25 910
Wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

5 maart 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van marktgerichte verhoudingen en de kwaliteit in het taxivervoer wenselijk is de regels voor het verrichten van taxivervoer fasegewijs te dereguleren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet personenvervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2, derde lid, wordt aan de eerste volzin toegevoegd: , tenzij vorenstaande wordt verricht in de uitoefening van beroep of bedrijf.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het artikel wordt het cijfer 1. geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met het verrichten van besloten busvervoer onderscheidenlijk taxivervoer gelijkgesteld het aanbieden van dat vervoer, tenzij dit aanbieden geschiedt door tussenpersonen die bemiddelen in dat vervoer bij wijze van dienstverlening of in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.

C

Aan artikel 7, eerste lid, worden twee onderdelen toegevoegd luidende:

c. zodra de overeenkomst van de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of de maatschap, waaraan de vergunning is verleend, is ontbonden;

d. zodra degene, aan wie de vergunning is verleend, zijn activiteiten als vervoerder heeft beëindigd.

D

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57

Onze Minister beslist op een aanvraag om een vergunning voor het verrichten van taxivervoer.

E

Artikel 58 komt te luiden:

Artikel 58

1. Onze Minister kan een maximumtarief voor taxivervoer vaststellen.

2. Het maximumtarief geldt niet, indien tarieven schriftelijk in een overeenkomst zijn vastgelegd voor gedurende een bepaalde periode meermalen te verrichten taxivervoer.

F

Artikel 59 komt te luiden:

Artikel 59

Het is verboden taxivervoer te verrichten tegen een hoger tarief dan het op grond van artikel 58, eerste lid, vastgestelde maximumtarief, tenzij een overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 58, tweede lid.

G

Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld over:

a. de minimale beschikbaarheid van het taxivervoer;

b. het kenbaar maken van de tarieven aan de reiziger;

c. de administratie die de vervoerder dient te voeren ten behoeve van een doelmatig toezicht op de naleving van het bij en krachtens deze wet bepaalde.

H

De artikelen 61 tot en met 63a vervallen.

I

In artikel 92 wordt «69» vervangen door: 69, aanhef en onder a, b, d en e.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder ten 4°, van de Wet op de economische delicten wordt de zinsnede «de Wet personenvervoer, de artikelen 5, 10, 12, eerste lid, 13, 17, 18, 29, 52, 56, 59, 61 en 87, eerste lid,» vervangen door: de Wet personenvervoer, de artikelen 5, 10, 12, eerste lid, 13, 17, 18, 29, 52, 56, 59, 60, 69, aanhef en onder c, en 87, eerste lid, .

ARTIKEL III

1. Tot twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet worden vergunningen slechts verleend voor het verrichten van taxivervoer binnen en vanuit een van de gebieden, zoals die op de datum voor inwerkingtreding van deze wet golden op grond van artikel 57, tweede lid, van de Wet personenvervoer, zoals dat op deze datum luidde.

2. In afwijking van het eerste lid kan een vergunning worden verleend voor een gebied bestaande uit twee of meer van de gebieden bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL IV

1. Onze Minister kan tot twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning voor het verrichten van taxivervoer weigeren op grond van de vraag naar taxivervoer binnen het gebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld over de te hanteren normen bij de toetsing van de vraag naar taxivervoer ter uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL V

Tot twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet is het verboden buiten het gebied waarvoor de vergunning is verleend personen op te nemen, tenzij de rit door hen is besteld bij het kantoor van de vervoerder.

ARTIKEL VI

Aan artikel 1, onder ten 4°, van de Wet op de economische delicten wordt toegevoegd: de wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer), artikel V.

ARTIKEL VII

Een vergunning voor het verrichten van taxivervoer, die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is verleend op grond van de artikelen 57, 63 of 63a van de Wet personenvervoer, zoals deze luidden voor die datum, geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet als een vergunning verleend door Onze Minister voor hetzelfde gebied op grond van artikel 57, zoals dat luidt met ingang van die datum. De vergunning geldt voor de duur van een jaar of tot het tijdstip waarop onherroepelijk is beslist op de aanvraag voor een vergunning, mits gedaan binnen dat jaar, onverminderd wijziging of intrekking van de vergunning als bedoeld in artikel 91 of het van rechtswege vervallen van de vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet personenvervoer.

ARTIKEL VIII

Een aanvraag voor een vergunning voor het verrichten van taxivervoer, die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is ingediend op grond van de artikelen 57, respectievelijk 63 of 63a van de Wet personenvervoer, zoals deze luidden voor die datum, bij gedeputeerde staten, respectievelijk een openbaar lichaam of een dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering, en waarop nog geen beslissing is genomen, geldt met ingang van die datum als een aanvraag ingediend bij Onze Minister.

ARTIKEL IX

1. Een bezwaarschrift tegen een beslissing omtrent een vergunning voor het verrichten van taxivervoer, dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is ingediend bij gedeputeerde staten, een openbaar lichaam of een dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering, en waarop nog geen beslissing is genomen, wordt afgehandeld door het betrokken orgaan, volgens de regels die golden tot de datum van inwerkingtreding van deze wet.

2. Een beroepschrift tegen een beslissing omtrent een vergunning voor het verrichten van taxivervoer, dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is ingediend en waarop nog geen beslissing is genomen, wordt afgehandeld volgens de regels die golden tot de datum van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL X

Een vergunning voor het verrichten van taxivervoer, die is verleend voor het verrichten van taxivervoer binnen een bepaald vervoergebied, geldt met ingang van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet als een vergunning voor heel Nederland.

ARTIKEL XI

Onze Minister zendt binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL XII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven