25 867
Europees Verdrag inzake hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn (AGN), met Bijlagen; Genève, 19 januari 1996

nr. 241a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 27 oktober 1997 en het nader rapport d.d. 30 december 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 3 september 1997, no. 97.004126, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Europees Verdrag inzake hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn, (AGN), met Bijlagen; Genève, 19 januari 1996 (Trb.1997, 234), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 september 1997, nr. 97 004126, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 oktober 1997, nr. W09.97 0576, bied ik U hierbij aan.

1. Het op 19 januari 1996 te Genève tot stand gekomen Europees Verdrag inzake hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn, (AGN), met Bijlagen (Trb.1997, 234) heeft een drietal bijlagen. Bijlagen I en II bevatten een beschrijving van het begrip «E-vaarwegennet» en geven een opsomming van de tot dit net behorende vaarwegen en binnenvaarthavens. Bijlage III bevat de technische en operationele parameters die, in aansluiting op artikel 2 van het verdrag, voor het net gelden.

In de toelichtende nota wordt gesteld dat deze bijlagen gelet op hun inhoud zijn aan te merken als van uitvoerende aard, zodat verdragen tot wijziging van de bijlagen op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven (onder «Bijlagen»).

De Raad van State is, mede gelet op artikel 3 van het verdrag, van mening dat genoemde bijlagen bezwaarlijk als uitvoerend kunnen worden gekwalificeerd. De gehele materiële reikwijdte van het verdrag wordt bepaald door de bijlagen, die immers zowel de omvang van het netwerk bepalen als de normen waaraan dient te worden voldaan.

Het college beveelt aan de toelichtende nota op dit punt aan te passen.

1. Aan het advies van de Raad van State om in de toelichtende nota de paragraaf over de bijlagen aan te passen, is geen gevolg gegeven. De materiële reikwijdte van het verdrag wordt weliswaar door de bijlagen bepaald, maar de juridische hoofd-verplichting waarop partijen kunnen worden aangesproken, is in het verdrag zelf neergelegd. Het feit dat in het verdrag een aparte, lichtere procedure voor de wijziging van de bijlagen is opgenomen. bevestigt dit naar onze mening nog. Voorts wordt in de toelichting er op gewezen dat de opzet van het onderhavige verdrag vergelijkbaar is met die van twee andere paneuropese infrastructuur-verdragen waarbij het Koninkrijk ook partij is. Met betrekking tot de bijlagen bij die verdragen is in de desbetreffende goedkeuringstukken (kamerstukken 1979/80, 15 804, en 1991/92, 22 534) vermeld dat zij ter uitvoering van die verdragen dienen en dat wijzigingen van die bijlagen dan ook geen parlementaire goedkeuring behoeven. De Raad heeft ten aanzien van deze twee verdragen geen opmerking over het uitvoerend karakter van de bijlagen gemaakt. De Staten-Generaal hebben de verdragen vervolgens stilzwijgend goegekeurd. Overigens wordt niet goed begrepen waarom de Raad artikel 3 van het verdrag aanvoert. Om artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen te kunnen toepassen moet immers sprake zijn van een integrerend onderdeel van het verdrag.

2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 27 oktober 1997, no. W09.97 0576, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de toelichtende nota, onder Inleiding, «treedt in werking nadat vijf staten» vervangen door: treedt in werking negentig dagen na de datum waarop vijf staten.

– In de toelichtende nota, onder Bijlagen, «(PbEG L. 228)» vervangen door: (PbEG L 228).

Naar boven