nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
In het voorstel van wet wordt na artikel I ingevoegd artikel IA, luidende
als volgt:
ARTIKEL IA. TIJDELIJKE MINISTERIËLE REGELING VERMINDERING
RIJKSBIJDRAGE
1. Tot het tijdstip waarop de algemene maatregelen van bestuur op grond
van de artikelen 2.2.1 en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs in
werking treden, wordt binnen het raam van de door de begrotingswetgever beschikbaar
gestelde middelen, jaarlijks de toevoeging aan de rijksbijdrage en de vermindering
van de rijksbijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen
en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel als bedoeld
in de artikelen 2.2.1, derde lid, onder i, respectievelijk vijfde lid, 2.2.12,
en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vastgesteld bij ministeriële
regeling.
2. Een in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling wordt aan
de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling treedt niet in
werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en niet door
of namens een van beide Kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in
die regeling geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een
daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.
Toelichting
Het model voor de doorberekening van wachtgeldkosten aan de regionale
opleidingencentra, de regionale opleidingencentra in een samenwerkingsverband
(hierna samen: ROC's), de agrarische opleidingscentra (AOC's) en de agrarische
innovatie- en praktijkcentra (IPC's) enerzijds en de landelijke organen (LOB's)
anderzijds wordt tezijnertijd neergelegd in de algemene maatregelen van bestuur
op grond van de artikelen 2.2.1, 2.2.12 en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
(WEB). De besluiten op grond van de artikelen 2.2.1 en 2.4.1 van de WEB zullen
op grond van het overgangsrecht in de WEB pas met ingang van 1
januari 2000 van kracht worden. Tot die tijd is derhalve een tijdelijke overgangsregeling
noodzakelijk.
Tot op dit moment is alleen op grond van artikel 2.2.12 van de WEB ten
aanzien van de IPC's een bekostigingsmodel neergelegd in een algemene maatregel
van bestuur (Stb. 1997, 66). De beide overige algemene maatregelen van bestuur
zijn thans in voorbereiding en worden naar verwachting in 1998 in procedure
gebracht.
Totdat ook deze beide laatstgenoemde besluiten in werking treden, wordt
het model voor de doorberekening van de wachtgeldkosten aan de ROC's, AOC's
en IPC's respectievelijk de LOB's tijdelijk neergelegd in een ministeriële
regeling. Voor de grondslag van deze tijdelijke – tot 1 januari 2000
geldende – regeling is voor dezelfde methodiek gekozen als voor de huisvestingskosten
in de BVE-sector is vastgesteld in artikel III van de Wet van 29 mei 1997
(Stb. 1997, 229).
De onderhavige nota van wijziging legt daartoe een expliciete basis in
het wetsvoorstel. Ook de toevoeging aan en de vermindering van de rijksbijdrage
van de IPC's (artikel 2.2.12 van de WEB) valt daaronder, ondanks het feit
dat deze rijksbijdrage reeds via een algemene maatregel van bestuur is geregeld.
Dat is noodzakelijk, omdat de ROC's, AOC's en IPC's gezamenlijk in een
collectief zitten en derhalve de vermindering van de rijksbijdrage bij alle
drie soorten instellingen in een en dezelfde regeling moet worden opgenomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen