25 883
Arbeidsomstandigheden

29 376
Vereenvoudiging Arbeidstijdenwet

nr. 104
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 maart 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 7 februari 2007 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 13 juni 2006 inzake de Arbobalans 2005 (SZW0600444);

– de brief d.d. 7 juli 2006 over het eindverslag van het AI-inspectieproject Vakantiewerk en bijbaantjes 2005 (30 300 XV, nr. 122);

– de brief d.d. 7 juli 2006 inzake het eindverslag van het AI-inspectieproject Kinderopvang (25 883, nr. 80);

– de brief d.d. 8 augustus 2006 inzake de incidentenrapportage Arbeidsinspectie van 1 oktober 2004 t/m 21 december 2005 (25 883, nr. 81);

– de brief d.d. 17 augustus 2006 inzake de onderzoeksrapporten «Persoonsdosimetrie van extremiteiten» en «Dosimetrie inwendige besmetting» (25 883, nr. 82);

– de brief d.d. 22 augustus 2006 inzake de rapportage 2005/2006 van de beleidsinitiatieven Arboconvenanten, programma’s Versterking Arbeidsveiligheid en Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) (25 883, nr. 83);

– de brief d.d. 28 augustus 2006 inzake het eindverslag monitorproject «Agressie en geweld in de detailhandel 2005» (25 883, nr. 84);

– de brief d.d. 25 september 2006 inzake het eindverslag van het inspectieproject Gegaste containers (25 883, nr. 85);

– de brief d.d. 27 september 2006 inzake het onderzoeksrapport optische straling (21 109, nr. 163);

– de brief d.d. 26 september 2006 inzake het eindverslag inspectieproject Legionella 2004–2005 (26 442, nr. 24);

– de brief d.d. 3 oktober 2006 inzake het eindverslag inspectieproject Praktijklokalen Metaaltechniek (25 883, nr. 87);

– de brief d.d. 9 oktober 2006 inzake het signaleringsrapport Beroepsziekten 2006 (25 883, nr. 86);

– de brief d.d. 16 oktober 2006 inzake nachtwerk en borstkanker (25 883, nr. 89);

– de brief d.d. 20 oktober 2006 inzake de inspectieactiviteiten van de Arbeidsinspectie op het terrein van gevaarlijke stoffen (25 883, nr. 88);

– de brief d.d. 31 oktober 2006 inzake het rapport «Op de hoogte» (25 883, nr. 91);

– de brief d.d. 1 november 2006 inzake het eindverslag Al-inspectieproject Thuiszorg (25 883, nr. 90);

– de brief d.d. 10 november 2006 inzake de rapportage «Borging van arboconvenanten» (25 833, nr. 92);

– de brief d.d. 16 november 2006 inzake het rapport «Statistische analyse van de dosis als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling 1995–2004» (25 883, nr. 93);

– de brief d.d. 6 december 2006 inzake het rapport goede praktijken tegen geweld (28 684, nr. 105);

– de brief d.d. 7 december 2006 inzake het eindverslag project «Sociale werkvoorziening» van de Arbeidsinspectie (29 817, nr. 28);

– de brief d.d. 11 december 2006 inzake de vervolgonderzoeken gezondheidseffecten gevaarlijke stoffen (25 883, nr. 95);

– de brief d.d. 13 december 2006 inzake toezeggingen over de rol van de Arbeidsinspectie naar aanleiding van het debat over de Schipholbrand voor wat betreft het onderdeel «derden in de arbowet» (24 587, nr. 207);

– de brief d.d. 14 december 2006 inzake de tussenrapportage van het AI-inspectieproject Kinder- en Jeugdarbeid (Vakantiewerk) (30 800 XV, nr. 59);

– de brief d.d. 15 december 2006 inzake het rapport arbeidsongevallen in het verkeer (29 398, nr. 49);

– de brief d.d. 19 december 2006 inzake het afhandelen brandweerklachten over werktijden (29 376, nr. 9);

– de brief d.d. 19 december 2006 inzake het IWI-rapport «Zorg om Arbo» (25 883, nr. 96);

– de brief d.d. 8 januari 2007 inzake het onderzoeksrapport «Van Den Haag tot werkvloer» (25 883, nr. 98);

– de brief d.d. 11 januari 2007 inzake de toepassing van de opt-out uit de algemene arbeidstijdenrichtlijn t.b.v. een overgangsregeling in het wegvervoer (21 109, nr. 166);

– de brief d.d. 17 januari 2007 inzake het rapport «Leren zonder last. Preventie van rsi-achtige klachten en psychosociale overbelasting bij leerlingen, deelnemers en studenten in het onderwijs» (25 883, nr. 99);

– de brief d.d. 18 januari 2007 inzake de stand van zaken implementatie nieuwe Arbowet (27 046, nr. 18);

– de brief d.d. 22 januari 2007 houdende nadere informatie over de uitvoering van de motie-Rambocus/Stuurman (30 532, nr. 26).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) betreurt het dat de patstelling over de handhaving van het Arbeidstijdenbesluit bij de brandweer zo lang aanhoudt. Naar aanleiding van het Jaeger-arrest moet de demissionaire minister immers zo snel mogelijk duidelijkheid bieden over de nieuwe dienstroosters. Kan de minister de stand van zaken in de Europese Unie aangeven? Is de minister het ermee eens dat brandweer, verplegend personeel, artsen, politie en chauffeurs niet de dupe mogen worden van stagnatie in de EU? De overheid moet zich toch aan de wet houden? Het is toch geen taboe als er geld bij moet als roosters conform de wet opgesteld moeten worden? Wat is bij dit alles overigens de rol van de Arbeidsinspectie? Die geeft immers aan zich hier niet mee te bemoeien omdat het een cao-conflict betreft. Wat heeft het overtreden van de Arbeidstijdenwet daarmee te maken? Mevrouw Van Gent gaat ervan uit dat de Arbeidsinspectie optreedt als de Arbeidstijdenwet wordt overtreden. Of heeft de minister de Arbeidsinspectie andere instructies gegeven?

Mevrouw Van Gent vindt dat snelle actie van de minister geboden is.

De heer Koppejan (CDA) vraagt de minister om de antwoorden op de schriftelijke vragen van mevrouw Verburg over het probleem bij de brandweer toe te lichten.

In het onderzoek Leren zonder last valt te lezen dat reeds bij jonge kinderen steeds meer klachten worden gemeld. Op dat vlak is er reeds het lespakket MuisWijs! voor gezond computeren. Welke actie onderneemt de minister naar aanleiding van dit onderzoek, naast het doorsturen van het onderzoek naar de ministers van OCW en VWS?

De heer Ulenbelt (SP) wijst erop dat inmiddels vaststaat dat de maximale arbeidsduur voor brandweerlieden 48 uur per week is. Omdat die norm massaal werd overtreden, hebben honderden brandweerlieden een klacht ingediend bij de Arbeidsinspectie. Die verkiest echter niet de wet te handhaven, omdat het een arbeidsconflict zou betreffen. De arbeidstijden worden echter niet geregeld per cao, maar per wet die moet worden gehandhaafd. Overigens heeft de rechter in Rotterdam besloten dat de gemeente Rotterdam de maximale arbeidsduur van 48 uur onmiddellijk moet invoeren. De arbeidsduur van 48 uur is vastgesteld met het oog op de veiligheid. Invoering daarvan zal ongetwijfeld conflicten oproepen over beloningen, roosters en aanvullend personeel. Dat mag echter geen reden zijn voor de Arbeidsinspectie om niet op te treden. Het lijkt op machtsmisbruik van de minister om de gemeenten als werkgevers te helpen om de gerechtvaardigde grens van 48 uur niet in te voeren.

De heer Ulenbelt roept de minister op, de Arbeidsinspectie de klachten over de arbeidstijden te laten onderzoeken.

De heer Blok (VVD) merkt op dat het arbeidstijdenprobleem niet alleen bij de brandweerlieden, maar ook bijvoorbeeld bij de gezondheidszorg en de politie speelt. Daarnaast moet duidelijk zijn dat het uiteindelijk om geld van de belastingbetaler gaat. Dat is van belang omdat het erop lijkt dat straks dezelfde dienstverlening voor een hogere prijs zal worden verleend. De minister schrijft in antwoord op de schriftelijke vragen dat er binnen wet- en regelgeving ruimte is om ruimere diensten dan die van 48 uur te draaien. Waarom blijft volgens de minister dan overeenstemming uit? Kan de minister een inschatting maken wat de diverse mogelijke uitkomsten van de onderhandelingen de belastingbetaler kunnen gaan kosten? Desgevraagd antwoordt de heer Blok dat wetten gehandhaafd moeten worden.

Met het onderzoek Leren zonder last is de betutteling door de overheid doorgeschoten. Een onderzoek of studenten laat naar bed gaan en weinig spruitjes eten lijkt even overbodig. Desgevraagd merkt de heer Blok op dat studenten in privé-tijd veel internetten en msn’en. Daarbij geldt de eigen verantwoordelijkheid, zoals voor kinderen op de lagere scholen een verantwoordelijkheid ligt bij de ouders.

De heer Heerts (PvdA) vindt dat de minister iets te gemakkelijk over de conclusies van het rapport Leren zonder last denkt. Dit vraagt om de nodige actie, samen met de minister van OCW. Het is immers schokkend als leerlingen reeds met rsi-klachten uit het onderwijs naar arbeid stromen.

Desgevraagd laat de heer Heerts weten dat de Arbeidstijdenwet gehandhaafd moet worden. Voor een precies oordeel over de huidige situatie wordt een gesprek met enige vakbondsvertegenwoordigers afgewacht. Zo is er sprake van dat er beleidsregels bij het Arbeidstijdenbesluit in ontwikkeling zijn. Van de minister wordt de toezegging verwacht dat de wet wordt gehandhaafd en dat de Arbeidsinspectie overtreders van de wet beboet.

Antwoord van de minister

De minister legt uit dat de Nederlandse wetgeving regelt dat over een periode van 26 weken een gemiddelde arbeidstijd mag worden gemaakt van 48 uur, met een opt-outmogelijkheid van een arbeidsduur tot 60 uur. De uitspraak van het Europese Hof in het Jaegerarrest, dat wachttijd of consignatietijd als werktijd moet worden gezien bij de bepaling van het maximumaantal uren, zorgt daarbij voor een complicatie. In de EU is daarop tot nu toe zonder succes getracht met nieuwe definities van werktijd, niet-werktijd en wachtdiensten te komen. In Nederland leverde dit punt overigens reeds enige tijd spanningen op, zodat de regering voor de genoemde opt-out heeft gekozen. De mogelijkheid van maximaal 60 uur geeft werkgevers en werknemers per sector en per gemeente, als werkgever van de brandweer, de mogelijkheid om afspraken te maken en de status quo te continueren.

Er blijkt inmiddels in de EU door de opvattingen van een aantal grote landen voorlopig geen vooruitzicht te bestaan op een gekwalificeerde meerderheid over de nieuwe definities. De opt-out is dus in Nederland voor langere tijd de voor de hand liggende oplossing. Zo kunnen immers de bestaande 54-uursdiensten worden voortgezet. De vakbeweging staat echter op het standpunt dat de werknemers beloond willen worden voor wacht- en consignatietijd. Het gaat hier overigens om een arbeidsvoorwaardelijk conflict. Het budgettair neutraal terugbrengen van de diensten van 54 naar 48 uur komt immers neer op het verlagen van de lonen met 10% omdat er meer mensen moeten worden aangenomen.

De minister merkt op dat na goed overleg tussen de vakbonden en de gemeente Den Haag een proefproces in Den Haag is gestart over de vraag of een brandweerman loon moet inleveren als hij 48 uur in plaats van 54 uur gaat werken. De partijen daarbij zijn de gemeente Den Haag en een brandweerman. Het probleem wordt door de minister als uiterst serieus aangemerkt. De eventuele gevolgen van die uitspraak worden dan ook door het ministerie gevolgd. Zolang de uiterste grens van 60 uur niet wordt overschreden, is de Arbeidsinspectie gevraagd om het proefproces af te wachten. De betrokken werknemers zijn daarover respectvol geïnformeerd. De partijen in het proces moeten consequenties verbinden aan de uiteindelijke uitslag. Het is onduidelijk of dat zal leiden tot overleg door partijen met de rijksoverheid.

De Arbeidsinspectie heeft een en ander overigens nog eens goed bekeken. In het verleden is er in twintig jaar tijd bij de 54-uursdiensten nooit een probleem opgetreden. Wachttijd werd toen immers niet als werktijd aangemerkt. De Arbeidsinspectie wacht onder politieke verantwoordelijkheid van de minister even af, omdat een werknemer die niet instemt niet gedwongen mag worden om meer dan 48 uur per week te werken. Dat loopt al snel uit op een arbeidsvoorwaardelijk conflict. De betrokken werknemers is daarnaast gemeld dat de buitengrens van 60 uur gewoon wordt gehandhaafd door de Arbeidsinspectie. De minister ziet overigens het liefst alsnog nieuwe definities van arbeidstijden en wachttijden op Europees niveau. De Nederlandse regering heeft daar constructieve voorstellen voor gedaan. Het is dan veel gemakkelijker om tot roosters en adequate beloning te komen.

De minister merkt op dat de budgettaire consequenties niet eenduidig zijn. Zo zijn die een stuk minder als toegestaan wordt dat werknemers die 48 uur gaan werken evenredig minder loon ontvangen. De werkgevers hebben aangegeven na ommekomst van het proefproces de financiële gevolgen in kaart te zullen brengen.

Bij het rapport Leren zonder last is de vraag aan de orde naar een reële verhouding tussen belastbaarheid en belasting. Het is immers bekend dat werken met de nieuwe technologie ernstige gevolgen kan hebben. Verantwoordelijk in dit verband zijn werkgevers en werknemers en in het geval van leerlingen of minderjarige kinderen de scholen en de ouders. De reactie op het rapport is in eerste instantie aan de sector. De ministers van OCW en VWS hebben een afschrift ontvangen omdat zij randvoorwaarden scheppen bij de betrokken sectoren.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) stelt vast dat de patstelling voortduurt. De minister moet de norm van 48 uur handhaven en niet het proefproces afwachten alvorens een besluit te nemen. Blijkbaar is men niet bereid de rekening te betalen die hiermee gemoeid is. Afgezien daarvan is bekend dat bijvoorbeeld de brandweer gewoon activiteiten verricht gedurende de wachttijd. De opt-out van de minister lijkt een schijnconstructie om een oplossing uit de weg te gaan. Niemand maakt er immers gebruik van. Het is aan het nieuwe kabinet om de patstelling te doorbreken.

De Arbeidsinspectie lijkt in een politiek-inhoudelijk conflict te zijn gesleept. Die moet immers op basis van de Arbeidstijdenwet en uitspraken van het Europese Hof handhaven. De U-bocht van de minister, dat het een arbeidsvoorwaardenconflict is, moet zo snel mogelijk verwijderd worden. Het probleem moet worden opgelost.

De heer Koppejan (CDA) kan zich goed vinden in de pragmatische benadering van de minister bij de arbeidstijdenproblematiek bij de brandweer. Het proefproces moet worden afgewacht. Desgevraagd geeft de heer Koppejan aan voor het handhaven van de wet te zijn. De nationale implementatie van Europese regelgeving is echter een ingewikkeld proces.

De minister constateert terecht dat Leren zonder last een groot probleem signaleert, maar legt vervolgens de verantwoordelijkheid bij de scholen, de ouders en de kinderen neer. Deze doelgroepen moeten echter bewust worden gemaakt van de rsi-gevaren van het werken met computers. Hoe gaat de minister de resultaten van het rapport aan deze doelgroepen bekend maken?

De heer Ulenbelt (SP) is van oordeel dat de minister de bron van het conflict is. Die is immers na de uitspraak van het Europese Hof gekomen met een opt-outregeling waar hij in EU-verband juist tegen is. Met het beroep op de rechter wordt er bovendien een loonconflict van gemaakt. De regels voor arbeidstijden gaan over veiligheid en gezondheid, waarbij 48 uur per week de norm is. Nederland is in feite al twintig jaar in overtreding. De minister doet er goed aan de opt-outregeling, waar de werknemers geen zin in hebben, te laten vallen. Een zuivere verhouding vereist dat de minister de wet handhaaft en de (loon)gevolgen aan de partijen laat.

Kan de minister bevestigen dat er bij het uitblijven van een opt-out sprake is van overtreding van de Arbeidstijdenwet als er meer dan 48 uur per week wordt gewerkt?

De heer Heerts (PvdA) doet een klemmend beroep op werkgevers en werknemers om in gesprek te blijven over de brandweerproblematiek. De minister gaat daarbij wat gemakkelijk om met het neerwaarts bijstellen van de lonen. Er lijken overigens ook gevolgen te zijn voor de vrijwillige brandweer. Wat is overigens de ontwikkeling van de beleidsregels bij het Arbeidstijdenbesluit?

Bij het tegengaan van rsi moet ook het gezin worden betrokken. Omdat scholieren geen werknemers zijn in de zin van de Arbowet moet de minister meer initiatief tonen bij de voorlichting op dit vlak. Is de minister bereid zijn opvolger daarop in zijn overdrachtsdossier te attenderen?

De minister houdt er rekening mee dat het arbeidstijdendebat in de EU voor langere tijd stagneert, ondanks de uitspraak van het Europese Hof. In Nederland bestaat de mogelijkheid om via de opt-out de bestaande situatie te continueren. Als zonder opt-out over een periode van 26 weken langer gewerkt wordt dan 48 uur per week is er sprake van een overtreding. Als de Arbeidsinspectie daarop echter nu reeds zou handhaven, zijn de verantwoordelijke werkgevers gedwongen om tot loonsverlaging over te gaan. Desgevraagd geeft de minister aan daarvoor geen aanvullende onderbouwing te willen geven. Het is daarnaast een onderwerp van arbeidsvoorwaardelijk overleg. Bij een harde overtreding, waarbij de gezondheid en veiligheid van mensen in gevaar is, zal de Arbeidsinspectie een waarschuwing geven. De beleidsregels bij het nieuwe Arbeidstijdenbesluit zullen op 1 april ingaan.

Het rapport Leren zonder last is op de internetsite van SZW te lezen. Ook wordt er gewerkt aan een arbobrochure die in de onderwijssector verspreid zal worden. De (nieuwe) minister van OCW is daarnaast aanspreekbaar op voorlichting over rsi.

Aan de orde zijn: de overige brieven.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Koppejan (CDA) is verheugd door de praktijk van de arboconvenanten en de programma’s versterking arbeidsomstandigheden stoffen en versterking arbeidsveiligheid. Werkgevers en werknemers nemen met de nieuwe Arbowet meer verantwoordelijkheid, wat resulteert in een lager ziekteverzuim.

In de brief over de Arbobalans van 13 juni 2006 valt op dat het ziekteverzuim bij de overheid (5,4%) hoger is dan in de particuliere sector (4,6%). Ook het tempo van daling is lager dan in het bedrijfsleven. Kan de staatssecretaris deze verschillen verklaren? Welke acties worden ondernomen om de verschillen terug te brengen?

Uit het eindverslag van het AI-inspectierapport Kinderopvang van 7 juli 2006 blijkt volgens de heer Koppejan dat ondanks het arboconvenant en inspanningen van de sociale partners de invoering op de werkvloer van de normen voor fysieke belasting te wensen overlaat. 66% van 1140 bezochte locaties heeft de zaken niet op orde. Wat is de uitkomst van het in de brief aangekondigde overleg met betrokkenen? Wat als de sector blijft volharden in het niet-nakomen van de verplichtingen?

In de brieven van 22 augustus 2006 en 8 januari 2006 komen de arboconvenanten en Van Den Haag tot werkvloer, aan de orde. De gemelde daling van ziekteverzuim lijkt een direct gevolg van het afsluiten van convenanten, wat goede perspectieven voor de nieuwe Arbowet biedt.

De brief van 28 augustus 2006 over Agressie en geweld in de detailhandel 2005 maakt in de ogen van de heer Koppejan duidelijk dat het om een groot maatschappelijk probleem gaat. 50% van de winkelmedewerkers heeft te maken met verbaal geweld, 11% is bedreigd en tegen 7% is fysiek geweld gebruikt. In het rapport Goede praktijken tegen geweld, staat dat geweld en intimidatie kunnen leiden tot psychische klachten, langdurig ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Dit kan volgens datzelfde rapport alleen worden tegengegaan met een beleid van zero tolerance voor duidelijk omschreven gedragingen. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over het hierover aangekondigde inspectieproject? In hoeverre werkt de detailhandel met de aanbevelingen uit Goede praktijken tegen geweld? Welke acties onderneemt de staatssecretaris indien de sector te weinig onderneemt om een minimumniveau vast te stellen van maatregelen om agressie en geweld te voorkomen en te beheersen? De overheid mag hierbij niet lijdzaam toekijken.

De brief van 9 oktober 2006 over het signaleringsrapport Beroepsziekten 2006 laat zien dat de staatssecretaris bij ernstige beroepsziekten zoals kanker en huidziekten, bij schoonmaak en spuitwerkzaamheden, slechts verwijst naar de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Deze huidige misstanden, die zich aan het oog van de arbozorg onttrekken, mogen echter niet meer voorkomen volgens de regelgeving. De overheid moet zich extra inspannen voor deze kwetsbare groep werknemers wat betreft naleving van de voorschriften. Is de staatssecretaris bereid de arbeidsinspectie extra controles te laten verrichten?

In de brief over het eindverslag van het AI-project Sociale werkvoorziening van 7 december 2006 leest de heer Koppejan dat ondanks eerdere maatregelen nog steeds een onaanvaardbaar hoog aantal overtredingen wordt geconstateerd. Het gaat om 260 overtredingen bij 64 van de 90 sociale werkplaatsen. Brancheorganisatie Cedris en de VNG hebben maatregelen aangekondigd. Waarom doen overigens maar vijf sociale werkplaatsen mee aan het project Versterking arbeidsveiligheid? Waarom worden er pas in de jaren 2008 en 2009 nieuwe inspecties uitgevoerd naar eerder slecht scorende bedrijven? Heeft het bestuurlijk overleg van het ministerie met deze organisaties van 22 november 2006 geleid tot afspraken en maatregelen?

Naar aanleiding van de brief over de implementatie van de nieuwe Arbowet, van 17 januari 2007, stelt de heer Koppejan dat hieraan door de staatssecretaris voldoende bekendheid is gegeven. Het tempo van uitvoering van de motie-Koopmans/Stuurman (30 552, stuk nr. 27), over een werkprogramma wetenschappelijke grenswaarden, is echter onbevredigend. Het totstandkomen en naleven van arbocatalogi in de verschillende sectoren en bedrijven is immers een belangrijke pijler van de nieuwe Arbowet. De wetenschappelijke grenswaarde voor gezondheidskundige of veiligheidskundige arbeidsrisico’s is belangrijk voor handhaafbare doelvoorschriften in die catalogi. Wanneer zijn de gevraagde wetenschappelijke grenswaarden gereed? Beperkt de staatssecretaris zich daarbij tot de drie in de brief genoemde voorwaarden? Is het advies over de grenswaarden niet aan een wetenschappelijk instituut in plaats van aan de SER? Moet die zich niet beperken tot een advies over het werkprogramma voor het instituut en de invoertermijnen van gezondheidskundige grenswaarden?

Door de misstanden met Poolse onderaannemers kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan in de bouw. Bij dergelijke schijnconstructies is sprake van een uitzendrelatie met personeel. De Arbeidsinspectie kan in dat geval alleen optreden tegen illegale arbeid en niet tegen het ontduiken van arboregels. De staatssecretaris heeft eerder aan de heer Van Hijum hierover een brief toegezegd. Wanneer komt de staatssecretaris met maatregelen om deze weeffout in de Arbowet te corrigeren?

De heer Ulenbelt (SP) ziet in de vele brieven als rode draad de arbeidsomstandigheden voor de jongeren. De Arbeidsinspectie stelt in de praktijklokalen van het vmbo in 250 instellingen 750 fouten vast, meestal wat betreft machineveiligheid. Zitten de praktijkbegeleiders te slapen of is het werken met kapotte machines gewoon onderdeel van het moderne leren? Het signaleringsrapport Beroepsziekten 2006 stelt daarnaast vast dat er onvoldoende arbeidsbescherming in opleidingen is wat betreft hepatitis B. Als het bij de praktijklokalen niet gaat om te weinig middelen maar onkunde, moeten alle praktijkdocenten worden bijgeschoold. Is de staatssecretaris bereid daarvoor zorg te dragen? Is het geen idee om de schoolprestaties op dit gebied te publiceren, zoals Trouw dat eerder heeft gedaan met andere schoolprestaties?

De opmerking van de heer Koppejan over het signaleringsrapport wordt gedeeld. De staatssecretaris constateert ernstige gevallen van beroepsziekten die bij naleving van de huidige regels niet mogen voorkomen. Kennelijk hebben de sociale partners, die verantwoordelijk zijn volgens de staatssecretaris, hier geen zicht op. Is de staatssecretaris bereid aan werkgevers en werknemers te vragen op welke bedrijven of sectoren zij geen zicht hebben? Daar kan de Arbeidsinspectie immers goed werk doen.

Op bladzijde 15 van het signaleringsrapport valt te lezen dat er grote verschillen bestaan tussen arbodiensten bij het registreren van beroepsziekten. Hoe vallen die te verklaren?

Bij de sociale werkvoorzieningen blijkt na een tweede inspectie dat bij 64 van de 90 bedrijven overtredingen, soms schrikbarende, plaatsvinden. Waarom doen er maar vijf werkplaatsen mee aan versterking van de arbeidsveiligheid? Is de staatssecretaris bereid om de gemeenteraden, die verantwoordelijk zijn voor de betrokken bedrijven, aan te sporen om zich met de veiligheid bij de sociale werkvoorziening te bemoeien?

De heer Heerts (PvdA) merkt op dat de arbeidsomstandigheden een hoge prioriteit moeten hebben.

Bij de brief van 7 juli 2006 over het rapport van de Arbeidsinspectie over de kinderopvang valt de vraag te stellen in hoeverre de inspectie de vinger aan de pols heeft. De resultaten liggen immers al sinds mei 2006 bij het ministerie.

De resultaten van het signaleringsrapport Beroepsziekte 2006 zijn ernstig, evenals de wat dunne reactie van de staatssecretaris. Is die het eens met de conclusie in het rapport dat er sprake is van een forse onderregistratie van beroepsziektemeldingen en dat naar schatting 25 000 beroepsziekten niet worden gemeld? Volgens het rapport wordt 17% van de meldingen gedaan via het arbospreekuur, dat inmiddels uit de Arbowet is geschrapt. Moet in de nieuwe wet een bezoek aan een arbodeskundige worden geregeld via de RIE (risico-inventarisatie en evaluatie)?

De heer Heerts merkt op dat op 22 november 2006 overleg is gevoerd door het ministerie met Cedris en VNG over de arbo-omstandigheden bij de sociale werkvoorzieningen. Wat is hiervan het resultaat?

De brief van 31 oktober 2006 over het rapport Op de hoogte doet melding van een leidraad veilig werken op hoogte van VNO-NCW. Is dit een andere leidraad dan die van de sociale partners?

Inzake de brief van 18 januari 2007 over de nieuwe Arbowet meldt de heer Heerts de implementatie te steunen doch kritisch te volgen. Nu zijn de sociale partners aan zet, met daarbij een stimulerende rol voor de staatssecretaris. Hoe staat het echter met de uitwerking van de motie-Koopmans/Stuurman? In de brief staat te lezen dat een en ander met sociale partners en wetenschappelijk instituten wordt besproken. Wanneer kunnen de eerste doelvoorschriften tegemoet worden gezien? In de brief schrijft de staatssecretaris dat in de eerste helft van 2007 een nieuwe bijeenkomst wordt georganiseerd. Voor wanneer is die bijeenkomst gepland? Samen met de Stichting van de Arbeid is de staatssecretaris bezig faciliterend beleid mogelijk te maken. Wat is de stand van zaken bij de arbocatalogi, mede in het licht van de komende handhaving door de Arbeidsinspectie?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris benadrukt dat met de nieuwe Arbowet gekozen is voor een nadruk op de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers in plaats van op strikte regelgeving door de overheid. Het succes van de arbeidsconvenanten laat zien dat die aanpak lijkt te werken. Het systeem van controles door de arbeidsinspectie is succesvol, want het stelt veel tekortkomingen vast. In de reacties van de inspectie bestaat een structuur, namelijk eerst overleg, daarna ingrijpen en vervolgens het stilleggen van werk en het opleggen van boetes. Bij voorkeur worden de verantwoordelijken aangesproken op verbetering vóór een bepaalde datum, met een daaropvolgende herinspectie.

Meer in het bijzonder is het niet goed mogelijk dat Arbowetpartijen geen zicht hebben op de omstandigheden in bepaalde bedrijven of sectoren. Dat betekent dat zij zich niet aan de regels houden en bijvoorbeeld geen RIE’s maken. Als de arbeidsinspectie daarop inspecteert, kan dat bezien worden als een signaleringsrapport en als ondersteuning van de eigen verantwoordelijkheid van de partijen.

Naar aanleiding van de Arbobalans 2005 geeft de staatssecretaris aan geen analyse paraat te hebben van het verschil in ziekteverzuim tussen overheid en particuliere sector. Een deel van het verschil heeft echter te maken met arbo en werksfeer van bijvoorbeeld politie, onderwijs en defensie in vergelijking met bijvoorbeeld de bouw of de ict-sector. Dit betekent overigens niet dat de inspectie overheidswerkgevers anders benadert en aanspreekt dan particuliere werkgevers.

In de kinderopvang zijn de problemen wat betreft arbo volgens de inspectie vooral te wijten aan een kennisachterstand. De Arbeidsinspectie zet dan ook naast inspectie en begeleiding in op andere manieren om kennis te verspreiden. Daarbij kunnen de door de sector op te stellen arbocatalogus, de door de inspectie te schrijven branchebrochures, de algemene arbovoorlichting via het Arboportaal en de voorlichting door de sociale partners behulpzaam zijn. De komende samenwerking van de verschillende inspecties betekent ook voor de kinderopvang meer geïntegreerde inspecties. Na verspreiding van de arbobrochures zal overigens volgens het plan van de Arbeidsinspectie een inspectie in de kinderopvang volgen. Het motto is immers vissen in de vijver waar de vissen zitten.

De staatssecretaris benadrukt ook bij het project Agressie en geweld in de detailhandel 2005 de eigen verantwoordelijkheid van de sector. Naar aanleiding van contacten tussen Arbeidsinspectie en detailhandel is de sector begonnen met trainingsprogramma’s en ontwikkeling van een op agressie en geweld gerichte catalogus. Van de vele projecten op dit terrein in de detailhandel is voor mei 2007 een evaluatie voorzien. De staatssecretaris zegt toe dit verslag aan de Kamer toe te sturen. Het actieplan tegen geweld speelt bij dit alles overigens een belangrijke rol.

De signalering van beroepsziekte verdient in het licht van arbeid, arbeidsomstandigheden en voorzorg inderdaad de nodige aandacht. De daarbij geconstateerde onderregistratie is dan ook zorgelijk. Met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten is besproken om tot een meer betrouwbare methodiek te komen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan peilstations. Een standaard melding door bedrijfsartsen blijkt in de praktijk niet haalbaar. De staatssecretaris merkt op dat de nadruk op eigen verantwoordelijkheid niet betekent dat de Arbeidsinspectie bijvoorbeeld de misstanden in de schoonmaaksector geen hoge prioriteit geeft.

De arbeidsomstandigheden in de sociale werkplaatsen kenschetst de staatssecretaris als heel slecht. Er bleek dan ook snel een tweede inspectie nodig. Er is sprake van enige verbetering. Na de vele discussies met de sector over modernisering van de Wet sociale werkvoorziening kunnen dit soort tekortkomingen eenvoudigweg niet. Overigens voeren de gemeenten de Wsw (Wet sociale werkvoorziening) uit en bepalen die hoe en waar de activiteiten van de werkplaatsen worden ingevuld. Desgevraagd antwoordt de staatssecretaris dat de Arbeidsinspectie gemeenteraden de betreffende rapporten niet toestuurt. In een nieuw wetsvoorstel komt de financiële verantwoordelijkheid voor de sociale werkplaatsen rechtstreeks bij de gemeenten te liggen. De staatssecretaris heeft meer in het algemeen een systeemverantwoordelijkheid voor de sociale werkvoorziening. De slechte situatie bij de SW-bedrijven is met VNG en Cedris besproken. Als gevolg daarvan komt er een arbobrochure en gaat de sector het nodige ondernemen. De laatste inspectierapporten laten overigens zien dat het nog lang niet goed zit, zodat in het jaar 2008 de Arbeidsinspectie zich op de achterblijvers gaat concentreren. Tussentijdse overtredingen worden zeker beboet.

Nederland kent nog geen naming and shaming-beleid, dat dan ook eerst een principiële discussie veronderstelt. Dat element is overigens in het advies van de SER over de nieuwe Arbowet niet gehonoreerd.

De staatssecretaris zegt toe de gemeenten bij een volgende WWB-verzamelbrief (Wet werk en bijstand) de ongerustheid van de Kamer te verwoorden over de arbosituatie bij de sw-bedrijven. De suggestie van een persoonlijke brief aan de gemeenteraden hierover valt, gezien een eerdere ervaring, niet in goede aarde.

De deelname aan het project versterking arbeidsveiligheid van vijf sw-bedrijven gebeurt vrijwillig. Het karakter van pilots betekent overigens dat niet alle sociale werkplaatsen worden meegenomen, maar dat een aantal voorlopers een best practice voor de sector vaststellen.

Het systeem van inspectie en controles in het onderwijs heeft opnieuw problemen opgeleverd. Bij eerdere inspecties betrof het de houtbewerkingsmachines, nu de metaalbewerkingsmachines. De Arbeidsinspectie blijft doorinspecteren tot er geen problemen meer zijn. Er is reeds in een herhalingsinspectie voorzien. In het overleg met schoolbesturen en sector worden die op hun verantwoordelijkheid gewezen. Overigens heeft de inspectie reeds zichtbare verbeteringen vastgesteld, alhoewel die nog niet voldoende zijn. Ook via het ministerie van OCW wordt aandacht voor dit probleem gevraagd. Binnen het beroepsonderwijs zijn met onder andere twee ROC’s (regionale opleidingscentra) experimenten gestart om leerlingen actief bij goede arbeidsomstandigheden te betrekken. De ROC’s hebben de intentie om van binnenuit verbeteringen tot stand te brengen.

De staatssecretaris legt uit dat de opgevoerde leidraad over werken op hoogte door werkgevers en werknemers gezamenlijk is uitgegeven.

Bij de implementatie van de nieuwe Arbowet wordt met de RIE’s aandacht gegeven aan de vraag hoe werknemers bij arbodeskundigen terecht kunnen. Dit komt in de plaats van het huidige arbospreekuur. De feitelijke, verplichte uitvoering is aan de werkgever, in overleg met de ondernemingsraad. Een arbodeskundige kan een bedrijfsarts of arbeidshygiënist zijn, een veiligheidsdeskundige of arbeidsorganisatiedeskundige of een preventiemedewerker. In overleg met de OR kan tevens toegang worden verleend tot een bedrijfsverpleegkundige, de bedrijfspsycholoog, de bedrijfsfysiotherapeut of externe deskundigen op arbogebied. Als een en ander niet geregeld is, is sprake van overtreding van de nieuwe Arbowet. De bijeenkomst met de sociale partners over de nieuwe Arbowet voor de eerste helft van het jaar 2007 zal in februari worden georganiseerd.

De staatssecretaris geeft aan dat met de Stichting van de Arbeid wordt overlegd over een tijdelijke subsidiëring met het oog op totstandkoming van de arbocatalogi. De Stichting is van zins om een begeleidingscommissie in te stellen om de decentrale totstandkoming te bevorderen. De gehandicaptenzorg, de bouwnijverheid en het primair en voortgezet onderwijs zijn al begonnen. De arbocatalogus voor de podiumkunsten is reeds voor marginale toetsing aangeboden.

De motie-Koopmans/Stuurman wordt onjuist geïnterpreteerd als zouden onafhankelijke wetenschappelijke instituten bepalen voor welke gebieden er grenswaarden moeten komen. Inmiddels zijn deskundige instituten bereid gevonden om hun medewerking te verlenen. De Gezondheidsraad zal daarbij als coördinerende wetenschappelijke instantie optreden. Aan de hand van de signalering van de raad zal door het ministerie aan de hand van de drie bekende criteria een weging plaatsvinden. Die wordt vervolgens ter advisering voorgelegd aan de SER. Uiteindelijk is het aan het ministerie, te oordelen waarover grenswaarden worden opgenomen. De staatssecretaris komt hiermee maximaal tegemoet aan de intentie van de motie, gezien de toelichting daarop in het parlementaire debat. Het eerste signaleringsrapport van de Gezondheidsraad is eind 2007 voorzien.

De staatssecretaris merkt op dat voor werknemers buiten Nederland, bijvoorbeeld uit Polen, en het probleem van schijnconstructies en illegaliteit de WAV (Wet arbeid vreemdelingen) en de Arbowet van belang zijn. Bij de WAV geldt dat zowel de (Poolse) onderaannemer als de (Nederlandse) opdrachtgever/werkgever aangesproken kunnen worden op het werken met niet-legale werknemers. Volgens de Arbowet en de Europese regels ter zake kan alleen de daadwerkelijke opdrachtgever, in dit geval de onderaannemer, aangesproken worden op de arbeidsomstandigheden, ook als het gaat over werk bij derden. Wel kan na aanpassing van wet- en regelgeving een situatie van medeverantwoordelijkheid worden gecreëerd. Uiteindelijke consequentie van een onbeperkte medeaansprakelijkheid is echter dat, bijvoorbeeld, onbedoeld de voorzitter van de Tweede Kamer aansprakelijk kan worden gesteld voor de arbeidsomstandigheden van het schildersbedrijf dat is ingehuurd om het gebouw van de Kamer te schilderen. Als er sprake is van crimineel ondernemerschap of malafide intermediairs is overigens de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) aan zet.

De staatssecretaris zegt de Kamer een brief toe over de reikwijdte en vergaande consequenties van een generale medeaansprakelijkheid. Daarbij worden de conclusies gevoegd van een interne studie naar de mogelijkheden van medeaansprakelijkheid van opdrachtgevers bij opdrachtnemers die illegale buitenlandse werknemers onder slechte arbeidsomstandigheden laten werken. Daarmee zullen ook de schriftelijke vragen van de heren Van Hijum en Ulenbelt van een antwoord zijn voorzien.

Nadere gedachtewisseling

De heer Koppejan (CDA) merkt op dat de motie-Koopmans/Stuurman over de wetenschappelijke grenswaarden voor gezondheidskundige of veiligheidskundige arbeidsrisico’s vraagt naar een werkprogramma en procedure voor het opstellen daarvan. Hoe gaat de staatssecretaris daar concreet mee om? Zijn er sectoren die wachten met het opstellen van een arbeidscatalogus totdat de grenswaarde bekend is?

De heer Ulenbelt (SP) vraagt hoe bij het vmbo de werkgevers-werknemersbenadering kan worden toegepast op leerlingen en docenten. Bij het aantal meldingen over beroepsziekten bestaan grote verschillen tussen de arbodiensten. Moet niet onderzocht worden wat de oorzaak hiervan is? De toegezegde brief over medeaansprakelijkheid wordt gewaardeerd.

De heer Heerts (PvdA) merkt op dat de staatssecretaris heeft gezegd dat een complete registratie van beroepsziekten door bedrijfsartsen niet haalbaar is. De vraag van de heer Ulenbelt hierover wordt dan ook onderschreven.

Het meer betrekken van leerlingen bij arbo, vooral bij de ROC’s, kan in samenhang worden bezien met de voorlichting over arbo op scholen in het algemeen. Misschien moeten de lagere scholen daar ook al bij betrokken worden.

Wanneer krijgt de Kamer het werkprogramma voor de grenswaarden onder ogen?

In het geval van schijnconstructies en illegale arbeid worden bij overtredingen door een buitenlands bedrijf toch gewoon boetes opgelegd en geïnd?

De staatssecretaris legt uit dat leerlingen onder de Arbowet vallen in situaties die vergelijkbaar zijn met werk, zoals bij een stage. Er is geen werkgever-werknemerverhouding in een klas.

Bij verbetering van de registratie van beroepsziekten wordt bekeken hoe de arbodiensten en de bedrijfsartsen daarbij betrokken kunnen worden.

Sectoren wachten niet met een arbeidscatalogus tot het bekend worden van een grenswaarde. Die is meer van belang voor de wet dan voor de catalogus. De staatssecretaris heeft eerder aangegeven niet te zien dat er andere wetenschappelijke grenswaarden in beeld komen. De afspraken met de Gezondheidsraad zorgen ervoor dat sprake is van actieve signalering. De staatssecretaris zegt toe de inventarisatie van de Gezondheidsraad van eind 2007 aan de Kamer toe te sturen. Meer in het algemeen zal de Kamer over de verschillende fasen in het proces op de hoogte worden gehouden.

Toezeggingen

– De minister zegt toe de Kamer rond mei 2007 een verslag te sturen over de detailhandel.

– De Kamer ontvangt eind maart een notitie over de consequenties van de medeverantwoordelijkheid.

– De Kamer wordt op de hoogte gehouden van het proces van inventarisatie door de Gezondheidsraad, de weging van de minister en het advies door de SER.

– In een komende verzamelbrief die periodiek aan gemeenten over de Wet W&B gestuurd wordt, zal bij gemeenten aandacht gevraagd worden voor de arbeidsomstandigheden in SW-bedrijven (uitkomsten AI-onderzoek).

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en werkgelegenheid,

Smeets

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Blok (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Nicolaï (VVD), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Verdonk (VVD), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Bosma (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Gesthuizen (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Jacobi (PvdA), De Krom (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Weekers (VVD), Depla (PvdA), Hessels (CDA), Pechtold (D66), Irrgang (SP), Lempens (SP), Zijlstra (VVD), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Biskop (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Schinkelshoek (CDA), Fritsma (PVV), Hamer (PvdA), Tichelaar (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Ouwehand (PvdD), De Wit (SP) en Gerkens (SP).

Naar boven