25 863
Regelen ter beheersing en versnelling van de procedures inzake de aanleg van de vijfde baan van de Luchthaven Schiphol (Wet procedures vijfde baan Schiphol)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 september 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt na het tweede lid een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de voorbereiding van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde ambtshalve te nemen besluiten.

B

In artikel 6, eerste lid, wordt na het woord «besluiten» toegevoegd: en van de overige ambtshalve te nemen besluiten.

C

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst van het artikel wordt een «1.» geplaatst.

2. Na het eerste lid wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 6, eerste lid, bedoelde ambtshalve te nemen besluiten.

D

Artikel 10 vervalt.

E

Paragraaf 5 komt te luiden:

Paragraaf 5

Grondgebruik en grondverwerving

Artikel 15

1. Onteigening van onroerende zaken en van rechten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de onteigeningswet, met het oog op de aanleg van de vijfde baan van Schiphol en de rechtstreeks daarmee verband houdende voorzieningen, ingevolge titel IIa van de onteigeningswet geschiedt in dier voege dat in afwijking van artikel 72a van die wet over het daar bedoelde besluit de Raad van State niet wordt gehoord.

2. Onteigening van onroerende zaken en van rechten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de onteigeningswet ten behoeve van werken niet voor de luchtvaart, welke met het oog op de rechtstreeks met de aanleg van de vijfde baan van Schiphol verband houdende voorzieningen dienen te worden onteigend, geschiedt ingevolge het in het eerste lid bedoelde besluit.

Artikel 16

Het vonnis van onteigening van de rechtbank kan slechts in de openbare registers worden ingeschreven nadat de Planologische Kernbeslissing en de Aanwijzing Schiphol onherroepelijk zijn geworden.

Artikel 17

1. Onverminderd artikel 16 en in afwijking van de artikelen 54f, derde volzin, 54n en 59 van de onteigeningswet wordt het vonnis van de rechtbank binnen acht weken nadat het is uitgesproken in de openbare registers ingeschreven, ongeacht daartegen ingesteld verzet of cassatie.

2. In afwijking van de artikelen 54n en 59 van de onteigeningswet is ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde inschrijving geen verklaring van de griffier dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, benodigd doch een verklaring van de griffie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dan wel een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat de Planologische Kernbeslissing en de Aanwijzing Schiphol onherroepelijk zijn geworden.

Artikel 18

Indien bij de uitvoering van werken, ten aanzien waarvan een of meer besluiten als bedoeld in artikel 4 zijn genomen, blijkt, dat voor de uitvoering toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht nodig is en de noodzaak van die toepassing in redelijkheid niet was te voorzien, kan Onze Minister een duurzame of tijdelijke verplichting opleggen als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van die wet. Aan de verplichting kunnen voorwaarden of beperkingen worden verbonden.

Toelichting

Met de wijzigingen van de artikelen 5, 6 en 8 wordt slechts een correctie beoogd in die zin, dat ook door de diverse bestuursorganen te nemen ambtshalve besluiten onder de werking van de wet komen te vallen.

Ter toelichting op de nieuwe onteigeningsparagraaf diene het volgende.

1. Uitgangspunt van het voorliggende wetsvoorstel is de splitsing in verwerving van de grond, met inbegrip van onteigening, en de schadeloosstelling. Wat het eerste betreft, de grondverwerving dienen de principebesluiten (de PKB en de aanwijzing) tot aanleg met alle rechtswaarborgen omkleed genomen en onherroepelijk geworden te zijn (eerder kan er niet worden onteigend). Op dat moment staat vast dat de eigenaar van de grond afstand moet doen van (het desbetreffende gedeelte van) zijn perceel. Een uitgebreide regeling van de onteigening heeft in dit licht bezien nauwelijks toegevoegde waarde. Immers, de uitkomst staat tevoren vast. Een andere zaak is de schadeloosstelling. Indien niet tot minnelijke verwerving van de grond kan worden gekomen, staan voor de grondeigenaar alle rechtsmiddelen open om tot een verantwoorde schadeloosstelling te komen. Hierbij zij aangetekend, dat op grond van de onteigeningswet (verwezen zij bijvoorbeeld naar artikel 54f) in samenhang met artikel 17 van het wetsvoorstel een onteigening pas kan worden ingeschreven als een voorschot is betaald. In de praktijk bedraagt die negentig procent van het gedane bod. Procedureel betekent dit, dat het rechtbankvonnis in de openbare registers kan worden ingeschreven, zodra beide principebesluiten onherroepelijk zijn geworden en de schadeloosstelling dan wel een voorschot daarop is uitgekeerd.

2. Gebleken is, dat volgt ook uit het voorgaande, dat onteigening op basis van titel IIa van de onteigeningswet de meest voor de hand liggende procedure blijft om de benodigde gronden in eigendom te verkrijgen. Voorwaarde voor onteigening is evenwel dat er een administratieve onteigeningstitel voorhanden dient te zijn. Dit betekent dat er een koninklijk besluit dient te zijn dat een opsomming bevat van de te onteigenen percelen. Over het ontwerp van het koninklijk besluit wordt – in afwijking van artikel 72a van de onteigeningswet – de Raad van State niet gehoord (artikel 15). Bedacht moet worden dat in de gevallen, waarin onteigening zal plaatsvinden, zulks zal geschieden nadat beide principebesluiten onherroepelijk zijn geworden. Niet alleen zijn de betrokken belanghebbenden in dat kader reeds gehoord doch tevens is de kring van belanghebbenden bij de totstandkoming van de principebesluiten en van de onteigeningsbesluiten dezelfde. Bovendien strekken de onteigeningsbesluiten ter uitvoering van de onherroepelijk geworden principebesluiten en bevatten zij in wezen niets nieuws.

3. Overigens ligt het in de rede dat met deze administratieve onteigeningsprocedure reeds wordt gestart voordat de beide principebesluiten onherroepelijk zijn geworden. Het koninklijk besluit tot onteigening, dat een opsomming bevat van de te onteigenen percelen, kan, zonder dat daarvoor een specifieke wettelijke voorziening behoeft te worden getroffen, reeds tot stand worden gebracht, zodat na het onherroepelijk worden van de beide principebesluiten in voorkomende gevallen, indien minnelijk overleg met betrokkenen niets heeft opgeleverd, onmiddellijk tot onteigening kan worden overgegaan.

4. Ter bespoediging van de onteigeningsprocedure is er voorts impliciet in voorzien dat direct na de totstandkoming van het koninklijk besluit kan worden overgegaan tot dagvaarding (volgt uit artikel 16), dus nog lopende de eventuele gerechtelijke procedures tegen het luchthavenbesluit. Hiermee start de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Als tegenhanger hiervan wordt met het oog op de rechtszekerheid expliciet in artikel 16 juncto artikel 17 voorgesteld dat het vonnis van onteigening eerst in de openbare registers kan worden ingeschreven, hetgeen tot eigendomsoverdracht leidt, nadat beide principebesluiten in rechte onaantastbaar zijn geworden, blijkend uit een verklaring van de griffie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (om na te gaan of tegen een bepaald besluit beroep is ingesteld) of een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien dit niet zou worden geëxpliciteerd, zou het kunnen voorkomen dat de eigendom reeds is overgegaan, voordat een van beide principebesluiten door de Afdeling bestuursrechtspraak geheel of gedeeltelijk kan worden vernietigd. In dit verband kan ook nog worden gewezen op het feit dat in elk raadsbesluit tot onteigening op basis van een bestemmingsplan staat dat eerst zal worden onteigend nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Deze norm is gebaseerd op vast beleid van de Kroon. Dit aldus onderling afgestemde tweesporenbeleid (de primaire besluitvorming met betrekking tot de aanleg van de vijfde baan enerzijds en de onteigeningsprocedure anderzijds) kan een aanzienlijke tijdwinst opleveren.

5. Met betrekking tot de rechtsbescherming zij het volgende opgemerkt. In de eerste plaats wordt afgezien van advisering door de Raad van State in de administratieve onteigeningsprocedure daar de meerwaarde daarvan, naar het oordeel van ondergetekenden, niet opweegt tegen de tijdwinst (geschat op drie tot zes maanden) die dat oplevert. Op de tweede plaats zij gewezen op de bepaling dat het onteigeningsvonnis van de rechtbank (nadat de principebesluiten onherroepelijk zijn geworden) in beginsel onverwijld doch uiterlijk binnen acht weken nadat het is uitgesproken in de openbare registers dient te worden ingeschreven (en de daardoor te bewerkstelligen eigendomsovergang), hetgeen substantiële tijdwinst oplevert (van circa acht tot tien maanden). De mogelijkheden van verzet tegen het onteigeningsvonnis en, in hoogste instantie, cassatie bij de Hoge Raad zijn onverkort van kracht. De eventuele inzet van deze rechtsmiddelen kan evenwel niet meer worden gebruikt om de inschrijving van het onteigeningsvonnis in de openbare registers en daarmee van de eigendomsoverdracht te vertragen of te beletten. Wel kunnen aldus onjuistheden (ten aanzien van de grond of de vergoeding daarvoor) alsnog achteraf worden hersteld zonder dat dit leidt tot onnodige vertraging.

6. Specifiek ter toelichting op artikel 17 diene nog het volgende. Ingevolge artikel 59, derde lid, van de onteigeningswet gaat door inschrijving van het vonnis houdende onteigening de eigendom op de onteigenaar over. Deze inschrijving kan ingevolge de artikelen 54f, 54n en 59 van de onteigeningswet evenwel eerst plaatsvinden nadat het vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen. Het kan echter geruime tijd, soms zelfs jaren, duren voordat een vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen. Teneinde de daaruit voortvloeiende vertraging bij de eigendomsverkrijging te voorkomen, is in artikel 17 de mogelijkheid opgenomen tot inschrijving van een onteigeningsvonnis, voordat het kracht van gewijsde heeft verkregen. Dit kan overigens betekenen dat het vonnis reeds wordt ingeschreven en de eigendom overgaat naar de onteigenaar, terwijl nog een cassatie- of verzetprocedure aanhangig is. Mocht in het theoretische geval onverhoopt blijken dat de onteigening door de rechtbank ten onrechte is uitgesproken, zal een verplichting tot een betaling van een extra schadeloosstelling in geld ontstaan. Een veroordeling door de rechter tot terugoverdracht van het onteigende is niet goed denkbaar, al was het maar doordat dit na realisering van een luchthavenbesluit praktisch niet goed voorstelbaar is. Overigens kan ook nog worden overwogen een tweede maal een onteigeningsprocedure te entameren, indien de onteigening bijvoorbeeld om formele redenen zou zijn afgewezen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, a.i.,

J. W. Remkes

Naar boven