nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Inleiding
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State)
Op 13 maart 1997 heeft de Raad van de Europese Unie vastgesteld de verordening
(EG) nr. 515/97 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve
autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten
en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften,
PbEG L 82 (hierna «verordening»). De verordening is toepasselijk
met ingang van 13 maart 1998. De verordening heeft ten doel de samenwerking
tussen zowel de administratieve autoriteiten die in de onderscheidene lidstaten
met de uitvoering van de op het gebied van de douane-unie en het gemeenschappelijk
landbouwbeleid vastgestelde bepalingen zijn belast, als ook tussen die autoriteiten
en de Commissie te versterken. Deze nauwe samenwerking is vereist voor de
fraudebestrijding in het kader van de douane-unie en van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid, alsmede voor de bescherming van de financiële belangen
van de Europese Gemeenschap. De verordening vervangt de verordening (EEG)
nr. 1468/81 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 mei 1981 betreffende
wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten
en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op
de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PbEG L 144).
Naast een versterking van de reeds in de verordening (EEG) nr. 1468/81
neergelegde samenwerking bevat de verordening ook een belangrijke vernieuwing
doordat zij een geautomatiseerd douane-informatiesysteem («DIS»)
op communautair niveau in het leven roept. Het DIS voorziet niet alleen in
een snelle en systematische uitwisseling van aan de Commissie medegedeelde
gegevens, doch ook in een databank waarin informatie betreffende fraudes en
onregelmatigheden op douane- of landbouwgebied wordt opgeslagen. De informatie
die zal worden uitgewisseld en zal worden opgeslagen kan ook betrekking hebben
op natuurlijke personen. De bescherming van deze personen met betrekking tot
de verwerking van persoonsgegevens is een belangrijk element in deze verordening. Artikel 37 van de verordening eist in dit verband dat
elke lidstaat «een nationale controleautoriteit of -autoriteiten, verantwoordelijk
voor de bescherming van persoonsgegevens,» belast «met het uitoefenen
van onafhankelijk toezicht op dergelijke gegevens in het DIS». Aanwijzing
van deze controleautoriteit is een voorwaarde voor toegang van de administratieve
autoriteiten tot het DIS, dat naar verwachting in de zomer van 1998 operationeel
zal worden.
Houder van het DIS is de Europese Gemeenschap. Het DIS wordt beheerd door
de Europese Commissie die als partner in het DIS ook van het systeem gebruik
zal maken. De verordening bepaalt dat tot de aanwijzing van een of meer autoriteiten
die voor de communautaire instellingen en organen zijn ingesteld, de ombudsman,
bedoeld in artikel 138E van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
de activiteiten van de Commissie zal controleren. De ombudsman kan ook deelnemen
aan de bijeenkomsten van de nationale controleautoriteiten. Deze zullen minstens
één keer per jaar bijeenkomen om zich te buigen over alle problemen
in verband met het functioneren van het DIS waarop zij eventueel stuiten.
Doel van dit wetsvoorstel
De verordening heeft de aanwijzing van de nationale controleautoriteit
overgelaten aan de lidstaten. De verordening eist enkel dat de aan te wijzen
controleautoriteit onafhankelijk is. Gezien het feit dat de Registratiekamer
aan dat vereiste voldoet en bij haar de benodigde deskundigheid aanwezig is
is ervoor gekozen de Registratiekamer aan te wijzen. Deze wet strekt daartoe.
Aanwijzing bij wet is nodig ingevolge artikel 37, vierde lid, van de Wet persoonsregistraties.
Dit lid bepaalt dat taken welke niet reeds uit de Wet persoonsregistraties
voortvloeien bij wet aan de Registratiekamer worden opgedragen. Overigens
vindt een aanwijzing bij wet ook haar rechtvaardiging in het feit dat de onafhankelijkheid
van de Registratiekamer ten opzichte van de overheid die zij dient te controleren
gewaarborgd wordt.
Financiële gevolgen
De, overigens geringe, kosten bij de Registratiekamer worden binnen de
desbetreffende begroting opgevangen.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager