25 899
Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere onderwijswetten in verband met decentralisatie van de wachtgelduitgaven (Regeling decentralisatie wachtgelduitgaven bve)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 april 1998

In het voorstel van wet wordt na artikel I ingevoegd artikel IA, luidende als volgt:

ARTIKEL IA. TIJDELIJKE MINISTERIËLE REGELING VERMINDERING RIJKSBIJDRAGE

1. Tot het tijdstip waarop de algemene maatregelen van bestuur op grond van de artikelen 2.2.1 en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs in werking treden, wordt binnen het raam van de door de begrotingswetgever beschikbaar gestelde middelen, jaarlijks de toevoeging aan de rijksbijdrage en de vermindering van de rijksbijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel als bedoeld in de artikelen 2.2.1, derde lid, onder i, respectievelijk vijfde lid, 2.2.12, en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vastgesteld bij ministeriële regeling.

2. Een in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en niet door of namens een van beide Kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die regeling geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.

Toelichting

Het model voor de doorberekening van wachtgeldkosten aan de regionale opleidingencentra, de regionale opleidingencentra in een samenwerkingsverband (hierna samen: ROC's), de agrarische opleidingscentra (AOC's) en de agrarische innovatie- en praktijkcentra (IPC's) enerzijds en de landelijke organen (LOB's) anderzijds wordt tezijnertijd neergelegd in de algemene maatregelen van bestuur op grond van de artikelen 2.2.1, 2.2.12 en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). De besluiten op grond van de artikelen 2.2.1 en 2.4.1 van de WEB zullen op grond van het overgangsrecht in de WEB pas met ingang van 1 januari 2000 van kracht worden. Tot die tijd is derhalve een tijdelijke overgangsregeling noodzakelijk.

Tot op dit moment is alleen op grond van artikel 2.2.12 van de WEB ten aanzien van de IPC's een bekostigingsmodel neergelegd in een algemene maatregel van bestuur (Stb. 1997, 66). De beide overige algemene maatregelen van bestuur zijn thans in voorbereiding en worden naar verwachting in 1998 in procedure gebracht.

Totdat ook deze beide laatstgenoemde besluiten in werking treden, wordt het model voor de doorberekening van de wachtgeldkosten aan de ROC's, AOC's en IPC's respectievelijk de LOB's tijdelijk neergelegd in een ministeriële regeling. Voor de grondslag van deze tijdelijke – tot 1 januari 2000 geldende – regeling is voor dezelfde methodiek gekozen als voor de huisvestingskosten in de BVE-sector is vastgesteld in artikel III van de Wet van 29 mei 1997 (Stb. 1997, 229).

De onderhavige nota van wijziging legt daartoe een expliciete basis in het wetsvoorstel. Ook de toevoeging aan en de vermindering van de rijksbijdrage van de IPC's (artikel 2.2.12 van de WEB) valt daaronder, ondanks het feit dat deze rijksbijdrage reeds via een algemene maatregel van bestuur is geregeld.

Dat is noodzakelijk, omdat de ROC's, AOC's en IPC's gezamenlijk in een collectief zitten en derhalve de vermindering van de rijksbijdrage bij alle drie soorten instellingen in een en dezelfde regeling moet worden opgenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven