van de getroffen eilanden.
De delegaties hebben ook een kennismakingsbezoek gebracht aan het nieuw ingestelde ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en werden daar ontvangen door de Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De ambtelijke top van het ministerie gaat nader in op de nieuwe opzet van het departement. Volgens de Secretaris-Generaal wordt door instelling van een nieuw Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties de coördinatie van de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken beter gewaarborgd. In een prettige sfeer werd daarbij met de bewindslieden van gedachten gewisseld over enkele actuele zaken, zoals de orkaanramp op de Bovenwindse Eilanden, de genomen stappen i.v.m. de crisisbeheersing, en over de het beleid van rampenfondsen. Ook werden de bewindslieden geïnformeerd over de voortgang van de contactplan-besprekingen warbij in het bijzonder melding is gemaakt van de bespreking van de luchtvaartproblematiek. De Staatssecretaris heeft hierbij aangegeven na te zullen gaan of nadere informatie over de samenwerkingsovereenkomst tussen de KLM en de ALM aan de delegaties kan worden verstrekt.
Democratisch deficit Koninkrijk
In de Contactplanbijeenkomst van september 1997 is besloten een gemengde parlementaire werkgroep bestaande uit drie leden in te stellen met de opdracht het democratisch tekort bij besluitvorming op Koninkrijksniveau te analyseren en mogelijkheden voor oplossingsrichtingen aan te dragen.
De delegaties hebben thans met belangstelling kennis genomen van het tussenverslag dat de werkgroep (hierna verder aan te duiden als Werkgroep DDK) op 21 september 1998 heeft uitgebracht. Aan de hand van de bevindingen van de Werkgroep DDK, zoals neergelegd in het tussenverslag, hebben de delegaties nader van gedachten gewisseld met de werkgroepleden over de problematiek van het democratisch deficit.
De delegaties spreken op de eerste plaats hun waardering uit voor de werkzaamheden van de werkroep. Men wil hierbij nogmaals bevestigen dat er een democratisch deficit bestaat bij de besluitvorming op Koninkrijksniveau. Na kennisneming van dit tussenverslag, zijn de delegaties tot de conclusie gekomen dat de problematiek van het democratisch deficit erg complex is. Het onderzoek ter zake van de onderhavige problematiek moet worden voortgezet. De delegaties vragen daarom de Werkgroep DDK om het werk van haar onderzoek zoveel mogelijk te finaliseren, waarbij bijzondere aandacht ware te geven aan de punten die tijdens deze discussies naar voren zijn gebracht.
Men vraagt de Werkgroep DDK om in het uit te brengen definitief verslag een zo concreet mogelijke analyse te geven van het democratisch deficit. Waaruit bestaat dat deficit precies; waar doet het zich het meest voelen? Zou in de praktijk de benutting van de mogelijkheden van controle door de parlementen op de besluitvorming op Koninkrijksniveau nog verder geoptimaliseerd kunnen worden?
Men wil ook antwoord op de vraag in hoeverre voor de opheffing van het democratisch deficit fundamentele wijzigingen van het Statuut nodig zijn. Indien dit zo is dan wil men ook dat concreet wordt aangegeven wat die wijzigingen allemaal moeten inhouden.
Als een eerste stap om het geconstateerd deficit te verminderen wordt in het tussenverslag de instelling van een «interparlementaire commissie» voorgesteld, die in de praktijk moet gaan fungeren als gesprekspartner van de ministerraad van het Koninkrijk. Om daarover een oordeel te kunnen geven is het belangrijk dat men zich een helder en zo volledig mogelijk beeld kan vormen van de staatsrechtelijke en politieke gevolgen bij introductie van zo'n figuur. Alleen al om die reden achten de delegaties het zinvol dat de Werkgroep DDK, naar aanleiding van de vele vragen die tijdens de discussie daaromtrent zijdens de delegaties naar voren zijn gebracht, zich nader verdiept in de complexiteit van de invoering van de figuur van een interparlementaire commissie (hierna verder aan te duiden als «de ipc») en de gerezen vragen daaromtrent nader uitwerkt.
Met name wil men meer helderheid over de status van de ipc, over de samenstelling van de ipc (veel/weinig leden; verdeling per land, etc.) en over de bevoegdheid van de ipc. Voorts is belangrijk het antwoord op de vraag, aan wie de ipc verantwoording schuldig is; aan het Contactplan, aan de 3 nationale parlementen, aan de fracties? Men wil ook weten wat de verhouding zal zijn tussen het Contactplan en de ipc. De delegaties willen dat de Werkgroep DDK naast het voorstel van instelling van een ipc, ook alternatieven onderzoekt.
In de verwachting dat het definitief verslag van de Werkgroep DDK tijdig gereed zal zijn ter bespreking in de eerstvolgende Contactplanbijeenkomst, vragen de delegaties de werkgroep om bij het verder onderzoek zich primair te concentreren op de concrete uitwerking van de vragen die met betrekking tot de ipc zijn gerezen. Voorstellen inzake eventuele instelling van een Koninkrijksparlement en een Constitutioneel hof kunnen later aan de orde komen.
De delegaties geven hierbij aan de Werkgroep DDK de bevoegdheid om deskundigen te raadplegen aangaande de problematiek van het democratisch deficit en om met (vertegenwoordigers van) de ministerraad van het Koninkrijk, desgewenst ook op ambtelijk niveau, hierover van gedachten te wisselen.
Financieel-economische situatie
Hoofdlijnen financieel-economische situatie landen Koninkrijk
De delegaties bespreken aan de hand van algemene inleidingen de hoofdlijnen van de financieel-economische situatie in de drie landen.
Van de zijde van de Nederlands Antilliaanse delegatie wordt aangegeven dat de uitvoering van de begroting van het Land voor 1998 in het kader moet worden geplaatst van gewijzigde inzichten van de nieuwe regeringscoalitie, die na de in januari 1998 gehouden Statenverkiezingen is aangetreden.
Het beleid van de vorige regering stond primair in het teken van de uitvoering van het Structureel Aanpassingsprogramma (SAP), dat in samenwerking met het IMF voor de periode tot januari 1999 was opgesteld. Het jaar 1998 zal waarschijnlijk worden afgesloten met een tekort op kasbasis van Naf 148 miljoen. Rekening moet worden gehouden met moeilijkheden die worden ondervonden in het kader van de financiering van de tekorten op de lokale kapitaalmarkt. Naar het oordeel van de Nederlands-Antilliaanse delegatie moet worden geconcludeerd dat onder meer door de implementatie van het SAP de groei van het BBP is verminderd, de inflatie is toegenomen en de werkeloosheid op alle eilanden is gestegen. Ook de orkaanramp van 1995 op de bovenwindse eilanden heeft tot verdere verslechtering van de situatie geleid.
De situatie van de overheidsfinanciën in de Nederlandse Antillen is zeer slecht. Er wordt een tekort voorzien van ongeveer Naf 450 miljoen, ongeveer 10% van het BBP. De financieringsbehoefte bedraagt ongeveer Naf 600 miljoen. Per ultimo 1997 bedroeg de schuldpositie ongeveer Naf 2900 miljoen (65% van het BBP).
Het beleid van de nieuwe regering is met name gericht op versterking van de economie. In oktober van dit jaar zal de regering van de Nederlandse Antillen hiertoe een sociaal-economisch herstelprogramma presenteren. Belangrijke doeleinden van dit programma zullen zijn het zoveel mogelijk wegwerken van de werkloosheid, de herfinanciering van de schulden en het aantrekken van extra financieringen op de kapitaalmarkt. Afslanking van het overheidsapparaat middels gedwongen ontslagen is wat de Nederlands-Antilliaanse delegatie betreft geen optie in deze periode van economische malaise. Eerst zal economische versterking moeten plaatsvinden om het vertrekkend personeel een reëel alternatief te kunnen bieden.
Van de zijde van de Arubaanse delegatie wordt aangegeven dat de economische situatie aldaar als redelijk en beheersbaar is te kwalificeren. De jaarlijkse groei bedraagt 2,5 à 3 procent. Deze groei lijkt zich structureel te kunnen voortzetten, mede omdat de laatste jaren vrijwillig is gekozen voor het remmen van de economische groei. Het beleid is er op gericht te komen tot verdere stabilisatie en diversificatie van de economie (vrije zone, olieraffinage, telecommunicatie), tot het aantrekken van koopkrachtigere toeristen en tot het investeren in produktieve projecten.
De situatie met betrekking tot de overheidsfinancien vervult de Arubaanse delegatie met enige zorg. Sinds 1986 bestaat er geen gelijke tred tussen ontvangsten en uitgaven. Op dit moment zijn de uitgaven op maandbasis structureel Afl. 10,5 miljoen hoger dan de inkomsten.
De schuld aan Nederland bedraagt ongeveer Afl. 300 miljoen. De totale schuld van de Arubaanse overheid bedraagt ca. Afl. 1 miljard (o.a. hotelgaranties, kortlopende schulden, schulden aan Nederland, aan het Pensioenfonds e.d.), wat overeenkomt met 32,4% van het BBP.
Ter verbetering van deze situatie heeft de Arubaanse regering een beleidsplan opgesteld dat naar verwachting nog deze maand aan de Staten zal worden aangeboden. De regering is doende met het nemen van uitgaven verlagende en inkomsten verruimende maatregelen. Zo zal specifiek aandacht worden besteed aan het voeren van een privatiserings- c.q. verzelfstandigingsbeleid en aan de reorganisatie van het overheidsapparaat gericht op efficiency. Het beleid van de regering is erop gericht om in de komende vier jaar Afl. 124 miljoen te besparen en om Afl. 230 miljoen aan extra inkomsten te genereren. Het streven is erop gericht aan het einde van genoemde vier jaar een begrotingsevenwicht te realiseren.
.Van de zijde van de Nederlandse delegatie wordt aangegeven dat in Nederland de verwachte economische groei in 1998 4% zal zijn. Wel is sprake van een dalende tendens. De afgelopen vier jaar zijn er veel extra banen gecreëerd. Er is echter nog sprake van het hardnekkige probleem van langdurige werkeloosheid. Het werkeloosheidspercentage bedraagt nu ongeveer 5,3%. Een ander kenmerk van de situatie in Nederland is dat de hoogte van de uitkeringen is gebonden aan de hoogte van de lonen.
Een belangrijk uitgangspunt voor de komende kabinetsperiode is een verdere reductie van het financieringstekort (het EMU-tekort bedraagt in 1998 ongeveer 1,3%), zo mogelijk naar nul. Ook zal nadruk worden gelegd op reductie van de staatsschuld (thans 68,5%) naar in ieder geval de EMU-norm van 60%. Beide punten passen in het kader van het voldoen aan de voorwaarden voor deelname aan de EMU.
Mede in het kader van het verdrag van Amsterdam wordt in grote delen van Europa nu hard gewerkt aan de invoering van één Europese munt, de Euro.
Van belang voor het beleid van het Koninkrijk in het Caraibisch gebied is het beleidsdocument terzake dat in de zomer van dit jaar door het ministerie van Buitenlandse Zaken is uitgebracht na overleg met de koninkrijkspartners.
Economische situatie Nederlandse Antillen
De Nederlands-Antilliaanse delegatie geeft aan dat het gevolgde IMF trajekt niet heeft geleid tot de gewenste resultaten, ondanks het omvangrijke pakket maatregelen dat de regering de laatste jaren heeft ingevoerd. De gehele bevolking heeft daaronder geleden. Deze maatregelen hebben al met al een nog verdere verarming van de bevolking teweeggebracht. Naar de mening van de delegatie is er op dit moment dan ook geen ruimte meer voor inkomstenverhogende fiscale maatregelen.
Een economisch herstel is van groot belang voor het terugdringen van de werkeloosheid. Op die wijze kunnen namelijk nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Echter, vanwege een te laag opleidingsniveau van de meeste werkelozen zou het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen op dit moment nog niet leiden tot substantiële verlaging van de werkeloosheid. Belangrijk in het kader van economisch herstel is daarom ook een intensief scholingsprogramma.
Speerpunt in het beleid van de regering is de opleving van de economie. In het economische beleid zullen stuwende sectoren versterkt moeten worden, zoals handel, de financiële sector, transport, olieraffinage/opslag en toerisme. Het toerisme is in het afgelopen jaar om verschillende redenen teruggelopen.
Voor wat betreft de Europese markt (met name Nederland) speelt het beleid van de KLM een belangrijke rol. In dit kader zijn er twee belangrijke knelpunten te onderscheiden, te weten het zgn. «capaciteitsprobleem» en het probleem van te hoge tarieven. Voorts wordt gewezen op een mogelijke onevenwichtigheid in de tussen de KLM en de ALM gemaakte afspraken inzake de samenwerking op de Mid-Atlantische route.
De delegaties dringen er bij de betrokken regeringen op aan zoveel mogelijk te bevorderen dat deze knelpunten worden opgelost, zo nodig door aanpassing van het luchtvaartprotocol en/of de samenwerkingsovereenkomst tussen KLM en ALM. De delegaties wachten de resultaten van de besprekingen terzake tussen de minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen en de minister van Verkeer en Waterstaat met belangstelling af en zullen zo nodig bij deze bewindslieden naar de voortgang informeren.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie stelt zich op het standpunt dat een rol van het IMF als buffer tussen twee landen binnen het koninkrijk niet gepast is. Partners dienen problemen zelf onderling te bespreken en op te lossen. De delegatie heeft er geen moeite mee indien het IMF als adviseur zou optreden. Waar het de Nederlands-Antilliaanse delegatie om gaat, is dat over de voorwaarden met Nederland wordt onderhandeld en niet met het IMF. Het gaat dus zuiver om de rol van het IMF in het saneringsproces.
Naar aanleiding van een vraag over de ervaringen op Aruba met het IMF geeft de Arubaanse delegatie aan dat er sinds het midden van de jaren tachtig contacten met het IMF zijn. Destijds is ervoor gekozen om de aanbevelingen van het IMF gedurende een aantal jaren te implementeren. Dit heeft geleid tot grote problemen, wellicht enigszins te vergelijken met de problemen die de Nederlandse Antillen nu ondervinden. Tegelijkertijd dient echter te worden opgemerkt dat de implementatie van de aanbevelingen uiteindelijk positieve effecten heeft gehad.
De delegaties stellen vast dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland een aantal jaren geleden afspraken hebben gemaakt over een rol van het IMF als buffer tussen beide landen. De delegaties achten het uiteraard het recht van de regering van de Nederlandse Antillen om met de Nederlandse regering in onderhandeling te treden teneinde te trachten de gemaakte afspraken te wijzigen. Voor wijziging van deze afspraken is het echter noodzakelijk dat beide regeringen daarmee instemmen. Over de wijze waarop de regeringen met het voorgaande omgaan, verzoeken de delegaties nauwgezet te worden geïnformeerd.
Op dit moment beschikken de delegaties nog niet over het sociaal-economisch herstelprogramma van de regering van de Nederlandse Antillen. De delegaties dringen er bij de regering van de Nederlandse Antillen op aan om zo spoedig mogelijk dit programma vast te stellen.
De Arubaanse en Nederlandse delegaties nemen kennis van het standpunt van de delegatie van de Nederlandse Antillen dat de aard van de rol van het IMF (als direkte onderhandelingspartner van de regering van de Nederlandse Antillen) het springende punt is. De Nederlands-Antilliaanse delegatie is van mening dat Nederland en de Nederlandse Antillen als goede partners in één Koninkrijk rechtstreeks met elkaar moeten onderhandelen over de voorwaarden aan financiële hulp bij het uitvoeren van een saneringsprogramma.
De Nederlandse delegatie geeft aan op dit moment nog steeds te staan achter de destijds tussen beide regeringen gemaakte afspraken inzake de positie en rol van het IMF, mede omdat daarmee de relatie tussen beide koninkrijkspartners niet onnodig wordt belast. Wat de Nederlandse delegatie betreft blijven, tenzij er significant betere afspraken tot stand komen, de huidige afspraken inzake het IMF intact.
De Nederlandse delegatie is het met de overige delegaties eens dat bij toekomstige maatregelen de laagste inkomensgroepen dienen te worden ontzien.
Procedurele aspecten rapporten Wawoe/Biesheuvel, alsmede Rijkswet Solidariteitsfonds
De Arubaanse delegatie wijst er op dat het rapport Biesheuvel op initiatief van Aruba tot stand is gekomen. De Nederlandse regering heeft hierover in januari 1998 een standpunt geformuleerd. Noch de regering noch de Staten van Aruba hebben echter, mede als gevolg van de langdurige kabinetsformatie, over dit rapport al een definitief standpunt ingenomen. Wel is op Aruba met algemene stemmen een motie aanvaard om over de afbouw van de ontwikkelingssamenwerking conform het rapport een nationaal debat te houden. De Arubaanse delegatie meldt dat dit debat in het bijzonder zal gaan over het precieze moment waarop en de voorwaarden waaronder die afbouw tot stand moet komen. Met het algemene uitgangspunt van de afbouw is men het in principe eens. Dat algemene debat wordt thans afgewacht. Dit is niet een zaak van korte termijn. Ook zal, bij handhaving van de gestelde voorwaarden, eerst sprake moeten zijn van evenwichtige begrotingen.
Ook op de Nederlandse Antillen is nog geen definitief standpunt ingenomen ten aanzien van de voorstellen van het ongeveer gelijktijdig tot stand gekomen rapport Wawoe.
De drie delegaties zijn van mening dat een inhoudelijke bespreking van de rapporten dan ook nog niet opportuun is.
Zij constateren dat er nu een zekere stagnatie dreigt te ontstaan. Vanuit het contactplan zal een beroep op de betrokken regeringen worden gedaan om nu zo snel mogelijk definitieve standpunten te formuleren. Gestreefd moet worden naar standpuntbepalingen vóór januari 1999, zodat bij het dan te houden reguliere contactplan dit onderwerp verder kan worden besproken.
De Nederlandse delegatie wijst er vervolgens op dat ook het voorstel voor Rijkswet Solidariteitsfonds weinig vooruitgang kent. De regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba hebben ondanks formeel verzoek daartoe in december 1997 van de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, nog steeds geen officiële reactie gegeven op de nota naar aanleiding van het eindverslag met betrekking tot dit wetsvoorstel.
De Arubaanse delegatie meldt dat de Staten van Aruba in 1992 al akkoord zijn gegaan met hun aandeel van 25% in het Solidariteitsfonds, met dien verstande dat Aruba maximaal 1,5% van de inkomstenkant van de begroting van het lopende jaar aan het fonds afdraagt. Ingeval deze bijdrage ontoereikend is, wordt dit tekort aangevuld met een bijdrage uit het ontwikkelingsfonds.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie stelt dat nog steeds de voorgestelde verdeelsleutel over de drie donoren en de omvang van het fonds hier het grote struikelblok is.
Het aandeel van Nederland zou naar de mening van de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse delegatie veel groter moeten zijn dan 20%. Ook tijdens contactplanbijeenkomsten in het verleden is dit probleem aan de orde gesteld.
Naar het oordeel van de Nederlands-Antilliaanse delegatie vormt naast de verdeelsleutel ook het ontbreken van de waardevastheid van de bijdragen een probleem. Het bedrag ter dekking van de tekorten is in 1983 vastgesteld, daarna nooit geïndexeerd en thans dan ook volstrekt onvoldoende.
Tenslotte stelt de Nederlands-Antilliaanse delegatie dat ook het nadelig saldo van de niet draagkrachtige eilanden hierbij moet worden betrokken. Voor 1986 werd dit nadelige saldo aangezuiverd uit de Landsbijdrage (Nederlandse Antillen inclusief Aruba); door de vervanging van de Landsbijdrage door het Solidariteitsfonds moeten de huidige Nederlandse Antillen (in feite Curacao) de aflossingsverplichting voor de niet-draagkrachtige eilanden invullen.
De Nederlandse delegatie merkt op dat het uitsluitend kenbaar maken van standpunten door de drie regeringen blijkbaar niet tot een oplossing zal leiden en dat er onderhandeld moet worden. De Arubaanse delegatie wijst er op dat Aruba haar bijdrage keer op keer heeft aanvaard en dat de onderhandelingen dan ook vooral tussen de Nederlandse Antillen en Nederland moeten worden gevoerd.
De delegaties concluderen tenslotte dat er onvrede heerst over de huidige stand van zaken (die immers inhoudt dat de na te streven Rijkswet nog niet tot stand is gekomen), dat de mogelijkheid voor een oplossing ter zake bij de betrokken regeringen ligt en dat déze die patstelling zullen moeten doorbreken. De delegaties zullen hun regeringen hiertoe oproepen.
In oriënterende zin is nog gesproken over drie actuele onderwerpen, t.w. de gevolgen van de orkaan Georges voor de Bovenwindse eilanden, het vraagstuk van de betrokkenheid bij de Association of Caribbean States en de registratie/inburgering.
Tijdens de Contactplanbijeenkomst in februari 1998 hebben de delegaties afgesproken elkaar in januari 1999 weer te ontmoeten voor een reguliere bijeenkomst op de Nederlandse Antillen. Bij de thematische Contactplanbijeenkomst van september 1998 in Nederland is deze afspraak bevestigd en is besloten dat de periode tussen 11 en 24 januari 1999 voor de bijeenkomst wordt gereserveerd. Tijdens deze reguliere Contactplanbijeenkomst zal een werkbezoek aan alle eilanden worden afgelegd. De eigenlijke besprekingen zullen worden gehouden op Curacao. Hierbij zal in elk geval het democratisch deficit worden geagendeerd. Naast de vergaderingen, plenair en in werkgroepverband, zal het programma ruimte bieden aan werkbezoeken en excursies aan een aantal projecten, zoals scholen of sociale instellingen.
Den Haag, 24 september 1998
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25916-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.