25 880
Wetgeving voor de elektronische snelweg

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2000

In deze brief informeer ik u over de voortgang van de uitvoering van de motie van het lid van uw Kamer Wagenaar (c.s.; nr. 25 880, nr. 4), waarin de regering wordt gevraagd om de oprichting van een virtueel internationaal juridisch kenniscentrum, gekoppeld aan het ITER-programma.

Zoals ik al bij eerdere gelegenheden heb aangegeven1 hecht ik groot belang aan de totstandkoming van zo'n kenniscentrum. Echter, zoals ook uit het onderstaande zal blijken, vergt het totstandbrengen van een succesvol kenniscentrum een zorgvuldige voorbereiding, en kost dit dus tijd. Naar mijn oordeel is de medewerking van de betrokken universitaire instituten doorslaggevend voor het succes van het centrum. Indien we er in slagen de universiteiten in voldoende mate te involveren ga ik er van uit dat een succesvol centrum van start kan gaan.

De stand van zaken

De Katholieke Universiteit Brabant heeft, in opdracht van mij en van het stimuleringsprogramma Informatietechnologie en recht (ITER) een verkennende studie verricht. De waardevolle studie is mij bij brief van 11 april jl. aangeboden. Ik heb een exemplaar bij deze brief gevoegd2. De studie adviseert positief over de oprichting van een kenniscentrum op het gebied van IT en recht.

Dit advies vormt voor mij voldoende aanleiding voort te gaan op de ingeslagen weg, die uiteindelijk moet leiden tot de oprichting van het kenniscentrum. Daarbij hanteer ik de volgende lijn:

– In het voorjaar van 2001 moet een klein kenniscentrum van start kunnen gaan, met het perspectief uit te groeien tot een internationaal gezaghebbend centrum.

– De ontwikkeling van het centrum wordt extern uitgevoerd. Hiertoe wordt een project aanbesteed.

– De opdracht wordt gegund aan diegene die een opzet ontwikkelt waarin de in Nederland beschikbare kennis – die zich in belangrijke mate bij de verschillende universiteiten bevindt – zo veel mogelijk wordt benut.

– Voor het kenniscentrum wordt vanuit Justitie blijvend een financiële bijdrage beschikbaar gesteld.

Samenvatting van het advies van de KUB

Het advies omvat een verkenning van de mogelijkheden voor een kenniscentrum. Wat betreft de verschijningsvorm van het kenniscentrum is uitgegaan van een virtueel centrum, waarbij de vraag is of zo'n centrum ook een fysieke component moet hebben. De verkenning onderscheidt functies voor het centrum op de korte, middellange en lange termijn. Op de korte termijn zou het centrum een toegangspoort kunnen zijn tot informatie (een «portal», vergelijkbaar aanwww.Nederlandgaatdigitaal.nl), op de middellange termijn kan worden gedacht aan de ontwikkeling van kennis en aan een makelaarsrol, terwijl op de lange termijn uiteenlopende functies denkbaar zijn waar nog een keuze in gemaakt moet worden. Steeds geldt: de kwaliteit van het centrum moet hoog zijn, iedereen moet toegang hebben tot het centrum (non-exclusiviteit), hoge eisen worden gesteld aan de actualiteit van informatie en er moet voldoende commitment zijn bij alle belanghebbende partijen.Wat dit laatste betreft: de KUB constateerde een gebrek aan commitment bij de belangrijkste wetenschappers op het gebied van ICT en Recht, die overigens het belang van het centrum volledig onderschrijven.

Uit de verkenning komt een ideaalbeeld naar voren met de volgende elementen:

– een ontmoetingsplaats (virtueel, maar misschien ook fysiek) voor een breed nationaal en internationaal publiek;

– voor de overheid een instrument voor beleidsontwikkeling, maar ook voor het uitdragen van beleid;

– voor de wetenschap een Center of excellence.

Een en ander leidt tot het advies om de oprichting van een kenniscentrum op het gebied van ICT en Recht in gang te zetten. Zo'n centrum moet klein beginnen, als toegangspoort («portal») voor informatie, en zal de opdracht moeten krijgen om mettertijd te groeien, zowel qua typen activiteiten als qua verbreding van de materie, ook eventueel tot andere rechtsgebieden.

Bij de selectie van personeel wordt rekening gehouden met de opdracht tot groei van het centrum. Creativiteit en ondernemerschap zijn belangrijke competenties. Het advies voorziet in een actieve rol van de overheid bij het opzetten en in stand houden van het kenniscentrum. Voor de bouw en exploitatie van het kenniscentrum is vooralsnog ca. f 1,5 mln. geraamd. Door mij zijn inmiddels middelen in mijn begroting gereserveerd.

Uitvoering van het advies: aanbesteding van een project

Het advies heeft mij aanleiding gegeven een project aan te besteden, waarvoor ik inmiddels aan drie bureaus offerte heb gevraagd. Aan dit project stel ik de volgende eisen.

– Termijn: in april 2001 moet een klein kenniscentrum van start kunnen gaan, met het perspectief uit te groeien tot een internationaal gezaghebbend centrum.

– Bij de start omvat het centrum in ieder geval een voor een ieder toegankelijke database, een onderliggende organisatiestructuur en een personele voorziening;

– Toegankelijkheid informatie: belangrijk doel van het kenniscentrum is informatie openbaar toegankelijk te maken.

– Perspectief: er wordt een perspectief geformuleerd, rekening houdend met het ideaalbeeld uit de verkennende studie, te weten een ontmoetingsplaats (virtueel, maar misschien ook fysiek) voor een breed nationaal en internationaal publiek, voor de overheid een instrument voor beleidsontwikkeling, maar ook voor het uitdragen van beleid en voor de wetenschap een Center of excellence. Dit perspectief wordt voorzien van een voorstel voor een tijdpad, inclusief tussenliggende beslismomenten.

– Benutting kennis: uit de opzet van het kenniscentrum moet blijken dat de in Nederland beschikbare kennis zo veel mogelijk wordt benut.

– Rechtsgebied vooralsnog ICT en Recht: werkende weg zal moeten worden bekeken of het centrum ook voor andere rechtsgebieden moet functioneren.

– Op afstand: het centrum wordt op afstand van de overheid gepositioneerd. Er wordt een voorstel geformuleerd voor besturing en toezicht.

– Financiering: onderdeel van het project is voorstellen te ontwikkelen voor de financiering van het centrum: nu het toegankelijk maken van informatie vooropstaat kan aan medefinanciering door de rijksoverheid worden gedacht, maar daarnaast moet worden gezocht naar andere financiers.

– Varianten: de voorstellen omvatten varianten van een kenniscentrum, die zich onderscheiden wat betreft het niveau van financiering.

– Samenwerking met gemeente Den Haag: onderdeel van het project is de mogelijkheden na te gaan van samenwerking met de gemeente Den Haag, die voornemens is een kenniscentrum op te zetten onder de titel «The Hague: Center for Justice, Security and Peace».

– Betrokkenheid VNO-NCW: onderdeel van het project is na te gaan wat VNO-NCW voor het centrum kan betekenen.

De uitvoering van het project moet in de loop van september 2000 aanvangen. Het project kent twee fasen en heeft een looptijd tot uiterlijk 1 april 2001. De planning voorziet in afronding van fase 1 op 15 december 2000. Op basis van de dan beschikbare informatie zal ik besluiten over fase 2. Het lijkt me een goed moment om u op dat moment – praktisch gesproken: januari 2001 – opnieuw te informeren.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Onder meer ter gelegenheid van de presentatie van de begroting voor het jaar 2000.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven