25 873
Wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten strekkend tot verduidelijking van het in die wetten opgenomen begrip verzekerde en de met het verzekerd zijn onlosmakelijk verbonden premieplicht (Wet verduidelijking verzekerings- en premieplicht)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 24 december 1997 en het nader rapport d.d. 30 januari 1998, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 10 december 1997, no.97.005920, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten strekkend tot verduidelijking van het in die wetten opgenomen begrip verzekerde en de met het verzekerd zijn onlosmakelijk verbonden premieplicht (Wet verduidelijking verzekerings- en premieplicht).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 december 1997, no. 97.005920, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake bovengenoemd voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 december 1997, nr. W12.97.0772, bied ik U hierbij aan.

1. De aanleiding voor het voorstel van wet is het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 1997, nr. 31 540 (BNB 1997, 310). Het gevolg van dit arrest is dat in gevallen waarin de premieheffing volksverzekeringen niet rechtstreeks gebaseerd kan worden op nationaalrechtelijke bepalingen, een dergelijke heffing niet mogelijk is, ook al staan daar ingevolge de toewijzingsregels van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties uitkeringsrechten tegenover. De Raad van State acht reparatie van de door de Hoge Raad geconstateerde lacune geboden; daarmee wordt rechtsonzekerheid, die thans kan ontstaan bij zowel de desbetreffende burgers, als de betrokken bestuursorganen, voorkomen.

In de memorie van toelichting wordt gesteld, dat krachtens geldend recht de in het arrest bedoelde personen wel premieplichtig zijn. De Raad ontraadt deze benadering uit een oogpunt van de onderscheiden eigen verantwoordelijkheid van rechter en wetgever. Zij is ook niet nodig. Volstaan kan immers worden met de opmerking dat het arrest gevolgen heeft, die de regering ongewenst acht. De Raad adviseert de toelichting aan te passen.

1. Overeenkomstig het advies van de Raad is de memorie van toelichting aangepast.

2. De Raad vraagt zich af of de weergave van het arrest in de vijfde alinea van de memorie van toelichting juist is. De Hoge Raad heeft in zijn arrest niet overwogen dat als de premieplichtigheid geen grondslag vindt in de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat, er ingevolge verordening (EEG) nr.1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149) wel verzekering is. De verzekering berust op nationale wetgeving. De memorie van toelichting gaat aan dit punt voorbij. De daarin aangehaalde arresten gaan over de eenheid van verzekering en premieplicht, maar zij houden niet in dat er ook een premieplicht is als de nationale wetgeving daarin niet voorziet. Deze arresten kunnen wel als aanvullende grondslag dienen voor de toekenning van terugwerkende kracht.

De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te passen.

2. Overeenkomstig het advies van de Raad is in de memorie de passage waarin het arrest van de HR wordt weergegeven, aangepast.

3. Ten aanzien van de onderhavige reparatie zijn twee methoden denkbaar: reparatie aan de verzekeringskant, zoals in hoofdstuk I het voorstel van wet ten aanzien van de (op 1 januari 1998) geldende socialeverzekeringswetten, dan wel aan de premiekant, zoals in het voorstel van wet ten aanzien van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet. De Raad mist in de memorie van toelichting een beschouwing ten aanzien van de keuze in hoofdstuk I van het voorstel van wet voor de verzekeringskant boven de premiekant. Hij beveelt aan de memorie van toelichting aan te vullen.

3. Een beschouwing ten aanzien van de keuze om in de verschillende wetten een bepaling op te nemen die betrekking heeft op de verzekeringsplicht is alsnog opgenomen.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Ten aanzien van de redactionele opmerkingen van de Raad kan het volgende worden opgemerkt. De derde redactionele kanttekening is niet overgenomen omdat de reikwijdte van het wetsvoorstel verder gaat dan uitsluitend de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71.

De aanbeveling van de Raad in zijn laatste redactionele kanttekening is niet overgenomen. Deze vervanging zou namelijk de duidelijkheid niet ten goede komen. Het wetsvoorstel beoogt niet alsnog premieplicht op te leggen in situaties waar deze voorheen niet bestond, maar beoogt duidelijk te maken dat aangezien premieplicht van de betrokken categorieën personen rechtstreeks kan worden gebaseerd op internationale regelgeving, het wetsvoorstel geen feitelijke verandering voor betrokken personen met zich brengt.

De overige redactionele opmerkingen zijn verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verzoeken het voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 24 december 1997, no. W12.97.0772, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Memorie van toelichting

– Ten behoeve van de leesbaarheid de memorie van toelichting in paragrafen verdelen.

– Afkortingen, respectievelijk verkorte aanduidingen van socialezekerheidswetten, EG-verordeningen en instellingen van de Europese Unie de eerste maal uitschrijven met de afkorting of verkorte aanduiding tussen haakjes daarachter. Vervolgens consequent deze afkorting of verkorte aanduiding gebruiken.

– In de eerste alinea de zinsnede die begint met «benadrukken, teneinde» en die eindigt met «premieplicht geldt» vervangen door: benadrukken. Het gaat om personen die ingevolge verordening (EEG) nr.1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149) in aanmerking behoren te kunnen komen voor een uitkering en die derhalve op grond van het nationale recht als verzekerde dienen te worden aangemerkt, hetgeen betekent dat zij verplicht verzekerd zijn en ook de daarbijbehorende premies moeten betalen.

– In de eerste alinea bij het aanhalen van de daarbedoelde kamerstukken aanwijzing 219, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) nauwgezet in acht nemen.

– In de tweede alinea (eventueel in een voetnoot) van het arrest van de Hoge Raad ook de vindplaatsen vermelden in andere tijdschriften dan BNB, als Sociaal maandblad arbeid, Vakstudienieuws, Rechtspraak sociale verzekering en Fiscaal weekblad FED.

– In de tweede alinea bij het aanhalen van de daarbedoelde EG-verordening aanwijzing 89, eerste lid, Ar in acht nemen. Bij het aanhalen van de wijzigingsbesluiten in voetnoot 1 aanwijzing 89, tweede lid, Ar in acht nemen.

– In de vijfde alinea «Rheinhold en Mahla» vervangen door: Rheinhold & Mahla NV.

– Gelet op aanwijzing 340a, onder b, Ar in de vijfde alinea «de Commissie» vervangen door: de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

– In de zesde alinea «Het kabinet» vervangen door: De regering. Tevens «het kabinet» telkens vervangen door: de regering.

– In de zesde alinea «personen premieplichtig is» vervangen door: personen premieplichtig behoort te zijn.

– In de tiende alinea «bevatten een gelijkluidende tekst» vervangen door: bevatten mutatis mutandis een gelijkluidende tekst.

– In de zeventiende alinea «Uit het voorgaande blijkt dat de regering van mening is dat de premieplicht van de betrokken categorieën personen rechtstreeks kan worden gebaseerd op internationale regelgeving» vervangen door: Uit het voorgaande blijkt dat de regering van mening is dat het alsnog opleggen van een premieplicht van de betrokken categorieën personen in overeenstemming is met de internationale regelgeving.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven