Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25840 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25840 nr. 10 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 12 juli 1999
Hierbij informeren wij u over de ontwikkelingen met betrekking tot de bestuurlijke verhoudingen bij de regiopolitie Groningen, zoals die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan. Deze brief is een vervolg op de brieven van 14 januari (25 840, nr. 1) en 6 februari 1998 (25 840, nr. 9) van onze ambtsvoorgangers.
Over dit onderwerp hebben onze ambtsvoorgangers verschillende keren overleg gevoerd met uw Kamer, laatstelijk op 6 april 1998 tijdens een algemeen overleg met de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie.
Nu de situatie in de regio naar ons oordeel genormaliseerd is hebben wij, gelet op de grote betrokkenheid van uw Kamer bij dit onderwerp in het verleden, gemeend er goed aan te doen u in hoofdlijnen te informeren over de ontwikkelingen in de regio en de betrokkenheid van ons en onze ambtsvoorgangers daarbij. In deze brief wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de ontwikkelingen sedert februari 1998 en de betrokkenheid van ons en onze ambtsvoorgangers daarbij, het toezicht door de commissaris van de Koningin en – namens het college van procureurs-generaal – de procureur-generaal, de personele wisselingen van korpsbeheerder, hoofdofficier en korpschef, de financiële problematiek van de regio, de positie van het arrondissementsparket Groningen en onze beoordeling van de situatie.
Beknopte beschrijving van de ontwikkelingen sedert begin 1998
Naar aanleiding van de voortijdige openbaarmaking van het rapport Bakkenist, de ongeregeldheden in de Oosterparkwijk en de daaruit voortvloeiende ontwikkelingen hebben de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie de regiopolitie Groningen verzocht een plan van aanpak op te stellen. Doel daarvan was verbetering van de verhoudingen in de driehoek, in de regio, de verhouding tussen politie en Openbaar Ministerie aldaar en de organisatie van de politie.
Vervolgens is in samenspraak met de commissaris van de Koningin en, namens het college van procureurs-generaal, de procureur-generaal in het ressort Leeuwarden het gevraagde plan tot stand gekomen en op 26 januari 1998 vastgesteld door het regionale college. In dit plan van aanpak ter verbetering van het functioneren van de regionale beheersdriehoek in de politieregio Groningen en de bedrijfsvoering van het korps (verder te noemen plan van aanpak functioneren beheersdriehoek en bedrijfsvoering korps) werd nadrukkelijk gewezen op de financiële problematiek en op de sterkte van het korps.
Zoals zij ook in hun brief van 6 februari 1998 aan uw Kamer hebben meegedeeld, achtten de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie met de personele wisselingen in de beheersdriehoek en de in de regio reeds getroffen en nog te treffen maatregelen de basisvoorwaarden aanwezig voor het proces van herstel en verbetering, resulterend in een goed functionerende beheersdriehoek, een goed bestuurbaar politiekorps en herstel van vertrouwen in de politie bij de bevolking. Het plan van aanpak van de regio speelde bij die beoordeling een belangrijke rol; dat getuigde van voldoende bestuurlijke daadkracht en betrokkenheid van het bevoegd gezag in de regio.
In de loop van 1998 heeft veelvuldig en intensief overleg plaatsgevonden tussen de leden van de beheersdriehoek, de commissaris van de Koningin, de procureur-generaal en beide ministeries over de implementatie van de in het plan van aanpak aangekondigde maatregelen en de financiële situatie van de regio.
Eind maart 1998 stelde de toenmalige beheersdriehoek een notitie vast over de voortgang met betrekking tot de actiepunten uit het plan van aanpak. Daarin werden tevens randvoorwaarden geformuleerd voor de verdere ontwikkeling van het korps en werd gewezen op het belang van aanvullende financiële middelen.
Begin april 1998 hebben onze ambtsvoorgangers de commissaris van de Koningin in de provincie Groningen en de procureur-generaal in het ressort Leeuwarden verzocht de verdere ontwikkelingen in de regio aandachtig te volgen en hen periodiek te informeren.
Bij brief van 7 september 1998 deelde de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de korpsbeheerder mee voornemens te zijn de regio een aanvullende bijdrage ex artikel 4 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen te verstrekken. Een belangrijke voorwaarde ter voldoening aan de voorwaarden van artikel 4 behelsde de totstandkoming van een contourennota betreffende de structurering van de politiezorg in de regio en de wijze hoe daaraan het best sturing kon worden gegeven, gekoppeld aan een betaalbare formatie.
In de vergadering van het regionale college van 28 september 1998 werd de «Contourennota voor de verdere ontwikkeling van het Korps Regiopolitie Groningen» vastgesteld met daarin een beschrijving van de toekomstige structuur, werkwijze en organisatie van het korps. Deze nota sloot goed aan op de uitgangspunten die ten grondslag lagen aan het plan van aanpak functioneren beheersdriehoek en bedrijfsvoering korps, zoals op 26 januari 1998 vastgesteld door het regionale college. De contourennota had de instemming van de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal.
Op 15 februari jl. stemde het regionale college in met het bijbehorende implementatieplan. Hierin is aangegeven op welke wijze de regio voornemens is de personele en financiële gevolgen van de contourennota te effectueren in de organisatie en in de tijd.
Bij brief van 22 februari 1999 hebben de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal ons hun eindrapportage met betrekking tot de bestuurlijke verhoudingen bij de regiopolitie Groningen aangeboden.
Toezicht door de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal
Aangezien zij het van groot belang achtten dat de implementatie van het plan van aanpak beheersdriehoek, zoals vastgesteld op 26 januari 1998, spoedig en daadkrachtig ter hand zou worden genomen, hebben onze ambtsvoorgangers, zoals gezegd, in april 1998 de commissaris van de Koningin in de provincie Groningen en de procureur-generaal in het ressort Leeuwarden verzocht de ontwikkelingen en voortgang dienaangaande aandachtig te volgen en hen periodiek te informeren over de voortgang van het proces van herstel en verbetering; vooralsnog voor de periode tot voorzien zou zijn in de vacatures van burgemeester van Groningen, hoofdofficier van justitie en korpschef.
Sedertdien zijn de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal nauw betrokken geweest bij de ontwikkelingen in de regio en hebben zij onze ambtsvoorgangers en ons periodiek en nauwgezet over de voortgang gerapporteerd en heeft er overleg plaatsgevonden. Bij brief van 22 februari 1999 hebben zij ons hun eindrapportage aangeboden. Zij concluderen daarin dat de bestuurlijke verhoudingen weer goed zijn, het feitelijke reorganisatietraject een aanvang heeft genomen en ook overigens de situatie is genormaliseerd. Zij stellen ons voor terug te keren tot het «normale» niveau van toezicht en verzoeken dan ook hen te ontheffen van hun bijzondere opdracht.
Aangezien wij hun conclusies delen hebben wij hen, onder dankzegging voor de door hen als zodanig bewezen diensten, in mei jl. ontheven van deze bijzondere opdracht met betrekking tot het toezicht op de politieregio Groningen.
De eindrapportage van de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal hebben wij te uwer informatie bijgevoegd.1
Burgemeester van Groningen/korpsbeheerder
Na het vertrek van de heer drs. H. G. Ouwerkerk belastte de commissaris van de Koningin per 16 februari 1998 de heer J. C. J. Lammers met de waarneming van het ambt van burgemeester van Groningen. Die heeft deze functie vervuld totdat op 1 oktober 1998 drs. J. Wallage is aangetreden als burgemeester en korpsbeheerder.
Bij brief van 30 januari 1998 verzocht mr. R. D. E. Daverschot het College van procureurs-generaal om een andere passende functie binnen het Openbaar Ministerie. De waarnemend hoofdofficier van Justitie mr. A. N. A Josephus Jitta heeft de heer Daverschot met ingang van 1 mei 1998 vervangen. Per 16 november 1998 is mr. H. J. Moraal benoemd tot hoofdofficier van Justitie in het arrondissement Groningen.
Op 7 januari 1998 besloot de toenmalige korpschef van de regiopolitie Groningen, de heer J. J. Veenstra, zijn functie ter beschikking te stellen. Op 20 januari werd de heer J. L. Brand, voormalig korpschef van de regiopolitie Haaglanden, met ingang van 19 januari 1998 belast met de waarneming van de functie. Per 1 januari jl. is de heer B. J. A. M. Welten benoemd tot korpschef.
Met hun brief van 6 februari 1998 informeerden onze ambtsvoorgangers u reeds over de financiële problematiek van de regio. Daarbij werd mededeling gedaan van het feit dat de regio sinds 1997 onder preventief toezicht staat wegens tekorten op de begroting en dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en de regio in overleg waren over toekenning van een aanvullende bijdrage als bedoeld in artikel 4 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen. In dat kader had het ministerie de regio reeds in 1997 verzocht een plan van aanpak in te dienen gericht op het financieel gezond maken van het korps.
In de loop van 1998 heeft intensief overleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de politieregio Groningen over de financiële problematiek. Voorwaarde van het ministerie van het Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor toekenning van de artikel 4-status was een door het regionale college geaccordeerd plan van aanpak, bestaande uit:
– een contourennota waarin in hoofdlijnen beschreven de nieuwe werkwijze van het korps en de hieruit voortvloeiende hoofdstructuur, met inbegrip van de daarbij horende financiële en personele consequenties;
– een gewijzigde begroting 1998;
– een nieuwe formatie;
– een beschrijving van de wijze waarop de personele en financiële gevolgen zouden worden geëffectueerd in de tijd.
In de loop van 1998 is het gevraagde plan met de financiële en personele consequenties gereed gekomen. Het is door het regionale college, voorzien van een begrotingswijziging 1998, geaccordeerd en aangeboden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In het plan geeft de regio aan hoe men voornemens is te komen tot een formatieopbouw die op termijn leidt tot sanering van het begrotingstekort van het regionale politiekorps Groningen. De aanzienlijke boventalligheid in de salarisschalen 7 en 8 vormt voor de regio hierbij het grootste probleem. Door uitstroom vrijkomende formatieruimte zal worden opgevuld door personeel van een functieniveau dat past in de streefformatie. Ter begeleiding van dit proces is een mobiliteitsbureau ingericht. Het inrichtingsplan en de definitieve vaststelling van de nieuwe formatie zullen eind 1999 hun beslag krijgen.
Teneinde de uitvoering van de in het plan voorgenomen activiteiten te financieren en de regio een steun in de rug te geven heeft – zoals vermeld – de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 7 september 1998 de korpsbeheerder meegedeeld voornemens te zijn in de jaren 1998, 1999 en 2000 aan de regio een aanvullende bijdrage ex artikel 4 te verstrekken, in totaal tot een maximum van f 9,248 mln.
In december 1998 is de regio een bedrag van f 2,5 mln. verstrekt als voorschot.
De regio dient voor de definitieve uitbetaling van de artikel 4-bijdrage te voldoen aan een aantal voorwaarden. Om de voortgang te bewaken is de regio onder andere verplicht iedere vier maanden een rapportage aan te leveren die aangeeft hoe men is omgegaan met de uitvoering van het financiële plan van aanpak, de terugdringing van de gemiddelde loonsom in het algemeen en de vermindering van de boventalligheid.
Positie arrondissementsparket Groningen
In eerdergenoemde brief van 6 februari 1998 berichtten onze ambtsvoorgangers uw Kamer van oordeel te zijn dat het Groningse parket zijn bestuurlijke en maatschappelijke oriëntatie diende te verbeteren. Geconstateerd werd dat het parket de externe oriëntatie zou dienen te verbeteren door te investeren in het naar buiten treden en zich meer open te stellen voor visies en denkbeelden van anderen. Het betrof dan zowel de communicatie tussen de hoofdofficier en de overige driehoekspartners, de open communicatie tussen de zaaksofficier en (operationeel) leidinggevend niveau bij de politie als de communicatie binnen het Openbaar Ministerie en de lokale gezagsdriehoeken.
Uit een recent gehouden audit onder de arrondissementsparketten, die een herhaling betreft van de in het kader van de reorganisatie van het Openbaar Ministerie in 1995–1996 gehouden audit, komt voor het Groningse parket – voor wat betreft de externe positionering – het volgende beeld naar voren.
Geconcludeerd wordt dat het parket Groningen in de externe positionering steviger op de kaart staat dan in 1995–1996. Het parket Groningen scoort conform of boven de ontwikkelde normen waaraan een parket redelijkerwijs zou moeten kunnen voldoen. Uit de vergelijking tussen 1995–1996 en 1999 komt naar voren dat de ontwikkelingen met betrekking tot het openbaar bestuur positief zijn. Qua visie en uitvoering is er sprake van een grote verbetering ten opzichte van 1995–1996. Continuïteit in de contacten met het lokaal bestuur, de verbetering van de gebiedsgerichte oriëntatie en interne afstemming verlopen goed. Ook de relatie met de politie is verbeterd. Concrete doelen worden geformuleerd en er is op verschillende niveaus en er is op verschillende niveaus intensief contact tussen politie en Openbaar Ministerie. Zeer positief springt in Groningen de planvorming ten aanzien van de politie eruit.
Ten aanzien van het bestuurlijk invoelingsvermogen van het Openbaar Ministerie constateren externe partners dat het Openbaar Ministerie toegankelijker is geworden en meer gericht is op de omgeving. Het Openbaar Ministerie is beter geïnformeerd over de lokale situatie.
Een belangrijke vernieuwing in het kader van de maatschappelijke oriëntatie is de oprichting van het JIB (Justitie in de Buurt) in de Oosterparkwijk. Hierdoor krijgen burgers een beter beeld van Justitie en onstaat er meer maatschappelijke betrokkenheid en invoelingsvermogen bij parketmedewerkers.
Het parket heeft voor het eerst een jaarverslag ontwikkeld dat expliciet gericht is op het informeren van externe partners en de lokale samenleving. De relatie met de pers wordt onder meer verbeterd door over en weer werkbezoeken te organiseren.
De procureur-generaal in het ressort Leeuwarden heeft de minister van Justitie bij brief van 8 juni 1999 bericht dat uit het voorgaande blijkt dat de punten die verbetering behoefden inmiddels in ruim voldoende mate zijn verbeterd. Daarnaast sprak hij de overtuiging uit dat de nieuwe hoofdofficier in staat is het Groningse parket verder in gunstige zin te verbeteren.
Onze beoordeling van de situatie
Wij delen de conclusie in de eindrapportage van de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal dat de bestuurlijke verhoudingen weer goed zijn, het feitelijke reorganisatietraject een aanvang heeft genomen en ook overigens de situatie is genormaliseerd. Onze beoordeling is gebaseerd op de reeds getroffen en nog voorziene maatregelen als verwoord in het plan van aanpak financiën, de contourennota structuur, organisatie en werkwijze, het implementatieplan, het feit dat de vacatures burgemeester, hoofdofficier van justitie en korpschef inmiddels zijn vervuld alsmede de rapportages van de commissaris van de Koningin en de procureur-generaal.
Het is verheugend te constateren dat het bestuurlijke proces van herstel en verbetering voortvarend ter hand is genomen en de regio de toekomst weer met vertrouwen tegemoet kan zien. Ook de eerste signalen over de verbetering van de financiële positie van het korps stemmen hoopvol.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25840-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.