nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de belasting van
personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met verruiming van het begrip
personenauto (Stb. 673) (beëindiging grootwagenparkregeling).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
2 maart 1998
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de faciliteit
in de motorrijtuigenbelasting voor houders van een groot wagenpark te beëindigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
ARTIKEL VII, vierde lid, van de Wet van 16 december 1993 tot
wijziging van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen
1992 in verband met verruiming van het begrip personenauto (Stb. 673) vervalt.
ARTIKEL II
In artikel 10, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's
en motorrijwielen 1992 wordt in de tweede volzin «de personenauto»
vervangen door: het motorrijtuig.
ARTIKEL III
In artikel 37c, eerste lid, onder b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting
1994 wordt «f 46» vervangen door: f 48,40.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juni 1998, met dien verstande
dat indien de belasting voor een personenauto is voldaan naar het tarief van
artikel 24 over een tijdvak waarvan een gedeelte na die datum ligt, het tarief
van artikel 23 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 pas van toepassing
is met ingang van het eerstvolgende tijdvak.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,