25 840
Bestuurlijke verhoudingen regiopolitie Groningen

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 februari 1998

Nadat het bericht mij bereikte dat het rapport Bakkenist was uitgelekt, heb ik de voorzitter van het College van procureurs-generaal verzocht de rijksrecherche opdracht te geven om met spoed een onderzoek in te stellen naar het uitlekken van (de inhoud van) het rapport «Bestuurlijk onderzoek driehoek Groningen» dat op 31 december 1997 aan mij is uitgebracht door Bakkenist Management Consultants.

De directeur rijksrecherche heeft het rapport met bevindingen van de rijksrecherche op 3 februari 1998 aan procureur-generaal J.A. Blok overhandigd. Nog die zelfde middag heeft dhr. Blok mij het door de rijksrecherche uitgebrachte rapport aangeboden.

De hoofdconclusie uit het onderzoek is dat het rapport «Bestuurlijk onderzoek driehoek Groningen» hoogstwaarschijnlijk niet is uitgelekt.

Uit het onderzoek van de rijksrecherche blijkt voorts dat de journalist (die als eerste publiek maakte wat de inhoud zou zijn van het rapport Bakkenist) waarschijnlijk de hem reeds bekende feiten zodanig heeft aangevuld met nieuw verworven informatie dat hij de suggestie kon wekken daadwerkelijk over het rapport te beschikken. De betrokken journalist ontkent noch bevestigt deze conclusie.

Het rijksrechercheonderzoek wijst uit dat het aannemelijk is dat de nieuw verworven informatie ontleend is aan gesprekken die deze journalist op 5 januari 1998 voerde met twee leden van het parket Groningen. Op dat moment hadden deze twee personen zelf nog geen kennis genomen van de eindversie van het rapport Bakkenist. Wel hadden zij, zo heeft de rijksrecherche vastgesteld, enige mondelinge informatie verkregen van de hoofdofficier van justitie te Groningen.

Hoewel niet is komen vast te staan welke informatie aan de journalist is verstrekt, meent het College van procureurs-generaal dat de twee leden van het parket – gelet op de gevoeligheid van deze kwestie – terughoudender hadden moeten reageren. Ik deel het oordeel van het College.

Daarom heb ik het College van procureurs-generaal verzocht de geëigende actie jegens de twee betrokkenen te ondernemen en mij daarvan na afloop op de hoogte te stellen.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven