25 883
Arbeidsomstandigheden

nr. 161
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2009

In mijn brief van 8 juni 2009 heb ik gereageerd op het advies van de Commissie Arbeidsomstandigheden van de SER, over «Veilig omgaan met nanodeeltjes op de werkplek», en heb ik een aantal lopende en voorgenomen ontwikkelingen beschreven (kamerstuk 25 883, nr. 151).

In deze brief geef ik u een overzicht van de stand van zaken in deze ontwikkelingen op het gebied van werken met nanodeeltjes. Dit overzicht heb ik u toegezegd in het Algemeen Overleg met uw Kamer op 11 juni 2009.

Ik ga in deze brief ook in op de invulling van de motie Gesthuizen-Besselink (29 338, nr. 87) over nanoreferentiewaarden.

Deze brief gaat in op zaken die relevant zijn voor arbeidsomstandigheden. Over het onderwerp nanotechnologie in den brede, zal de minister van Economische Zaken u in het eerste kwartaal van volgend jaar een reguliere voortgangsrapportage sturen over het lopende Actieplan Nanotechnologie van het Kabinet (Kamerstuk 2007–2008, 29 338, nr. 75). Deze voortgangsrapportage zal onder andere ingaan op de financiering van de onderzoeksagenda van nanotechnologie, de risico’s, en de maatschappelijke dialoog. Verder zult u in de eerste helft van 2010 uitgebreider worden geïnformeerd door de Minister van VROM over de (inter)nationale ontwikkelingen en de voortgang van het risicobeleid inzake nanodeeltjes (waaronder het verkennen van «indicatieve voorzorgwaarden« zoals gemeld in de brief van de minister van VROM van 5 juni).

Het beleid op het gebied van arbeidsomstandigheden maakt onderdeel uit van het algemene risicobeleid voor nanodeeltjes.

De kern van het SER-advies was de afweging, dat het bij het werken met nanodeeltjes nodig is uit te gaan van het in acht nemen van voorzorg. Ik heb deze afweging in mijn reactie omarmd. Van werkgevers wordt verwacht dat zij maatregelen nemen om blootstelling te voorkomen. De werkgevers, in samenspraak met de werknemers, zijn hier primair aan zet. Ik heb ook aangegeven dat ik in het geval van werken met nanodeeltjes ervoor kies om als overheid actief in te zetten op het bevorderen van het in acht nemen van voorzorg. Dat is in lijn met het algemene risicobeleid voor nanodeeltjes.

Overzicht ontwikkelingen

Ik schets hieronder drie typen activiteiten: activiteiten gericht op ontwikkeling van nieuwe kennis en instrumenten, activiteiten gericht op uitwisseling van (bestaande) kennis- en informatie, en activiteiten gericht op het voorkómen van blootstelling op de werkplek. Deze typen activiteiten hangen logisch met elkaar samen, waardoor de grenzen niet altijd duidelijk af te bakenen zijn.

Ontwikkeling van nieuwe kennis en instrumenten

De onzekerheden rondom nanodeeltjes worden ingegeven doordat er op vele gebieden kennislacunes zijn en instrumenten nog ontbreken om de risico’s goed in te schatten. Belangrijk zijn dan ook de activiteiten die gericht zijn op het opvullen van deze kennislacunes en het ontwikkelen van nieuwe instrumenten.

Nanoreferentiewaarden

Op 2 juli heeft uw Kamer een motie aangenomen (motie Gesthuizen-Besselink, 29 338, nr. 87), waarin de regering verzocht werd om het expertisecentrum KIR-Nano voor kerst 2009 nanoreferentiewaarden te laten opstellen voor gebruik door bedrijven.

Ik heb aan KIR-Nano (het Kennis- en Informatiepunt Risico’s Nanotechnologie bij het RIVM), en via KIRNano het door hen ingestelde deskundigenplatform Arbo (waarover verderop in deze brief meer), deze opdracht overgebracht. Ik heb hen verzocht zich uit te spreken over de bruikbaarheid van het concept nanoreferentiewaarden en van de gepubliceerde methode(n), en indien bruikbaar, de nanoreferentiewaarden te publiceren.

U vindt in bijlage 1 de opdrachtbrief aan het RIVM1.

KIR-Nano heeft inmiddels laten weten dat de deskundigen de bruikbaarheid van het concept nanoreferentiewaarden positief beoordelen. Wel zijn er bedenkingen bij de in de literatuur voorgestelde methode, die momenteel nader in kaart worden gebracht. KIR-Nano verwacht tot en met juni 2010 nodig te hebben voor het volledig afronden van de opdracht.

Wegens de behoefte aan een zo kort mogelijke doorlooptijd is de opdracht aan KIR-Nano beperkt gehouden. Het toetsen van de uitkomsten op draagvlak bij bijvoorbeeld de sociale partners is geen onderdeel van die opdracht. Dat geldt ook voor het uittesten van de bruikbaarheid in bedrijven, en het raadplegen van internationale deskundigen.

Inmiddels hebben de gezamenlijke sociale partners afspraken gemaakt om voor deze zaken een project nanoreferentiewaarden op te zetten, waarvoor op 7 december subsidie is aangevraagd. Ik ben bereid dit project te subsidiëren mits het voldoende aansluit bij de lopende opdracht aan KIR-Nano en het voldoet aan de subsidievoorwaarden waarop het de komende weken getoetst zal worden.

Stoffenmanager Nanomodule

In oktober heb ik opdracht gegeven voor de ontwikkeling van een module over nanodeeltjes in de Stoffenmanager. De Stoffenmanager is een digitaal instrument dat bedrijven behulpzaam is bij de ontwikkeling van een eigen stoffenbeleid. Het instrument ondersteunt in die zin werkgevers en werknemers bij de naleving van de arbeidsomstandighedenregelgeving voor gevaarlijke stoffen. Met name bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf kunnen hier voordeel bij hebben.

De Nanomodule zou een vergelijkbare ondersteuning moeten bieden om de gevaren van nanodeeltjes te herkennen en te beheersen. De kennis over die gevaren is echter beperkt. De kennis over blootstellingsbeheersing is wel al wat verder ontwikkeld. Het is van groot belang om de kennis die er wel is te gebruiken bij de ontwikkeling van de module nanodeeltjes. Deze module zal dan ook in een nationale en internationale samenwerking van deskundigen van binnen en buiten Europa tot stand worden gebracht. Op deze wijze wordt een grofmazig model ontwikkeld dat een eerste aanpak mogelijk moet maken om de beroepsmatige blootstelling aan nanodeeltjes te beheersen. De verbinding met de reeds genoemde activiteit op het onderwerp nanoreferentiewaarden is onderdeel van de opdracht. Belanghebbende partijen zoals sociale partners, bedrijven en kenniscentra zullen in de vorm van een of meer klankbordbijeenkomsten bij het ontwikkeltraject worden betrokken. Hierbij wordt de verbinding gezocht met het bestaande Klankbord Risico’s Nanotechnologie (zie verderop onder Kennis- en informatieuitwisseling).

Deze activiteit loopt door tot eind 2010.

Nano-onderzoek in het Vraaggestuurd Programma van TNO

In het vraaggestuurd programma Arbeidsparticipatie en Vergrijzing van TNO lopen verschillende meerjarenprojecten waarin onderzoek wordt gedaan naar (methoden voor bepaling van) het risico van nanodeeltjes. Deze projecten dragen (soms in EUverband) bij aan meer kennis van het meten van blootstelling, van bloostellingsscenario’s, van manieren om blootstelling te beheersen, en van mogelijke gezondheidseffecten van nanodeeltjes. Deze kennis wordt ondermeer gebruikt bij het ontwikkelen van instrumenten zoals de Nanomodule.

Onderzoek mogelijke blootstelling bij toepassers van nanoproducten

In juli heeft SZW opdracht gegeven tot onderzoek naar mogelijke blootstelling door het beroepsmatig toepassen van producten waar nanodeeltjes in zitten. Het onderzoek moet inzicht opleveren in welke toepassingen gebruik van nanoproducten mogelijk tot blootstelling kunnen leiden, in welke sectoren dit kan spelen, en welke maatregelen er genomen worden. Tussentijdse verslaglegging leert dat het in ieder geval gaat om toepassingen als afwerking van enkelvoudige producten (kunststof, glas) en van geassembleerde producten (auto’s, koelkasten, elektronica, gebouwen), en onderhoud en/of reparatie van producten tijdens gebruik.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door TNO in samenwerking met het RIVM en loopt door tot najaar 2010.

Adviesaanvraag Gezondheidsraad

Ik heb de Gezondheidsraad verzocht mij te adviseren over aan welke kenmerken blootstellingsregistratie zou moeten voldoen en over mogelijkheden voor early warning bij het werken met nanodeeltjes. Een afschrift van deze adviesvraag treft u aan in bijlage 21. Het betreft een onontgonnen en complex onderwerp. Het advies wordt verwacht in voorjaar 2011.

Kennis- en informatieuitwisseling

Uitwisseling van bestaande kennis en informatie over nanodeeltjes is een tweede belangrijke categorie activiteiten. De SER geeft in zijn advies aan dat een extra inspanning op dit gebied nodig is en dat, naast de overheid, ook werkgevers en werknemers hier hun verantwoordelijkheid in hebben.

Kennis delen projecten van bedrijfsleven en vakbonden

In mijn brief van 8 juni heb ik een drietal voorgenomen projecten van bedrijfsleven en vakbonden genoemd op het gebied van kennis- en informatie-uitwisseling over nanodeeltjes, (mede) op het gebied van arbeidsomstandigheden. Afgelopen tijd hebben de beoogde partners nodig gehad om deze voornemens uit te werken in concrete projectplannen. Naar verluidt zijn twee van deze projecten in vergevorderd stadium. Het is aan de betrokken partijen om te bepalen of zij deze projecten in uitvoer nemen. Ik wil hen daar zeker toe oproepen, onder verwijzing naar het advies van de SER Commissie Arbeidsomstandigheden.

Informatie in veiligheidsinformatiebladen

De SER benadrukte ook informatie-uitwisseling over nanodeeltjes in de keten (van producent naar afnemer van producten). Nederland heeft inmiddels voorgesteld dit bij de huidige herziening van Annex II onder REACH op Europees niveau te regelen door het opnemen van extra informatievereisten (voor nanorelevante eigenschappen zoals deeltjesgrootteverdeling) in de verplichte veiligheidsinformatiebladen. De onderhandelingen hierover lopen nog. In de genoemde algemene risicobrief van de Minister van VROM kan hierop worden teruggekomen.

Deskundigenplatform Arbo

KIR-Nano speelt een belangrijke rol bij kennis- en informatieuitwisseling tussen wetenschap, overheid en professionals. Per 1 september is door KIR-Nano het deskundigenplatform Arbo ingesteld, waarin wetenschappelijke deskundigen uit vooraanstaande onderzoeksgroepen en uit verschillende disciplines zitting hebben. Dit deskundigenplatform heeft als taken het signaleren van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het werken met nanodeeltjes, en het hierover adviseren aan KIR-Nano (zodat KIR-Nano zijn signalerende taak aan de overheid en professionals zo goed mogelijk waar kan maken). Een derde taak is het bijdragen aan de afstemming van onderzoeksactiviteiten.

Kennisopbouw ten behoeve van inspecties

Zoals ik al in mijn brief van 8 juni aankondigde, gaat de Arbeidsinspectie in de loop van 2010 inspecteren in een aantal bedrijven in sectoren waarvan duidelijk is dat er met risicovolle nanodeeltjes wordt gewerkt. De kennisopbouw bij de Arbeidsinspectie voor deze activiteit is gaande. De Arbeidsinspectie heeft inmiddels regelmatig overleg met de VWA waarbij onderling informatie wordt uitgewisseld. Daarnaast is geregeld dat de Arbeidsinspectie voor haar werkzaamheden gebruik kan maken van de kennis van KIR-Nano.

Informatieuitwisselingsplatforms

Bij het bespreken van kennis – en informatieuitwisseling kan het Klankbord Risico’s Nanotechnologie niet onvermeld blijven. In dit door VROM voorgezeten Klankbord van betrokken partijen uit bedrijfsleven, vakbond, ngo’s en inspecties, worden ook zaken die relevant zijn voor arbeidsbescherming gedeeld. Ik heb geen apart informatieuitwisselingsplatform voor nano-arbo-informatie ingesteld (zoals de SER adviseerde), maar als daar op enig moment behoefte aan komt kan dat bijvoorbeeld in het kader van dit Klankbord worden vorm gegeven.

Verder wil ik wil komend jaar verkennen of het mogelijk is een netwerk van nanobedrijven onderling op te zetten, dat bijvoorbeeld (ook) benaderd kan worden bij het ontwikkelen van de Nanomodule in de Stoffenmanager.

Blootstelling voorkómen

De bestaande onzekerheden in kennis over risico’s van nanodeeltjes kunnen niet op korte termijn opgelost zijn. Daarom moet het uitgangspunt van de aanpak van het risico van nanodeeltjes op de werkplek op dit moment het voorkómen van blootstelling zijn. De SER adviseerde dat de sociale partners hiertoe een landelijke aanpak zullen afspreken, om de kwaliteit van goede praktijken te waarborgen.

Leidraad bij de Europese stoffenregelgeving

De Nederlandse Arbowet- en regelgeving is in belangrijke mate op de Europese wet- en regelgeving gebaseerd. De Europese Commissie (DG Employment) zal binnenkort bezien of het nodig is een leidraad over werken met nanomaterialen uit te geven bij de Europese regelgeving over het werken met gevaarlijke stoffen. Vanuit Nederland zal dit worden ondersteund en zal aandacht worden gevraagd voor het nanoadvies van de SER Commissie Arbeidsomstandigheden.

Project Veilig werken van de sociale partners

Naar verwachting zal het Europese traject niet op korte termijn tot resultaat leiden. Een nationale aanpak voor de korte termijn blijft daarom belangrijk. Ik heb op 7 december hiervoor een projectvoorstel ontvangen van de gezamenlijke sociale partners, waarin zij beschrijven hoe zij de bestaande, door VNO-NCW ontwikkelde «handreiking veilig werken», door willen ontwikkelen naar een geactualiseerde en complete handreiking met draagvlak bij alle betrokken partijen, waarbij ook aandacht is voor kennisverspreiding rondom goede praktijken. Ik ben ingenomen met dit voorstel en van plan het te subsidiëren mits het voldoet aan de voorwaarden voor subsidiabiliteit waar het op dit moment op getoetst wordt. Dit project zou lopen tot het najaar van 2010.

Ik verwacht dat de resultaten het ook zullen vergemakkelijken op sectorniveau afspraken over werken met nanodeeltjes te maken en op te nemen in arbocatalogi.

Tenslotte

Deze brief betreft een momentopname van werk in uitvoering. U zult de verdere vorderingen kunnen volgen via de reguliere voortgangsrapportages over (de risico’s van) nanotechnologie in den brede. De eerste daarvan kunt u zoals gezegd reeds binnen enkele maanden verwachten.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven