Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2016
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 11 april 2016 heeft Uw Kamer zich uitgesproken
voor een debat over mogelijke gezondheidsschade bij (oud) werknemers van Dupont (Handelingen
II 2015/16, nr. 75, item 26). Daarbij is verzocht om voorafgaand hieraan een brief te ontvangen. Met deze brief
informeer ik u over de stappen die ik onderneem om deze zaak te onderzoeken.
Recentelijk zijn in diverse media berichten naar voren gekomen van mogelijke gezondheidsschade
als gevolg van onveilige arbeidsomstandigheden in het verleden bij de Lycra fabriek
en de Teflon fabriek. Beide fabrieken waren destijds van Dupont. De Lycra fabriek
is in 2004 overgenomen door Invista en in 2006 gesloten. De Teflonfabriek is overgenomen
door Chemours.
De situatie zoals die geschetst wordt in de media is ernstig. Werken zou niet tot
gezondheidsschade mogen leiden. De werkgever heeft de verantwoordelijkheid voor een
gezonde en veilige werkomgeving. Ik begrijp dan ook de zorgen bij (voormalig) werknemers
van de genoemde bedrijven en hun behoefte aan duidelijkheid over wat er gebeurd is.
De in de media genoemd zaken speelden meer dan 30 jaar geleden. Hoewel de situatie
van toen niet één op één te vergelijken is met die van nu, vind ik het van belang
om ook te kijken of er lessen uit het verleden te trekken zijn.
Vanwege de ernst van deze zaken en met het oog op de te leren lessen voor mogelijk
toekomstige vergelijkbare casus zal ik eenmalig diepgaander onderzoek laten doen en
daarin alle feiten op een rij laten zetten. Dit onderzoek zal veel tijd en, met name
van de Inspectie SZW, capaciteit vragen. Ik maak echter bewust de afweging om aan
dit onderzoek voorrang te geven omdat ik het belangrijk vind om uit deze activiteit
lessen te kunnen trekken die ook in andere zaken benut kunnen worden.
Voor wat betreft de inhoud van het onderzoek, gaat het in het bijzonder om het in
kaart brengen van de feiten omtrent het gebruik van de stof DMAC bij de Lycra fabriek,
het gebruik van de stof PFOA bij de Teflon fabriek, de destijds gehanteerde werkprocessen
en de daarbij behorende risicobeheersingmaatregelen (in het kader van blootstelling
van werknemers) die het bedrijf hanteerde. Om de situatie in zijn juiste context te
bezien, laat ik het RIVM de op de verschillende momenten geldende regelgeving over
de specifieke stoffen in kaart brengen.
Verder laat ik nagaan welke informatie er nog in onze eigen archieven te vinden is
over inspecties bij de bedrijven sinds de jaren zeventig. Daarbij moet er rekening
mee worden gehouden dat veel documenten overeenkomstig de Archiefwet na verloop van
tijd zijn vernietigd.
In het kader van een zorgvuldige aanpak zal ik de Audit Dienst Rijk (ADR) betrekken
bij het proces.
Bovenstaande activiteiten dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd en vragen mede daarom
de nodige tijd. Uiterlijk november 2016 zal ik u per brief informeren over de bevindingen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher