25 868
Milieu en scheepvaart

nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2008

In het kader van de jaarlijkse rapportage met betrekking tot de werking van de Richtlijn Havenontvangstvoorzieningen, informeer ik u hierbij over de afgiftecijfers scheepsafval in 2007 en het afgiftebeleid in 2008. Daarnaast informeer ik u over de van het Havenbedrijf Rotterdam ontvangen gecorrigeerde cijfers van 2006 en 2005.

Zoals u weet, is in november 2000 de Europese richtlijn 2000/59/EC over «havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen» van kracht geworden. Deze richtlijn schrijft voor hoe Europese zeehavens moeten omgaan met afval afkomstig van schepen. Een belangrijk punt in de richtlijn is dat de kosten voor het verwerken van het afval voor een substantieel deel (minimaal 30%) moeten worden gedekt via indirecte financiering. Hierbij dienen schepen een heffing te betalen voor de inzameling, transport (opslag) en verwerking van scheepsafvalstoffen, ongeacht of zij ook daadwerkelijk afval afgeven. De gedachte hierachter is dat schepen worden aangemoedigd afval af te geven.

In Nederland is de richtlijn per 15 oktober 2004 geïmplementeerd in de vorm van een wijziging van de «Wet voorkoming verontreiniging door schepen» (WVVS). Hierbij is het percentage indirecte financiering vastgesteld op minimaal 30%. Jaarlijks ontvang ik van de Nederlandse zeehavens een rapportage over het afgiftebeleid in het voorafgaande jaar. Op basis hiervan informeer ik u jaarlijks over het afgiftebeleid ten aanzien van scheepsafval.

Afgiftecijfers 2007

In tabel 1 wordt het aantal afgevende schepen en de hoeveelheid afgegeven scheepsafval aangegeven. Het aantal afgevende schepen is in 2007 gestegen met 19% ten opzichte van 2006.

Het aandeel van afgevende schepen op het totaal aantal betalende schepen in 2007 is 57%, zoals blijkt uit bijlage 1.1) Dus de meerderheid van de betalende schepen geeft nu ook daadwerkelijk scheepsafval af in de havens. In 2006 was dat nog 47% en in 2005 42%. Deze stijgende lijn draagt bij aan de beleidsdoelstelling van de richtlijn, namelijk dat meer zeeschepen in havens gebruik maken van de havenontvangstvoorzieningen om het scheepsafval af te geven ten einde het mariene milieu te beschermen.

De hoeveelheid afgegeven scheepsafval is in 2007 28% hoger dan in 2006. In bijlage 1 zijn de cijfers per zeehaven opgenomen.

Tabel 1: totaal aantal afgevende schepen en totale hoeveelheid scheepsafval (niet zijnde ladingresiduen) in de Nederlandse Zeehavens

 Aantal schepen dat afval afgeeftHoeveelheid scheepsafval (in kubieke meters)
200723 798 (+ 19%)133 517 (+ 28%)
200620 012 (+ 30%)104 698 (+ 7%)
200515 45898 241

In bovenstaande tabel is voor de jaren 2005 en 2006 een aantal correcties opgenomen.

Het Havenbedrijf Rotterdam heeft mij in december 2007 schriftelijk geïnformeerd over een correctie in de cijfers ten aanzien van de hoeveelheid scheepsafval in de jaarrapportages over 2006 en 2005. Abusievelijk heeft het Havenbedrijf Rotterdam in deze aan mij gerichte rapportages de hoeveelheid oliehoudend scheepsgebonden afval (Annex I bij het Marpol-verdrag) vermeerderd met de ladingresiduen gerapporteerd in plaats van alleen het oliehoudend scheepsgebonden afval. Door deze correctie van de cijfers is de hoeveelheid scheepsgebonden afval in Rotterdam lager dan eerder was gerapporteerd. De cijfers van 2006 en 2005 waren de eerste rapportagecijfers van scheepsgebonden afval, waardoor er zowel voor Rotterdam als voor het ministerie nog geen referentiekader was om de cijfers te toetsen.

Naar aanleiding van dit voorval heeft het ministerie samen met alle zeehavens de overige cijfers van de jaarlijkse rapportages kritisch bezien. De havens rapporteren volgens de bepalingen in de Regeling Havenontvangstvoorzieningen, zoals deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is opgesteld. In de praktijk is gebleken dat tussen de havens kleine interpretatieverschillen voorkomen ten aanzien van de bepaling van de afvalhoeveelheden alsmede de toerekening van de kosten. Door het gevoerde overleg is vanaf 2008 de uniformiteit in de rapportages geborgd. Tevens heeft het overleg enkele kleine correcties in de cijfers van voorgaande jaren opgeleverd, die in bovenstaande tabel zijn verwerkt. Om zeker te stellen dat de zeehavens in de toekomst op uniforme wijze rapporteren over de afvalafgifte, zullen de havens dit jaar een gezamenlijke handleiding opstellen.

Door de nieuwe, verbeterde opgave van cijfers van het Havenbedrijf Rotterdam en door de overige, kleine correcties is de stijging van de hoeveelheid scheepsgebonden afval van 7% in 2006 kleiner gebleken dan de stijging van 20% die ik vorig jaar in mijn brief d.d. 10 juli 2007 (over 2006) aan u meldde. Gemiddeld genomen komt de stijging van de hoeveelheid afgegeven scheepsgebonden afval vanaf 2005 uit op 18% per jaar.

Europees afgiftebeleid

De Europese Commissie heeft de intentie om eind 2008 te komen met herzieningsvoorstellen voor de Richtlijn havenontvangstvoorzieningen, waarover de lidstaten zullen worden geconsulteerd. Daarnaast wordt zowel op Europees niveau als in IMO-verband gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw meldformulier voor scheepsafvalstoffen.

Afgiftebeleid Nederlandse zeehavens in 2008

Een aantal havens zal in 2008 het havenafvalsysteem nog verder optimaliseren. Zo hebben Rotterdam en Groningen per 1 januari 2008 de hoogte van de heffingen verlaagd. Daarnaast heeft Rotterdam de afgifterechten opnieuw verhoogd. Harlingen heeft in 2008 de indirecte financiering uitgebreid naar annex I, net als in de andere havens, waardoor het aandeel van de indirecte financiering in de totale financiering wordt vergroot. Amsterdam zal, na de laatste wijziging in 2006, haar beleid handhaven in 2008. Zeeland, Den Helder en Scheveningen zullen, na de wijzigingen in 2007, in 2008 het havenafvalsysteem ongewijzigd voortzetten.

In de jaarlijkse klankbordbijeenkomst op 22 november 2007 heeft mijn ministerie met alle betrokken organisaties afgesproken dat de havens dit jaar extra maatregelen nemen op het terrein van de communicatie over het afvalbeleid van havens. Hierdoor zal de kennis aan boord van schepen en bij cargadoors over het afvalbeleid in havens verbeteren, waardoor naar verwachting meer scheepsafval zal worden afgegeven.

Daarnaast zal ik dit jaar het toezicht op de naleving evalueren met betrokken toezichthouders in de zeehavens. In overleg met het Korps landelijke politiediensten en het ministerie van Justitie zal ik de strafmaat voor vervuilende schepen bezien en onderzoeken in hoeverre een hogere strafmaat bijdraagt aan een betere naleving van milieu regelgeving. In het najaar kom ik schriftelijk hierop terug. Op Europees niveau zal ik voorstellen doen voor harmonisatie van het begrippenkader in de betreffende milieu regelgeving en mij inzetten voor informatie-uitwisseling tussen EU-zeehavens.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven