nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 25 november 1998
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, worden in artikel 86 de volgende wijzigingen
aangebracht:
1. In het vijfde lid wordt «1 maart» vervangen door «1
februari» en wordt «in het jaar van» vervangen door: na
het tijdstip van.
2. Aan het zevende lid wordt een volzin toegevoegd, luidend:
De eerste tot en met derde volzin zijn van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van tussentijdse aanpassingen als bedoeld in het zesde lid.
B
Artikel I, onderdeel F, wordt vervangen door:
F
Artikel 108, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Grondslag der berekening is het aantal leerlingen dat op 1 oktober
van elk van de jaren bij de school was ingeschreven.
C
De artikelen III en VI vervallen.
D
Artikel VIII wordt vervangen door:
ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING
1. Artikel I, onderdelen B, E en F, en de artikelen IV, V en VII, treden
in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst.
2. Artikel I, onderdelen C en D, en artikel II, treden in werking met
ingang van 1 augustus 1999.
3. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 augustus
2000.
4. Artikel 86 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend ingevolge
deze wet, is voor de eerste maal van toepassing met betrekking tot het schooljaar
1999–2000, met uitzondering van het eerste lid, onder e, dat voor de
eerste maal van toepassing is met betrekking tot het schooljaar 2000–2001.
5. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven
na 30 januari 1999, gelden in afwijking van het tweede en vierde lid de volgende
voorschriften:
a. artikel I, onderdelen C en D, en artikel II, treden in werking met
ingang van 1 augustus 2000;
b. artikel 86 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend ingevolge
deze wet, is voor de eerste maal van toepassing met betrekking tot het schooljaar
2000–2001;
c. in artikel IV, eerste, tweede en derde lid, en artikel V, eerste en
tweede lid, geldt in plaats van «31 juli 1999»: 31 juli 2000;
d. in artikel IV, eerste en tweede lid, en artikel V, eerste lid, geldt
in plaats van «1 augustus 1999»: 1 augustus 2000;
e. in artikel V, eerste lid, geldt in plaats van «het jaar 1999»:
het jaar 2000.
Toelichting
Deze nota van wijziging, die mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij wordt ingediend, regelt de volgende onderwerpen:
1. allereerst kent zij een voorziening voor het geval het wetsvoorstel
niet voor 1 februari 1999 tot wet is verheven en in werking treedt. Daartoe
is het inwerkingtredingsartikel aangepast, en tevens verbeterd. Paragraaf 1
van de nota naar aanleiding van het verslag gaat hier nader op in;
2. voorts is naar aanleiding van vragen in het Verslag van de fractie
van D66 bij artikel 86, zesde lid, van de WVO verduidelijkt dat de voorhangregels
van het zevende lid van dat artikel ook gelden bij tussentijdse aanpassing
van de hier bedoelde ministeriële regeling in verband met loon- en prijsontwikkelingen;
3. verder is de uiterste datum voor vaststelling van de ministeriële
regeling, bedoeld in het vijfde lid van artikel 86, vervroegd naar 1 februari.
Dit in verband met de inmiddels in het nieuwe Bekostigingsbesluit W.V.O. opgenomen
uiterste tijdstippen voor het vaststellen van de vergoedingen voor personeels-
en exploitatiekosten. In dat nieuwe besluit is bepaald dat de vaststellingsbeschikkingen
in beginsel worden genomen voor 15 maart voorafgaand aan het desbetreffende
schooljaar. Het wetsvoorstel is daarop alsnog afgestemd, en wel door de voorhangperiode
van het zevende lid van artikel 86 geheel te laten vallen vóór
de datum van 15 maart. Daarom is de datum van 1 februari gekozen. Mede vanwege
deze vervroeging van de vaststelling zijn in het vijfde lid van artikel 86
de woorden «aanvangt in het jaar van» aangepast; aldus staat ook
voor een vaststelling die eventueel al voor 1 januari plaatsvindt, vast dat
die vaststelling betrekking heeft op het eerstvolgende schooljaar;
4. artikel III van het wetsvoorstel is geschrapt. De reden daarvan is
dat het in artikel III genoemde wetsvoorstel (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs), inmiddels tot
wet is verheven en in werking is getreden (Stb.1998, 337). Daarom moet de
in artikel III, tweede lid, genoemde wijziging van artikel 108, eerste lid,
van de WVO «rechtstreeks» worden aangebracht, door haar over te
brengen naar artikel I (wijzigingen WVO) van het voorliggende wetsvoorstel;
5. tenslotte is artikel VI (dat de compensatie regelde van een teruggang
in bekostiging als gevolg van de vereenvoudiging) geschrapt. Dit is mogelijk
omdat alle scholen erop vooruit gaan door het koppelen van het tijdstip van
de vereenvoudiging aan dat van de structurele verhoging van het totale budget.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
K. Y. I. J. Adelmund